filmstillgalore B-F

Aan het begin van de coronalockdown van 2020 ben ik begonnen met het elke dag op facebook plaatsen van een filmstill,  vergezeld door een (meestal korte) beschrijving. Om dit projectje een wat minder vluchtige status te geven zet ik ze hier op een rijtje, in alfabetische volgorde, waarbij ik meestal de internationale titel hanteer bij films uit landen met een taal die bij ons wat minder vaak over de lippen komt.

De lijst waaraan ik meermaals refereer vind je op de home page.

De hier geplaatste stills vallen binnen 3 categorieën:

1/ de 10 beste films aller tijden (die zijn genummerd)

2/ de 28 films die ex aequo op nummer 11 staan

3/ een in principe eindeloze lijst van films die in mijn herinnering zijn blijven hangen, films die ik onlangs gezien heb, op tv of netflix of uit mijn eigen collectie, en waarover ik iets te zeggen heb, of wanneer de actualiteit er aanleiding toe geeft.

In de oorspronkelijke reeks ging het om de foto en gaf ik er summiere informatie bij. Toen die "klaar" was ging ik door met "duidingen" (geen recensies) met uitgebreidere teksten van de films die ik recent zag.

 

 

 

 

Het was lang geleden dat ik nog een film van Woody Allen gezien heb. Ik heb er een paar gemist, want de laatste die ik zag was het uit-stekende BLUE JASMINE. Bij Woody Allen weet je wat je krijgt: altijd dezelfde openingscredits (waarbij alleen namen verschillen) op vooroorlogse jazz, altijd slechts anderhalf uur durend, altijd relatie-perikelen overgoten met een bitter-humoristisch sausje, en ze spelen zich af in Manhattan (ik weet het, er zijn op alle genoemde gevallen uitzonderingen). CAFÉ SOCIETY is niet anders. Allens films staan en vallen bij of de deze keer gekozen variatie gelukt is en bij de keuze van de acteurs/trices. In deze film blijft de toon, mede door het veelvuldig gebruik van de voice over, afstandelijk, alsof je met een helikopter over de gebeurtenissen heen vliegt. Jesse Eisenberg speelt precies zoals je van Woody Allens alter ego mag verwachten, maar Kristen Stewart, laat ik het zo formuleren: ik ben geen fan. En ik snap al helemaal niet dat hij haar verkiest boven Blake Lively. De eindscène maakt daarentegen veel goed in al zijn droefheid en teleurstelling over gemiste kansen en de consequenties van keuzes met het hoofd in plaats van met het hart.

In LA CAGE van Pierre Granier-Deferre, speelt Lino Ventura een geslaagd zakenman die bij de scheiding zijn ex Ingrid Thulin een huis heeft gegeven maar het huis nu wil verkopen. Om de zaken te bespreken gaat hij naar haar toe. Thulin heeft echter een val voor hem opgezet en daar zit hij dan, in een kooi in de kelder, verplicht zich naar haar grillen te schikken en haar aan te horen. Hij was en is een egoïstisch zakenman, haar behoefte aan aandacht was tijdens het huwelijk weliswaar verstikkend (de reden dat hij haar verliet), maar grenst nu aan het psychotische. Oké, laten we er geen doekjes om winden, is ronduit psychotisch. Het is een dialoogfilm maar helaas zijn die niet erg bijzonder. Ook filmisch valt er niet erg veel te beleven, want het is in feite verfilmd toneel. Hoewel bijna tien jaar ouder toch iets minder gedateerd dan L’AMI DE VINCENT, de film van hem die ik gisteren zag, maar ik kan een hele serie regisseurs uit die tijd opnoemen die met het gegeven een film hadden afgeleverd die nu nog wel relevant zou zijn. Ferreri, Chabrol en Polanski schieten me zomaar te binnen. Blijft over het prima acteerwerk van Ventura en Thulin. Als ik op 1 juli na een week lang elke dag een Franse film gezien te hebben er nog geen bekomst van heb haal ik UNE FEMME À SA FENÊTRE uit de kast, om een goede Granier-Deferre te zien.

Toen de film uitkwam was iedereen er, zo herinner ik me, lyrisch over. Gisteren was ie op tv dus ik ging er eens goed voor zitten. Ik ben zelf eigenlijk helemaal niet zo onder de indruk van CALL ME BY YOUR NAME. Oké, het is een mooie sfeertekening, Amira Casal is altijd fijn om te zien spelen, Timothy Chalamet is in al zijn kwetsbaarheid werkelijk fenomenaal goed, maar die vader... Dat goed bedoelende gesprek aan het einde van de film, ik werd er een beetje onpasselijk van. En dan hebben we het nog niet eens gehad over wie alles wat er goed moge zijn aan de film ruïneert: Armie Hammer. Chalamet wordt tot over zijn oren verliefd op hem, het hele dorp loopt met hem weg, maar hij is een pedante en extreem irritante vent, dus ik snap het gewoon niet. Ik hoop dat mijn weerzin tegen de mens Hammer, met zijn verkrachtingsfantasieën en kannibalistische neigingen en sadisme, mij niet hindert om de acteur en zijn rol op de juiste waarde te schatten, maar ik kan er met mijn hoofd niet bij. En hij heeft nog wel zo’n leuk vriendinnetje (Esther Garrel, dochter van regisseur Philippe, die ooit nog een langdurige relatie had met zangeres/ actrice/ model Nico). Dat hij haar verlaat voor een jongeman is het probleem niet, dat hij haar verlaat voor een arrogante hufter wel. Verder zit de film vol met citaten, van oa LA PISCINE, VIVE L 'AMOUR en MERCI POUR LE CHOCOLAT.

Niet alleen is Martin Scorsese’s CAPE FEAR uit 1991 een remake van de J. Lee Thompsonfilm uit 1962, Scorsese maakt een in alle opzichten ouderwetse film. Acteerwerk, muziek, enscenering, cameravoering, psychologie, zelfs de special effects doen aan alsof het inderdaad de jaren vijftig/ begin jaren zestig zijn. Toch is de oude versie net wat beter, wat niet wegneemt dat ook deze versie alleszins het bekijken waard is. Misschien is Robert De Niro’s acteren te veel over the top, maar bedenk hoe hij met het gezin meereist naar Cape Fear (de hele rit hangend onder de auto), en luister naar de relihorror die hij uitbraakt: het is nooit de bedoeling geweest er een levensecht personage van te maken. Daartegenover overtuigt de dan achttien-jarige Juliette Lewis in haar doorbraakrol moeiteloos als bakvis, met die maniertjes, besmuikte lachjes en oogopslag. Ze houdt zich moeiteloos staande naast Jessica Lange en Nick Nolte en zelfs naast De Niro. Aardig om de hoofdrolspelers uit het origineel, Robert Mitchum, Gregory Peck en Martin Balsam, ook een rolletje te geven.

De filmstill van vandaag komt uit de eerste Ian McEwan verfilming die ik zag, THE CEMENT GARDEN van Andrew Birkin (broer van Jane), met Charlotte Gainsbourg (dochter van Jane & Serge) en Ned Birkin (zoon van Andrew) uit 1993. Een ware familieonderneming, dus. Door deze film ben ik McEwan, toen nog bekend als Ian Macabre, gaan lezen en fan geworden (en gebleven). Veel van zijn werk is verfilmd, vandaar de komende dagen een klein boeket aan stills. Zie ook ATONEMENT, CHILD IN TIME, THE CHILDREN ACT, THE COMFORT OF STRANGERS, ENDURING LOVE en ON CHESIL BEACH.

Terwijl ik naar CEMETERY OF SPLENDOUR van Apichatpong Weerasethakul zat te kijken dwaalden mijn gedachtes even af, dat gebeurt nu eenmaal als je dit soort films thuis kijkt en niet in een donkere zaal, en dacht ik terug aan die keer dat ik een Thaise film (ETERNITY van Sivaroj Kongsakul) keek met een filmdistributeur die veel Aziatische films uitbracht (misschien nog steeds). “Deze films worden alleen gemaakt voor de internationale markt,” zei hij tegen mij. “Thaise mensen kijken hier zelf niet naar.” Nu zijn bij filmliefhebbers hier Weerasethakul, Pen-ek Ratanaruang en Wisit Sasanatieng bekende namen, maar ik vraag me sindsdien af of ze net zo bekend zijn in Thailand zelf. En deze film? Een oefening in wakend dromen, las ik ergens. Op de bovenste foto: Jen kijkt toch wel een beetje verbaasd als de jonge vrouwen met wie ze zit te lunchen de godinnen blijken te zijn tot wie ze even tevoren in een schrijn nog gebeden heeft. Op de andere foto de lichttherapie voor narcoleptische soldaten.

Ik zag afgelopen week min of meer toevallig twee Franse misdaadfilms uit begin jaren 70, beide met Alain Delon in de hoofdrol: LE CERCLE ROUGE en LES GRANGES BRÛLÉES. Het contrast tussen deze twee films kon niet groter zijn. In de laatste speelt hij een onderzoeksrechter die een moord op het platteland onderzoekt en zich daarbij concentreert op het gezin van matriarch Simone Signoret (waar echte dochter Catherine Allégret en ook Miou-Miou deel van uitmaken). Het is een machtsstrijd tussen deze twee titanen, waarbij het vooral gaat om karakter, sfeer en het menselijk onvermogen. Het plot doet er niet eens toe, de uiteindelijke dader(s) worden er met de haren bijgesleept. De enige overeenkomst met LE CERCLE ROUGE is het trage tempo en, natuurlijk, de stoïcijnse Delon. In de laatste film is hij juist de boef, bijgestaan door Gian Maria Volonté, Yves Montand (Signorets echtgenoot) en op de huid gezeten door Bourvil, in zijn laatste rol. LES GRANGES BRÛLÉES wordt gedragen door een oersterke vrouwenrol, in LE CERCLE ROUGE komt geen vrouw voor, behalve als eye candy. Slechts eentje heeft een (1!) regel tekst, en is daarbij naakt. In LGB wordt constant gepraat, in LCR voornamelijk gezwegen. LGB is losjes gestructureerd, LCR wordt uiterst gedetailleerd en strak verteld. LGB is, vanwege de zwabberige regie van Jean Chapot (hiervoor maakte hij SCHORNSTEIN Nr. 4, de eerste samenwerking tussen Romy Schneider en Michel Piccoli) op zijn best middelmatig, LCR, geregisseerd door meester Jean-Pierre Melville (LE SAMOURAÏ, UN FLIC), is briljant.

Omdat de films van Kelly Reichardt die ik gezien heb zich allemaal in het noordwesten van de VS afspelen, vooral Oregon en nu Montana, nam ik aan dat ze uit die regio komt, maar kijk nou eens: ze komt uit Miami. CERTAIN WOMEN is een drieluik over drie verschillende vrouwen ergens in een dorpje in uitgestrekt, koud, winters Montana, ergens in de buurt van Billings. Zoals altijd bij haar weinig plot en veel sfeer en het landschap als metafoor voor het innerlijk van de personages. Ze weet zelfs alle spanning uit een gijzeling te halen, en dat bedoel ik als compliment. Verbazingwekkend genoeg is het niet het deel met Laura Dern en zelfs niet het deel met Michelle Williams (vaste kracht bij Reichardts films) waarom je de film moet kijken maar nota bene het deel met Kristen Stewart, maar dat komt vooral door haar tegenspeler, de mij onbekende Lily Gladstone. Zij is fenomenaal als de paardenverzorgster die op zoek naar menselijk contact een avondklas binnenloopt waar Kristen Stewart lesgeeft, en een vriendschap met haar opbouwt. Dit deel grijpt je (nou, in elk geval mij), hoewel het ogenschijnlijk maar wat voortkabbelt, bij de strot en laat je niet meer los. In het Michelle Williams deel een prachtig rolletje voor René Auberjonois, verre nazaat van Napoleon en vooral bekend als Odo in Star Trek: Deep Space Nine, in een van zijn laatste rollen. Verder met oa een uitstekende Jared Harris, en James Le Gros.

Ik had CHAPTER 27 klaarliggen om nog eens te kijken op de dag dat John Lennon 42 jaar geleden vermoord was, maar vond het die dag ongepast en keek een docu over Lennons verblijf in de VS, van de activistische jaren die volgden op het uiteenvallen van The Beatles tot aan de moord. CHAPTER 27 gaat over deze moordenaar. Degene die in de film John Lennon speelt heet Mark Chapman, dezelfde naam als de moordenaar, en gebruikt daarom consequent ook zijn middelnaam, dus Mark Lindsay Chapman. Hij had al eens eerder geprobeerd Lennons rol te krijgen in de film JOHN & YOKO: A LOVE STORY, en medeproducente van de film Yoko Ono was onder de indruk van hem, maar toen ze zijn naam hoorde kreeg hij de rol niet. Ze vond het slecht karma. Deze film weigerde ze te gaan zien; Sean Lennon zag hem wel en vond hem verschrikkelijk. In een gezamenlijk manifest riepen Yoko en Paul McCartney op de naam van de moordenaar nooit te noemen, om hem niet beroemd te maken, zoals hij wilde. Ik snap dit standpunt heel goed, maar het weerhield me er niet van ooit de film te hebben gekocht en bekeken, en hem goed te vinden. Nu zie ik er van af en besluit docu’s te kijken die Lennon zelf, zijn leven en zijn werk laten zien. Wat ik er nog van weet: “Het uitgangspunt van regisseur J.P. Schaefer, zelf een fan van The Beatles en van The Catcher In The Rye, was om te onderzoeken hoe het mogelijk was dat iemand die een fan was van The Beatles en The Catcher In The Rye tot zo’n gruwelijke daad kon komen: het vermoorden van een zo groot muzikant, kunstenaar en mens als John Lennon. Met een obsessief acteur als Jared Leto als de verknipte geest die Lennon zou vermoorden komt hij een heel eind. Lindsay Lohan bewijst andermaal dat ze een veel betere actrice is dan waar ze over het algemeen credit voor krijgt.”

Het ligt voor de hand om, nav het overlijden van Richard Roundtree, een SHAFT film in de dvd-la te schuiven, maar ik had CHARLEY-ONE-EYE nog niet gezien, dus viel mijn keuze op deze Engelse western uit 1973 van Don Chaffey. Roundtree speelt een naamloze gedeserteerde soldaat die in de Mexicaanse woestijn een kreupele indiaan (Roy Thinnes) tegenkomt en zij trekken verder samen op om in het barre klimaat te overleven, intussen achtervolgd door een wrede racistische premiejager (Nigel Davenport). De deserteur is een egoïstische nare man die de indiaan vernedert en als een stuk vuil behandelt, de indiaan laat het zich zwijgend welgevallen. Als ze stuiten op een verlaten missiekerkje met een waterput en ze bij een verongelukte reiziger levende kippen en wat wapens vinden besluiten ze daar te blijven. De indiaan vindt troost bij een éénogige kip, het titelpersonage, dus. Wanneer de premiejager hen te pakken krijgt, bindt ook hij de indiaan voor zijn karretje, die er passief in meegaat, totdat de premiejager Charly-One-Eye doodschiet. Pas dan worden de deserteur en de indiaan vrienden en ze besluiten een kippenfarm te beginnen. Maar dan hebben ze geen rekening gehouden met de Mexicanen. CHARLY-ONE-EYE is een vrij metaforische film, bijna een kammerspiel voor twee. De zwarte man is zijn eigen oude cultuur kwijtgeraakt en heeft (als soldaat) deel uitgemaakt van de witte wereld en is daardoor gecorrumpeerd, heeft daarvan het materialisme, het trappen naar beneden en het dedain voor andere culturen overgenomen, terwijl de indiaan altijd buiten de “beschaafde” wereld is blijven staan, verbonden is gebleven met zijn wortels en rituelen, waardoor hij zijn stoïcijnse zelf is kunnen blijven. Dat is althans mijn interpretatie. Een interessante film, voor een groot deel echter kapotgemaakt door het compleet over the top acteren van Roundtree.

LE CHARME DISCRET DE LA BOURGEOISIE van Luis Bunuel uit 1972 staat ex aequo 11 op mijn lijst beste films allertijden. Met oa Fernando Rey, Delphine Seyrig, Stéphane Audran en Bulle Ogier. Een droom in een droom in een droom, deze vileine surrealistische aanval op de gevestigde orde.

CHÈRE LÉA is een charmante kleine komedie over Jonas die na een laatste vrijpartij vroeg in de morgen definitief de deur wordt gewezen door zijn vriendin Léa, een klassiek geschoolde zangeres voor wie hij eerder zijn vrouw heeft verlaten. Hij gaat naar het café tegenover haar appartement en begint aan een liefdesbrief aan haar. Hij negeert de problemen op zijn werk en de berichten van zijn ex, schrijft en ziet buurtbewoners het café binnenkomen, een praatje maken, ruzie maken, weer gaan. De barman is een flegmatische beer met een goed oor en scherp verstand. Ook houdt Jonas de ingang van Léa’s appartement scherp in de gaten. Simpele menselijke observaties waar geen morele kwesties van worden gemaakt. Jonas is een goede man, wordt verschillende keren geopperd, maar hij is, zoals Léa zegt “verliefd op zijn eigen verdriet”. Gewoon een plezierige film om naar te kijken, met leuk spel van Grégory Montel, Anaïs Demoustier (die zelf Schumann zingt), Grégory Gadebois, Léa Drucker (als de ex) en een heerlijke bijrol van Nadège Beausson-Diagne.

De filmstill van vandaag komt uit CHIEDO ASILO van Marco Ferreri uit 1979, de eerste film die ik zag met Roberto Benigni en de enige waarin ik hem niet onuitstaanbaar vond. Maar Ferreri was dan ook een uitstekende regisseur (zelfs Jarmusch wist Benigni niet altijd in de hand te houden). Vooral de eindscène waarin hij in de zee, in het eindeloze oneindige verdwijnt, is voor mij een iconisch beeld geworden en gebleven.

De Ian MacEwan verfilming still van vandaag komt uit THE CHILD IN TIME uit 2017 met Benedict Cumberbatch en Kelly MacDonald, over hoe een man en vrouw omgaan met de plotselinge vermissing van hun kind. IJzersterke acteerprestaties in een non-lineair verteld verhaal dat je niet 's avonds heel laat zonder ondertiteling moet kijken zoals ik (maar het was de enige kans).

THE CHILDREN ACT is de eerste McEwanverfilming die ik zie terwijl ik het boek niet heb gelezen. Emma Thompson is een kinderrechter die door de enorme last dat ze met haar uitspraken in feite voor God moet spelen het leven als mens op een laag pitje heeft gezet. Dit wordt vertegenwoordigd door de door haar verwaarloosde echtgenoot Stanley Tucci. Dat uit zich in alles in de film: kil, efficiënt maar rationeel rechtvaardig en gerechtvaardigd. Dan komt een doodzieke jongen die geen levensreddende bloedtransfusie wil op haar pad en moet ze over zijn leven of dood beslissen. Ze neemt de onorthodoxe beslissing niet alleen in de rechtszaal over hem maar ook in het ziekenhuis met hem te praten. Vanuit het standpunt van de jongen krijgt God een gezicht. Ze neemt de beslissing dat hij moet blijven leven en hij gaat haar stalken (vgl het soortgelijke thema in McEwans ENDURING LOVE),  zij houdt hem echter op afstand, professioneel als ze is. Maar God moet mens worden. McEwan schreef zelf het scenario en dat is maar goed ook. In iemand anders’ handen zou dit gemakkelijk een sentimentele of dweperige draak hebben kunnen worden, nu zijn dergelijke valkuilen vakkundig vermeden. Ik overdrijf niet wanneer ik zeg dat het Emma Thompsons gezicht is waarin de dilemma’s en de Grote Vragen, het innerlijke gevecht, de zoektocht, de balans tussen rechtvaardigheid en compassie, kortom al het menselijke, gestalte krijgt.

De documentaire CHILDREN OF THE MIST (NHỮNG ĐỨA TRẺ TRONG SƯƠNG) speelt zich af in de mistige bergen van het noorden van Vietnam, waar vrij afgelegen de Hmuong leven. Binnen deze extreem arme boerengemeenschap is het de traditie dat tijdens het Lentefeest jongens meisjes ontvoeren en hen dwingen te trouwen. De ouders van de veertienjarige Di waarschuwen haar voor die praktijken maar zij neemt dat niet erg serieus. Regisseur Ha Le Diem volgt Di al een paar jaar en ze heeft Di zien opgroeien van een meisje dat vrolijk en ongeremd met de andere meisjes uit de gemeenschap speelt tot de puber met de grillen die universeel zijn. Haar ouders zijn te druk bezig met rijst oogsten en de varkens voeren en dronken zijn om echt aandacht voor haar te hebben. De moeder is van de ene kant zorgzaam en vol wijze raad, maar kan haar dochter het volgende moment de huid vol schelden en zich beklagen. En als ze dan op het Lentefeest inderdaad aandacht krijgt van een jongen neemt ze het heel laconiek op. Ze had het echter beter serieus kunnen nemen want wat zij als flirt beschouwde loopt uit op een zeer dwingende procedure. Ze vlucht naar school, waar ze steun krijgt van het (Vietnamese) personeel, maar tradities zijn taai en bijzonder moeilijk te ondergraven. En dan wordt het zeer onaangenaam.

Hoewel de film de suggestie wekt dat wat we voor de camera zien pure registratie is, Ha Le Diem werkte alleen en wordt verschillende keren direct bij de ‘actie’ betrokken, kan ik me niet aan de indruk onttrekken dat het minstens gedeeltelijk geënsceneerd is, maar dat gevoel heb ik nu eenmaal altijd bij documentaires. Er schijnt met name bij de vertalingen behoorlijk gemanipuleerd te zijn waarbij de moeder (nare) woorden in de mond gelegd wordt die ze helemaal niet uitspreekt, maar dat kan ik niet controleren want ik spreek geen Hmuong en de enige in mijn omgeving die uit Vietnam komt ook niet (want komt uit het zuiden). Het komt echter overeen met het dubbele gevoel dat ik bij de moeder had, wat ik niet kon plaatsen.

Op nr 4 van mijn lijst met beste films staat LES CHOSES DE LA VIE van Claude Sautet. Hij maakte geloof ik 5 films met het duo Romy Schneider en Michel Piccoli (die trouwens inmiddels 95 is) in de hoofdrollen en dit is er 1 van. Mijn favoriete actrice Romy Schneider speelde in totaal 8 keer tegenover 1 van mijn favoriete acteurs Piccoli dus het was een gouden koppel. In deze film zien we na een adembenemend opgenomen auto-ongeluk een stervende Piccoli liggend in het veld terugkijken op zijn leven. Vreemd, ik moet deze lijst eens herzien, want hoe kan het dat in mijn top 10 Lea Massari (prima actrice, trouwens) 2 x voorkomt, ze speelt in deze film en is ook de verdwijnende vrouw in L’AVVENTURA, en de beste actrice allertijden maar 1 keer?

Op 7 in mijn lijst beste films allertijden staat CHUNGKING EXPRESS van Wong Kar-wai. Het eerste verhaal gaat over een door een vrouw verlaten man die een maand lang blikken ananas met dezelfde uiterste verkoopdatum koopt. Dan zal hij ofwel met haar herenigd zijn, ofwel zal ook de uiterste houdbaarheidsdatum van hun liefde verstreken zijn. Het tweede over een door zijn vriendin verlaten politieagent (Tony Leung) die vaak in snackbar Chungking Express rondhangt, waar serveerster Faye Wong verliefd op hem wordt. Het is vooral Faye Wong, in de eerste plaats uiterst succesvol zangeres, die de film maakt. Ze sprankelt, ze dartelt, ze stuitert over het scherm en is zo aandoenlijk onbeholpen in haar pogingen zijn aandacht te trekken, waarbij ze de gekste stunts uithaalt. Maar vergis je niet, de film druipt ondanks alle energie van de melancholie.

Iedereen die MY QUEEN KARO gezien heeft herinnert zich de toen twaalfjarige Anna Franziska Jäger in de titelrol. Zelf schreef ik toen over haar dat ze zich letterlijk met huid en haar en lijf en leden in haar rol stortte. In CLEO is ze inmiddels zeventien en speelt ze opnieuw de titelrol en die intensiteit van toen heeft ze behouden, maar op een heel andere manier, meer geïnternaliseerd. Cleo voelt zich verloren omdat ze de dood van haar ouders door een auto-ongeluk niet kan verwerken. Ze heeft last van overleversschuld en, ondanks de goede bedoelingen van haar oma (een geweldige Yolande Moreau) die niet alleen intens verdriet heeft over de dood van haar kind maar ook nog eens opeens de zorg krijgt over een recalcitrante puber en haar jonge broertje, vindt alleen in het spelen van Rachmaninoff troost. Dan komt ze in contact met een meer dan tien jaar oudere man, bij wie ze troost vindt. Ze weet niet dat hij de gevluchte chauffeur van de andere auto is en dus verantwoordelijk voor haar ouders’ dood. Hij weet wel wie zij is. In vaak korte scènes die niet helemaal uitgespeeld worden wordt het intense verdriet en het schuldgevoel (ook van de man) invoelbaar gemaakt. Dramatisch en zwaar maar ook heel ingetogen. Anna Franziska Jäger speelt haar rol met veel gevoel en zeer intens, waarbij ze vaak haar grote donkere ogen het werk laat doen, en ze is ook nog een begenadigd pianist want ze speelt de etude van Rachmaninoff zelf. Na afloop moest ik een tijdje recupereren.

CLEOPATRA JONES ademt blaxploitation in elk beeld, elke seconde, elke porie, en subtiliteit komt in het woordenboek van de makers niet voor. Het titelpersonage wordt vertolkt door Tamara Dobson en is een FBI-agent die afrekent met de drugsbende van Mommy (Shelley Winters). In elke scène verschijnt Dobson in een andere outfit, de een nog kleurrijker en extravaganter dan de ander, alsof ze met haar bijna 1.90 en dan nog die enorme afro niet al genoeg zou opvallen. Die eindeloze benen komen tijdens gevechten trouwens goed van pas. De aan de gevolgen van m.s. veel te jong overleden Dobson was in de eerste plaats een fotomodel dus hoewel ze maar een matige actrice was kan présence haar niet worden ontzegd. Voor de acteerprestaties moet je de film trouwens niet kijken, ook Winters is een karikaturaal personage, maar er zit wel een autoachtervolging in die leuk is, en dat zeg ik vrijwel nooit van autoachtervolgingen, die vind ik vrijwel altijd saai en verspilling van materieel. Ja, ja, FRENCH CONNECTION en DRIVE, ik zei toch “vrijwel nooit” en “vrijwel altijd”. Al met al, anderhalf uur prima tongue-in-cheek vermaak. De tweede Cleopatra Jones film is maar half zo goed als de eerste, maar ze staan naast elkaar in mijn kast, dus die zal ik vanavond wel weer eens gaan kijken.

Ik moet terugkomen op wat ik gisteren beweerde, namelijk dat CLEOPATRA JONES AND THE CASINO OF GOLD maar half zo goed zou zijn als de eersteling. Veel verschil is er eigenlijk niet met de voorganger qua actie en humor, en weer moet ze het opnemen tegen een drugkartel onder leiding van een witte vrouw, dit keer de een paar weken geleden overleden Stella Stevens (groene jurk). Natuurlijk verandert de nog steeds boomlange Tamara Dobson als Cleopatra Jones opnieuw per scène van de ene adembenemende outfit in de andere. Wel verliest de film maatschappelijke relevantie doordat hij zich niet afspeelt in een verwaarloosde zwarte wijk in L.A. maar in Hong Kong en, voor de finale, in Macau. De film is dan ook (mede) geproduceerd door Run Run Shaw. Ook krijgt Cleo assistentie van een lokale privédetective (Ni Tien, op de credits hier Tanny genoemd, op de foto in het wit) die gebruik maakt van straatschoffies die ze irregulars noemt (precies, ja) en zelfs met haar armen vastgebonden een hele zwiek bewapende booswichten die haar van alle kanten aanvallen weet uit te schakelen. Opnieuw heerlijk vermaak, dus.

Ik zat naast regisseur Raúl Ruiz toen zijn film IL VIAGGIO CLANDESTINO draaide op het IFFR 1995. Een zeer complexe filosofisch-religieuze surrealistische film die doordat de ondertiteling via een lichtkrant onder het doek niet synchroon liep onbegrijpelijk werd. Ik schaamde me plaatsvervangend terwijl ik schuin naar Ruiz keek, die niets in de gaten had omdat hij de ondertiteling niet kon lezen, of in elk geval niet hoefde te lezen. Later werden zijn films toegankelijker tot zeer toegankelijk met een surrealistisch tintje. Tot de laatste categorie behoort A CLOSED BOOK (aka BLIND REVENGE), waarin de door een ongeluk blind geworden schrijver Tom Conti assistente Daryl Hannah aanneemt om zijn autobiografie te helpen schrijven. Zij heeft echter een geheime agenda en probeert de man zowel fysiek (verplaatsen meubels) als psychologisch te desoriënteren. Omdat tot op het laatst onduidelijk blijft wat haar motieven zijn tast je net als de schrijver volledig in het duister. Redelijk amusant en goed geacteerd maar het talent van Ruiz totaal onwaardig.

In C’MON C’MON van Mike Mills interviewt Johnny (Joaquin Phoenix) voor de radio kinderen over het hele land en vraagt hun naar hun toekomstverwachtingen. Dan krijgt hij een telefoontje van zijn zus uit LA (Gaby Hoffmann) met de vraag om een weekje op haar 9-jarige zoon Jesse (Woody Norman) te passen, omdat ze moet zorgen dat haar ex, die behoorlijk de weg kwijt is, weer op zijn pootjes belandt. Hij stemt toe, maar het duurt allemaal langer dan gepland en Johnny moet weer aan het werk. Er zit niets anders op dan Jesse mee te nemen naar New York. De film maakt duidelijk dat kinderen er een net zo serieus te nemen gevoelsleven op na houden en dat wat hen bezighoudt net zo relevant is als bij volwassenen, en dat je als volwassene niet wegkomt met het verkondigen van ‘blablabla’. Andere volwassenen trappen er in, want ze herkennen de rationalisaties en drogredenen en methodes om zich erachter te verschuilen, passen ze immers zelf toe; kinderen niet, want zij denken vrij en ongeremd en worden niet belemmerd door hokjes. Langzaam leert Johnny hoe te communiceren met zijn neefje. De verbluffend sterke chemie tussen Phoenix en Norman zorgt ervoor dat je tijdens het kijken van de film nergens en nooit het idee hebt dat er geacteerd wordt, dat er een script gevolgd wordt, dat er een camera is, met een hele crew erachter, zo natuurlijk en vanzelfsprekend en logisch ervaar je wat je ziet, met diep inzicht in de kinderziel en hoe er als volwassene mee te communiceren. Briljante film.

Ik schreef eerder over CODE INCONNU van Michael Haneke, ex aequo op nr 11 in mijn lijst met beste films. Deze film dreigde mijn leven even in dat van een ondergrondse revolutionair te veranderen. Na een dag normaliseerde mijn stemming zich. Overwinning of nederlaag? Wie zal het zeggen. Op deze pagina meer over de film. De scène van deze still is het allesbepalende moment in de film.

De eerste van een kleine selectie martial arts films. We beginnen met wat door menigeen beschouwd wordt als een van de hoogtepunten binnen het genre: COME DRINK WITH ME (DA ZUI XIA) van King Hu uit 1966 waarin Gouden Zwaluw (Cheng Pei-pei, foto) het in haar eentje opneemt tegen Jade Faced Tiger en zijn bende en hulp krijgt van Dronken Kat.

Zie ook CROUCHING TIGER HIDDEN DRAGON, HERO, HOUSE OF FLYING DAGGERS en KILL BILL.

 

Zei ik bij de filmstill van THE CEMENT GARDEN dat dat de eerste verfilming van Ian McEwans werk was die ik zag, ik had THE COMFORT OF STRANGERS uit 1990 van Paul Schrader toen al eens gezien, maar wist niet dat het een McEwanverfilming was. Rupert Everett, Natasha Richardson, Christopher Walken en Helen Mirren verwikkeld in ijzig perverse spelletjes vol onderhuidse dreiging in macaber Venetië.

LA COMMARE SECCA kwam in 1962 in Nederland uit onder de titel HET GEBEURDE AAN DE TIBER. Het is het regiedebuut van Bernardo Bertolucci, maar ademt in alles Pier Paolo Pasolini. Niet alleen schreef Pasolini het scenario, ook de voorkeur voor volkse types en keuze voor niet-professionele acteurs verraden zijn invloed. Overigens benadert de film nergens de kwaliteit van een gemiddelde Pasolini. Een prostituee wordt ‘s nachts in een park vermoord en de politie reconstrueert aan de hand van getuigenverklaringen van de mannen die op dat moment in het park waren wat er gebeurde en wie de moordenaar is. Klinkt een beetje als RASHOMON, maar kan niet in de schaduw staan van het Japanse meesterwerk. Soms sleept de film een beetje voort, maar op andere momenten krijg je een mooi inkijkje in het leven van anderen en in de toenmalige moraal en gebruiken.

Toen jazzlegende John Coltrane 13 was gaf zijn moeder hem een saxofoon en de wereld was nooit meer hetzelfde. Zo verklaart de vader aan zijn zoon waarom hij hem Coltrane heeft genoemd. Na zo’n uitspraak kan een film al niet meer stuk. Met als drijvende krachten Idris Elba (hoofdrol en producent) en Lee Daniels (PRECIOUS en THE BUTLER) past deze film in het rijtje recente films waarin mensen die in de marge van de Amerikaanse maatschappij leven er het beste van proberen te maken, zoals THE FLORIDA PROJECT, AMERICAN HONEY, TANGERINE en GOLDIE. Deze keer gaat het om een subcultuur van stadscowboys in Philadelphia, vandaar de titel CONCRETE COWBOY. Geen verzinsel, maar echt. Een aantal bijrollen wordt vervuld door mensen uit deze gemeenschap. De film is opgezet als een jeugdfilm, een paardenfilm voor ruige jongens, maar mijdt sentimentaliteit, daar zijn de personages ook te stug voor, en als hij is afgelopen ziet de wereld er weer een stukje mooier en hoopvoller uit.

LA COURSE DU LIÈVRE À TRAVERS LES CHAMPS is een misdaadfilm uit 1972 van René Clement, waarin Jean-Louis Trintignant van Frankrijk naar Canada vlucht, maar tevergeefs, want degenen die het op hem gemunt hebben staan hem daar alweer op te wachten. Om aan hen te ontkomen rent hij recht in de armen van Robert Ryan en zijn bende, waaronder, behalve wat dommekrachten, Lea Massari en Tisa Farrow (de jongste zus van Mia en Dear Prudence). Daar moet hij al zijn sluwheid inzetten, in eerste instantie slechts om in leven te blijven. De spelletjes die kinderen spelen en de machtsverhoudingen die dan ontstaan werken heel het volwassen leven door, lijkt Clement te willen zeggen. Met andere woorden: volwassenen zijn slechts kinderen in een volgroeid lichaam. Niet voor niets begint de film met een citaat van Lewis Carroll. Dat belooft niet veel goeds voor de kinderen die hij twintig jaar eerder portretteerde in JEUX INTERDITS. De film is indertijd in Nederland uitgebracht onder de titel DRIJFJACHT, en is een melancholisch, fatalistisch en fascinerend steekspel geworden dat elementen in zich draagt van films als KEY LARGO en THE PETRIFIED FOREST. Tenminste, daar moest ik af en toe aan denken. Dacht je altijd, net als ik, dat Emmanuelle Béart gedebuteerd heeft in PREMIERS DÉSIRS, zo’n softfocusadolescentenporno van David Hamilton, let dan aan het begin van de film op en kijk eens goed naar de ogen van dat etende meisje.

In de bloemlezing kleine meisjes met schiettuig (zie ook GHOST DOG, LÉON en TIGER BAY) zien we hier Ana Torrent, de actrice die als 7-jarig kind verbluffend debuteerde in EL ESPIRITU DEL COLMENA en dat drie jaar later gewoon even verbluffend herhaalde in deze film, CRIA CUERVOS uit 1976 van Carlos Saura. Als volwassen vrouw zagen we haar o.a. in VACAS, TESIS, THE OTHER BOLEYN GIRL en de TULSE LUPER SUITCASES films van Peter Greenaway.

Doordat iemand het liedje Porque Te Vas van Jeanette op Facebook plaatste kwam ik op het idee om de film weer eens te kijken. Dat liedje speelt in de film namelijk een prominente rol, en is drie keer te horen. De film speelt zich af in de nadagen van Franco’s dictatuur en we zien alles door de ogen van Ana, een negenjarige wees die met haar zussen bij haar tante woont. Door die grote zwarte expressieve ogen in dat verder onbewogen ronde gezichtje. Ze observeert, ze ziet, ze kijkt toe, ze zwijgt, ze duidt. En ze ziet veel meer dan de anderen, want in haar beleving leven haar ouders nog, vooral haar moeder (Geraldine Chaplin, die indertijd een relatie had met Saura en in tien van zijn films uit die tijd speelde). Het gemis van haar moeder, van haar vanzelfsprekende liefde en warmte, is de rode draad en staat garant voor troostrijke en tegelijkertijd immens droevige scènes. Ook haar obsessie met de dood (zo gelooft ze dat ze de dood naar haar eigen hand kan zetten) draagt bij aan hoe het als kind is om op te groeien in een repressieve dictatuur want, zoals Saura zegt: het leven van een kind is verschrikkelijk. Het is een wanhopige uitroep, porque te vas, waarom ga je weg, maar het levert een intens mooie film op.

Op de onderste foto draait Ana het genoemde liedje op haar pick-up

De cd met de soundtrack van CROSSROADS staat al een eeuwigheid in mijn kast en dankzij Netflix kan ik nu voor het eerst de film zien. Een jonge klassieke gitaarspeler is geobsedeerd door de blues en gaat met een oude man die blueslegende Robert Johnson nog gekend heeft op weg naar het kruispunt waar volgens de mythe Johnson zijn ziel aan de duivel verkocht heeft. De film is maar matig, maar de muziek, voornamelijk van de hand van en gespeeld door Ry Cooder, is geweldig. Het hoogtepunt is wanneer het joch (gespeeld door Ralph ‘Karate Kid’ Macchio) een gitaarduel aangaat met Steve Vai, de man die ik ken van de “impossible guitar parts” bij Zappa. In het duel wordt Vai met zijn virtuoze metalbluesrockspel verslagen door het joch dat Mozart door zijn solo’s weeft. Mozart is onverslaanbaar!

Verder met de kleine serie binnen deze serie: martial arts films. CROUCHING TIGER, HIDDEN DRAGON (WO HU CANG LONG) van Ang Lee leidde in 2000 een revival van het genre in en bracht het meteen op een hoger niveau, in het geval van deze still letterlijk door een gevecht plaats te laten vinden op de toppen van de bomen. Van B-film en simpel amusement tot artistiek hoogstaand. Naast een keur aan hedendaagse sterren als Chow Yun-fat, Bond-girl Michelle Yeoh en rising star Zhang Ziyi speelde COME DRINK WITH ME hoofdrolspeelster Cheng Pei-pei (zie aldaar), nu echter als de slechterik Jade Fox.

De filmstill van vandaag is van de film die gisteren op Netflix in première ging: DA 5 BLOODS van Spike Lee. Komt op het ideale moment, goede timing. 4 Vietnamveteranen keren terug naar Vietnam om hun daar gesneuvelde makker te eren, en vanwege een enorme hoeveelheid goud die ze daar begraven hebben. Een welkome aanvulling vanuit Afro-Amerikaans perspectief, dat is Lee wel toevertrouwd, maar het is meer dan een educatieve film. Het gaat over vaders en zonen, traumaverwerking, botsende karakters en botsende belangen, het gaat over Black Lives Matter. En het gaat over fenomenaal acteerwerk (m.n. Delroy Lindo, op deze still tweede van rechts). Een must see.

De filmstill van vandaag komt uit DANS LA VILLE BLANCHE uit 1983 van Alain Tanner. Ik zag de film in een afgeragde kopie in een afgeragde zaal (Thalia, Rotterdam) maar ondanks dat raakte de film me diep. Dit schreef ik er toen over: "Bruno Ganz is ideaal als rock bottom rakende zeeman gestrand in Lissabon. Weinigen kunnen de existentiële vertwijfeling zo feilloos neerzetten als hij. Hij deserteert, raakt los van de realiteit en verliest zich in het nachtleven van de stad en een amour fou op een kamermeisje. Briefwisseling met zijn vriendin in Zwitserland trekt hem uiteindelijk uit zijn zwarte gat. Behoort tot de topfilms van Tanner."

LA DANSEUSE is een biopic over de danseres Loïe Fuller (Soko), die eind negentiende eeuw en begin twintigste eeuw furore maakte met haar spectaculaire serpentijndans, waarbij ze aan de basis stond van de moderne dans en een grote inspiratiebron werd voor het ontstaan van de art nouveau. Toulouse-Lautrec schilderde de dans, de gebroeders Lumière filmden het. Maar niks daarover in deze film, die zich liever concentreert op haar liefdesleven met een aan ether verslaafde graaf (Gaspard Ulliel), die niet eens echt bestaan heeft! In werkelijkheid had ze dertig jaar een relatie met haar assistent (Mélanie Thierry), die in de film slechts gedienstig haar zaken behartigt. Ook Isadora Duncan, die andere invloedrijke danseres uit die periode, komt nog even voorbij, gespeeld door Lily-Rose Depp (die hoewel wat popperig precies op haar moeder Vanessa Paradis lijkt). De film is saai en erg conventioneel, maar toch absoluut de moeite waard vanwege de fenomenaal in beeld gebrachte dans. En vanwege de bewonderenswaardige en sterke hoofdrol van Soko, die Loïe verbeten, gedreven, snakkend naar erkenning en hunkerend naar liefde neerzet. De fysiek extreem uitdagende dans wilde ze helemaal zelf doen, zonder stand in, zonder technische trucjes. Het schijnt dat ze na elke opnamedag waarin de dans uitgevoerd werd drie dagen moest recupereren, wat mijn stelling bevestigt dat van alle artiesten dansers de grootste masochisten zijn (zie daarvoor ook BLACK SWAN op deze site en mijn opmerking erover in RED SPARROW).

Eigenlijk zou Roman Polanski de novelle Een Dagje Naar Het Strand van Heere Heeresma verfilmen, maar tijdens de opnames werd zijn vrouw Sharon Tate vermoord en de regie overgelaten aan de verder onbekende Simon Hesera. A DAY AT THE BEACH uit 1970 en de Nederlandse verfilming door Theo van Gogh van veertien jaar later waren allebei op het Filmfestival Rotterdam 1994 te zien en vier van de Limburgse aanwezigen, onder wie ik, besloten samen allebei de versies te gaan kijken. Drie van ons, onder wie ik, vonden de Van Gogh versie beter, ondanks die voice over, maar vooral dankzij hoofdrolspeler Cas Enklaar en het gevoel dat Van Gogh dichter bij Heeresma's verhaal bleef. Ikzelf tekende er nog bij aan dat het meisje in de Britse versie (die trouwens in Denemarken opgenomen is) een veel volwaardigere rol toebedeeld krijgt, wat voor een van ons juist een extra reden was om de voorkeur te geven aan de Van Gogh versie. Hoe dan ook, het verhaaltje over de klaploper die op een dag vol stevige regen zijn nichtje (er wordt gesuggereerd dat ze eigenlijk zijn dochter is) meeneemt voor een dagje naar het strand en met de minuut dronkener wordt, is van een immense treurigheid. Let op de gastrolletjes voor Fiona Lewis, Peter Sellers en Jack MacGowran als je hem kijkt op Netflix. Ga vanavond zoeken of de Van Gogh versie er ook op te vinden is.

Er valt heel wat te lachen in Jim Jarmusch’ zombiekomedie THE DEAD DON’T DIE, als je tenminste van zijn kurkdroge humor houdt, en dat doe ik. De leukste vond ik Steve Buscemi met zijn Make America White Again honkbalpet, klagend dat de koffie te zwart is. Of wat dacht je van het bordje No Shoplifting in een winkel? Jarmusch laat een indrukwekkende supercast aantreden met veelal oude bekenden: Bill Murray, Adam Driver, Chloë Sevigny, Tilda Swinton, Tom Waits, Danny Glover, Iggy Pop (die als zombie niet eens make up nodig heeft), RZA, Eszter Balint en natuurlijk partner Sara Driver (foto). Geen moment poogt hij er een horrorfilm van te maken, maar hij gebruikt de zombies als metafoor voor het consumentisme en koppelt er de vernietiging van de aarde aan vast. Duidelijk is dat hij de hoop dat we het tij nog kunnen keren heeft laten varen. Het komt niet meer goed. Wat bij ONLY LOVERS LEFT ALIVE lukte, het vampier-thema tot een existentieel drama sublimeren, lukt hier echter niet. Het is nogal gemakzuchtig, ongeïnspireerd en erg meta. De minste Jarmusch in zijn verder nogal indrukwekkende oeuvre.

In DÉFENSE DE SAVOIR krijgt pro deo advocaat Jean-Louis Trintignant een moordzaak op zijn bord die steeds harder gaat stinken en het lijkt allemaal te wijzen naar een politicus die vlak voor de verkiezingen de zaak in de doofpot tracht te stoppen. Een kolfje naar de hand van JLT, met een voorname en uitstekende cast van bijrollen (waarbij vooral Juliet Berto en Bernadette Lafont positief opvallen; de overacterende Charles Denner echter op een negatieve manier), waarin met name de dan 10-jarige Marie Trintignant excelleert met haar gemakkelijke en naturelle spel, maar dat ze tegenover haar vader acteert en onder regie staat van haar moeder Nadine Trintignant zal daar zeker een bijdrage aan leveren. Het is sowieso een familie-aangelegenheid van de regisseur, want onder de bijrollen zie ik verschillende Marquands staan, Nadine Trintignants meisjesnaam, en ze schreef het script samen met haar toekomstige echtgenoot Alain Corneau (van wie ik gisteren LE MÔME plaatste). Misschien niet meer dan een doorsnee politieke thriller, zoals ze indertijd in Frankrijk aan de lopende band werden gemaakt, maar wel een vakkundige en een plezier om naar te kijken, en de interactie tussen vader en dochter (maar niet in de film) maakt er echt iets bijzonders van. Binnenkort verschijnt er een docu van Nadine over Marie en de brute moord op haar.

Francis Coppola (dat 'Ford' kwam pas later) assisteerde Roger Corman in 1963 bij een film die op locatie in Ierland werd opgenomen, en kreeg van hem de gelegenheid van deze locatie en van enkele spelers (William Campbell, Luana Anders, Patrick Magee) gebruik te maken om er zelf een film te maken, zijn speelfilmdebuut. Dat werd de horrorfilm DEMENTIA 13 die gaat over een gezin in een landhuis dat gebukt gaat onder de verdrinkingsdood van de dochter, zes jaar eerder, en een moordenaar met een bijl die er rondstruint. Kennelijk had Coppola PSYCHO gezien want ook hij laat de blonde hoofdrolspeelster halverwege de film vermoord worden. DEMENTIA 13 is een volstrekt ondermaatse film, van een man die een jaar of tien later briljante films als THE CONVERSATION, APOCALYPSE NOW en THE GODFATHER trilogie zou maken. Dat is aan deze film echter nauwelijks af te lezen. Vooral het script is warrig, terwijl de voornaamste spelers best redelijk spel laten zien en soms bij de positionering van de camera, scène opbouw en montage al een glimp van Coppola's kwaliteiten zichtbaar is.

In de Hammer horror uit 1972 DEMONS OF THE NIGHT is een negentiende-eeuwse graaf ervan overtuigd dat via zijn vrouw, die zelfmoord pleegde, slecht bloed in zijn kinderen is gekomen. Daarom houdt hij de twee adolescenten, zus en broer, apart en gedrogeerd in een kamer gevangen en laat een alternatief genezer komen om hen te genezen. Maar het meisje is al eens gevlucht en heeft toen in het bos een idyllische tijd met een student medicijnen beleefd. Deze student is ervan overtuigd dat het de vader is met het slechte bloed en wil het meisje bevrijden. Een behoorlijk warrig verteld verhaal, ook omdat regisseur Peter Sykes de film, met de cinema van het Europese vasteland als voorbeeld, een artsy benadering geeft. Een behoorlijk deel van de cast speelde een jaar eerder al samen in A CLOCKWORK ORANGE.

DERNIER DOMICILE CONNU is zo’n typische ambachtelijke Franse policier. De doorgewinterde politierechercheur Lino Ventura is op een zijspoor gezet en krijgt de opdracht een belangrijke getuige tegen een gevaarlijke crimineel te gaan zoeken. Hij heeft een paar dagen maar de man is al vijf jaar spoorloos. Samen met beginnelinge Marlène Jobert gaat hij op zoek, maar handlangers van de crimineel willen de getuige ook vinden en volgen hen, die stukje bij beetje, als bij een speurtocht, dichterbij komen. Niet alleen goed om de vieze nasmaak van THE GRAY MAN (die ik hiervoor zag, zie aldaar) mee weg te spoelen, maar gewoon goed. Kabbelt een beetje voort, met een enkele geweldsuitbarsting, en Ventura blijkt onder zijn onverstoor-bare uitstraling wel degelijk een warm hart te hebben en vormt een prettig team met Jobert, die niet alleen een schattig koppie heeft met al die sproeten maar met haar open en naïeve insteek vooral een substantiële bijdrage levert aan het uiteindelijk vinden van de man. Het einde is dan weer wel erg cynisch, zoals een Europese film uit de jaren 70 betaamt.

De Iraanse film DESERTED STATION (ISTGAH-E MATROUK) uit 2003 van Ali-Reza Raissian behoorde in het jaar dat hij op het IFFR vertoond werd tot mijn topfilms, maar kreeg nooit een Nederlandse distributie. De film is een variant op DE WIND ZAL ONS MEENEMEN, en niet toevallig eveneens geschreven door Abbas Kiarostami. Man en vrouw krijgen autopech in het midden van de woestijn. In een dorp, helemaal uit zand opgebouwd, vragen ze hulp. Die krijgen ze van de onderwijzer, maar dan moet zij de kinderen les gaan geven. De emancipatie is voltooid, man en vrouw spelen een gelijkwaardige rol. Levendige en grappige komedie, met naar het einde toe melancholieke trekjes. Er kwam zelfs een smeekbede van mij naar de filmdistributeurs in het LFC boekje [based upon] uit 2003: "Inmiddels is het een maand geleden dat ik de film zag en ik bedenk dat dit voor mij DE film van het Festival was, die ik meteen terug zou willen zien. Wie koopt hem aan?"

Vorige maand overleed Monica Vitti. Ik ken haar voornamelijk van de films van Michelangelo Antonioni, wiens muze en minnares ze was van eind jaren vijftig tot halverwege de jaren zestig. Hun samen-werking L’AVVENTURA staat in mijn top 10 van beste films aller tijden. Een affiche van Antonioni’s LA NOTTE met haar en Marcello Mastroianni’s afbeelding hangt op mijn slaapkamerdeur. Ik kwam er nu pas toe om een film met haar te kijken. Het werd IL DESERTO ROSSO, Antonioni’s eerste kleurenfilm. En niet zo maar kleur. Om de geestestoestand van Giuliana (Vitti) te visualiseren manipuleerde hij alle kleuren door de hele film heen (behalve in n.b. de sprookjes-scène). Na een ongeluk raakt Giuliana namelijk vervreemd van de wereld en ontheemd. De film speelt zich af in een zwaar vervuild industrieel landschap bij de zeehaven van Ravenna, wat tevens bijdraagt aan de welhaast apocalyptische sfeer. Ze zegt op een gegeven moment dat “er iets vreselijks aan de hand is met de werkelijkheid maar dat niemand haar wil vertellen wat”. Maar niemand heeft in de gaten wat, iedereen gelooft in het vooruitgangsdenken en gaat door met leven alsof er niets aan de hand is. Alleen de labiele vrouw voelt het. Nu, zestig jaar later, voelen we het allemaal.

Met DEVIL GIRL FROM MARS uit 1954 wilden de Britten blijkbaar meeliften op de Hollywood sci-fi B-film rage die op dat moment woedde, maar de film neemt zichzelf veel te serieus en heeft daarvoor te weinig te bieden. Een vliegende schotel landt bij een herberg in de Schotse hooglanden en eruit stapt een vrouw op zoek naar een man, omdat de mannen op Mars slap en verwijfd zijn geworden en niet meer voor nageslacht kunnen zorgen. Ze had in Londen willen landen maar was de weg kwijt geraakt. Nu ik dat opschrijf klinkt dat erg grappig, maar dat is juist de makke van de film: het is serieus. Ook dat de herbergier bij iedere stresssituatie voorstelt om ‘a nice cuppa tea’ te zetten is niet ironisch bedoeld. En dat de robot die de Marsvrouw bij zich heeft eruitziet als een bovenmaatse afstandsbediening op benen draagt ook niet bij aan het bedoelde serieuze karakter van de film. Dat het lijkt alsof de film verfilmd toneel is haalt verder elke spanning eruit. De cast is trouwens in orde, met redelijk bekende acteurs als John Laurie en Adrienne Corri, en de show wordt gestolen door Patricia Laffan in de titelrol, statuesk, als een Romulaanse SM meesteres met een eigenaardige maar dwingende dictie. Maar als je het gevoel krijgt dat een film van 77 minuten zich een beetje voortsleept en te lang duurt, heeft men niet bepaald een geslaagd product afgeleverd.

Naast het aanbod Studio Canal films boert Netflix ook heel goed met oude Britse horror, en niet alleen uit de Hammer studio’s. THE DEVIL’S MEN aka LAND OF THE MINOTAUR uit 1976 is er zo eentje. Het is altijd even wennen, Donald Pleasance aan de goede kant te zien, hier als priester op Kreta die een eeuwenoude duivelscultus op het spoor is die onder leiding staat van Peter Cushing, die je met zijn uitgemergelde maar tegelijkertijd nobele gestalte meteen gelooft als aanbidder van het Kwaad, hier in de vorm van een Minotaurusbeeld dat vuur spuwt uit zijn neusgaten en aan wie jonge mensen in koppels geofferd moeten worden. Het opmerkelijkste aan de film is het geluid. Niet alleen de elektronische soundtrack van Eno, er is tijdens de film helemaal geen natuurlijk geluid te horen. Alles, van paardenhoeven tot auto’s en vogelgezang, zelfs de stemmen, lijkt eerst door Eno’s apparatuur te zijn gegaan en behoorlijk bewerkt te zijn. Zelfs het liedje tijdens de aftiteling (niet van Eno) krijgt een bewerking als Help Me, Ronda van The Beach Boys op de lp Today! (dus niet de singleversie Help Me, Rhonda (!) van de lp Summer Days (And Summer Nights!!)): tijdens het liedje blijven uit en in faden. Verder is er geen moeite gedaan om er een interessante film van te maken.

Na een ongeluk ontwaakt een man uit een coma, maar hij herkent zijn vrouw niet. Weer thuis om aan te sterken houden zij, de arts en huis-vriend, en de bediende hem geïsoleerd. De man krijgt al snel het gevoel dat er iets niet klopt. DIABOLIQUEMENT VÔTRE uit 1967 is de laatste film van Julien Duvivier, die eerder de klassieker PÉPÉ LE MOKO maakte, en is, hoewel het materiaal prima geschikt is voor een intrigerende film, verbijsterend oninteressant. Neem bijvoorbeeld de plek waar de bandrecorder gevonden wordt, dat is Bassie en Adriaan niveau. Daar kan zelfs de op zich best wel prettige aanwezigheid van Alain Delon en Senta Berger niet tegenop.

Deze maand is het dertig jaar geleden dat in Rwanda de genocide plaatsvond. De wereld keek toe hoe de extremisten de macht overnamen en in drie maanden tijd bijna een miljoen landgenoten vermoordden. Erger nog, de westerse landen steunden de extremisten, met name Frankrijk. Over deze elk voorstellingsvermogen tartende hel op aarde zijn een heel aantal films gemaakt en ik heb er een heel aantal van gezien, en ze zijn, inhoudelijk gezien, stuk voor stuk vrijwel ondraaglijk om naar te kijken. Niet dat het geen goede films zijn, vaak zelfs heel erg goede. UN DIMANCHE À KIGALI (2006) is gebaseerd op de semi-autobiografische roman Un Dimanche à la Piscine à Kigali van de Canadese journalist Gil Courtemache en gaat over Bernard Valcourt (Luc Picard), die in Rwanda een documentaire aan het maken is over AIDS wanneer hij verliefd wordt op de serveerster Gentille (Fatou N’Diaye) terwijl tegelijkertijd de spanningen in het land in snel tempo enorm oplopen. Liet ik me indertijd (zelf een witte man verliefd op een vrouw van Rwandese komaf) kennelijk nogal meeslepen door het verhaal en vond ik het een goede film, deze keer houd ik er een heel ander gevoel aan over. Alles wordt in deze film gezien door de ogen van de witte man en zijn schuldgevoel, waarbij de genocide ingezet wordt als sta-in-de-weg voor het prille liefdespaar, als een te nemen hindernis. Wil je deze maand de genocide in Rwanda herdenken met een film, kies dan voor LE JOUR OÙ DIEU EST PARTI EN VOYAGE (zia aldaar, en zie ook bij HOTEL RWANDA).

In DIRTY GOD van de Nederlandse Sacha Polak zijn de brandwond-littekens van Jade genoeg. Die vertellen het echte drama achter deze onderkoelde film. Er gebeurt heel veel maar het wordt zo afstandelijk geregistreerd dat je het nauwelijks in de gaten hebt. Ze is door haar vriend met zoutzuur verminkt aan gezicht, borst en armen en we volgen haar vanaf het moment dat ze het ziekenhuis verlaat en ze haar leven weer oppakt, met haar dochtertje, met haar moeder, met haar vrienden, nieuwe dingen uitproberend. Het is een grauw en treurig leven daar in het Engelse arbeidersmilieu, maar op de een of andere manier, zich er stug doorheen slaand, vindt ze (of hervindt ze) haar eigenwaarde. Ze komt langzaam tot het besef dat ze is zoals ze is met een gezicht dat eruitziet als een fuckin’ dog’s dinner, zoals ze zelf opmerkt, en dat ze op die basis haar verdere leven zal opbouwen. Niks geen triomfantelijke openbaring, dit is geen Amerikaans melodrama, maar nuchter constaterend. Een prachtrol van de debuterende Vicky Knight, die ingetogen en naturel speelt en het klaarspeelt dat je door de (echte, niet geschminkte) verminking heen kijkt en de echte persoon ziet.

Na The Shining schreef Stephen King het vervolg Doctor Sleep, dat ging over de inmiddels volwassen Danny Torrance, het kind. Nu is ook dit vervolg verfilmd, met Ewan McGregor in de hoofdrol. De gebeurtenissen in het hotel en het bezitten van the shining (de term is ontleend aan Lennons Instant Karma) is hem niet in de kouwe kleren gaan zitten en hij leeft een marginaal leven vol alcohol. Maar dan neemt een jong meisje telepathisch contact met hem op. Zij bezit dezelfde gave en wordt belaagd door een soort vampieren die niet van het bloed van mensen leven maar van hun stoom (levenskracht), waar zij heel veel van heeft. Samen gaan ze de strijd aan. DOCTOR SLEEP is meer een superheldenfilm in de traditie van X MEN geworden dan horror en mist gelaagdheid en filosofische dan wel psychologische verdieping, maar is leuk om naar te kijken zolang het duurt. Want de film ziet er goed uit en er wordt behoorlijk geacteerd. Vooral Kyliegh Curran als het jonge meisje, maar dan wel, ironisch genoeg, vooral als ze “gewoon” is.

Ik kom niet uit een literatuur minnende familie maar in mijn herinnering stond bij iedereen tussen de weinig andere boeken Doctor Zhivago van Boris Pasternak. Ik kan me vergissen maar dat is wat ik me herinner. Wat ik me ook herinner is dat al mijn tantes verliefd waren op Omar Sharif. Zijn naam kende ik eerder dan die van John Wayne of James Stewart, maar samen met die van Hitchcock, Ingrid Bergman en Grace Kelly kende ik hen voordat ik ook maar 1 film van hen gezien had. In mijn herinnering heb ik als kind DOCTOR ZHIVAGO van David Lean gezien, maar dat is een heel andere film dan die ik nu uit de dvd-la haal. Met een intiem meesterwerk als BRIEF ENCOUNTER, een van de mooiste films ooit gemaakt, op zijn conto legde regisseur David Lean zich erna toe op films van epische proporties, zoals LAWRENCE OF ARABIA, THE BRIDGE ON THE RIVER KWAI en dus DOCTOR ZHIVAGO. De laatste begint tijdens de nadagen van de Tsaar en eindigt tijdens het Stalin-tijdperk en beziet de historische gebeurtenissen door de ogen van dichter en arts Yuri Zhivago (Omar Sharif), getrouwd met Tonya (Geraldine Chaplin) maar verliefd op Lara (Julie Christie). Dat het anticommunisme ervan af druipt moge hem vergeven worden, de film is gemaakt tijdens het hoogtepunt van de Koude Oorlog. De (sneeuw)landschappen zijn majestueus en fenomenaal in beeld gebracht, maar ook de bevroren en besneeuwde interieurs van het familiehuis dat ze later betrekken zijn een lust om naar te kijken. Het verhaal is boeiend en een hele reeks aan topacteurs doet mee, onder wie Alec Guinness (die het verhaal vertelt), Rod Steiger en Tom Courtenay. Ondanks alles wordt de film nergens meeslepend, beroert het nooit het hart. Het kleine, persoonlijke, intieme verhaal waar het eigenlijk om draait, blijft een illustratie van het grote geheel, de geschiedenis, de totale uitgestrektheid. Eigenlijk vind ik Zhivago een eikel en ondanks Julie Christies onweerstaanbare schoonheid en blauwe ogen gaat mijn hart uit naar Geraldine Chaplin, die gelaten vanaf de zijlijn toekijkt.

Toen ik begon te kijken wist ik niet dat DON’T LOOK UP een satire was. Ik ergerde me dus enorm toen ze het eerste gesprek met de president hadden. Zo zou zelfs Trump niet reageren, dacht ik nog. Daarna viel snel het kwartje maar ik kon maar niet wennen aan de toon van de film. Van de ene kant serieus en handelend over ernstige zaken, van de andere kant het volkomen over the top reageren (of juist niet) van media, journalistiek, politiek, bedrijfsleven, bevolking. Narcisten als Trump, Bezos, Jobs, Fox News en iedereen die beweert dat wetenschap ook maar een mening is, worden totaal voor schut gezet. Echt geslaagd vond ik deze dualiteit niet. Tot na anderhalf uur. Ja, ik moest anderhalf uur wachten om in het laatste uur een goede film te zien, maar ik denk dat als ik van tevoren had geweten dat het een satire was ik er vanaf het begin heel anders had tegenaan gekeken en ook het eerste deel heel anders gewaardeerd had. De eindscène met de gezamenlijke maaltijd is mooi en ontroert, de eindscène op de andere planeet is hilarisch maar voorspelbaar, het toetje na de eindcredits is erg grappig.

Ernest R Dickerson is een cameraman die veel met Spike Lee samenwerkt. Als regisseur maakt hij in 2016 DOUBLE PLAY, gebaseerd op het boek Dubbelspel van de Curaçaose schrijver Frank Martinus Arion. De film gaat over de arts Ostrik (Colin Salmon), die als volwassene terugkeert naar Curaçao en zich over het eiland laat rijden door taxichauffeur Coco (Louis Gossett jr., een paar weken geleden overleden), intussen herinneringen ophalend aan zijn jeugd, met name dat ene cruciale jaar waarin zijn vader met drie andere mannen een fataal spel domino speelt. Zijn vader (Alexander Karim) is een taxichauffeur voor wie het leven een spelletje is en die er volop van geniet. Hij is bij iedereen geliefd, hoewel hij weinig verantwoordelijkheidsgevoel kent en zijn verdiende geld liever opmaakt aan hoeren dan om schoenen te kopen voor Ostrik, die nodig zijn om naar school te kunnen gaan. Toch blijft zijn moeder (een prima Saycon Sengbloh, die de moeder speelt in de Afro-Amerikaanse remake van de tv-serie The Wonder Years), die alles opoffert om haar zoon een goed leven te geven, van hem houden. Hoewel de film zonnig en kleurrijk is en de levenslustige opgewekte vader centraal staat, hangt er een voortdurende dreigende donkere wolk boven, van armoede en ontrouw en lust en verraad. De scènes in het heden, waar hij zijn dementerende moeder bezoekt die door zijn zus verzorgd wordt, zijn ontroerend. De film kabbelt vaak wat voort, waardoor je de aandacht er niet altijd bij kunt houden, maar dat benadrukt tegelijk de lome sfeer op het eiland. Dat staat weer in contrast met de spanning tijdens het dominospel, die verhoogd wordt doordat twee van hen een stiekeme relatie hebben met de vrouwen van de andere twee. Naast genoemden speelt ook Isaach de Bankolé mee, en Melanie Liburd als “de mooiste vrouw van het eiland”.

In de Hammer horror uit 1971 DR. JEKYLL AND SISTER HYDE probeert dr. Jekyll een vaccin te ontwikkelen dat de meeste ziektes zal genezen, maar een professor zegt dat het zo lang gaat duren dat hij het uiteindelijke resultaat niet meer zal meemaken. Daarom begint de dokter ziekte van een andere kant te benaderen: hij wil het immuun-systeem versterken. Daartoe ontwikkelt hij een elixer, maar daar zijn vrouwelijke hormonen voor nodig. En daar zijn verse lijken van jonge vrouwen voor nodig. De dokter probeert het uit op zichzelf en... verandert in een vrouw. Een mooie verleidelijke doch moorddadige vrouw, die hij Sister Hyde noemt. Dat het bovenbuurmeisje verliefd is op Dr. Jekyll en haar broer op Sister Hyde compliceert de zaken aanzienlijk. Behalve aan het oorspronkelijke Stevenson verhaal refereert de film sterk aan het verhaal van Jack the Ripper, bijvoorbeeld door het ook te laten plaatsvinden in Whitechapel. Op het laatst wordt inderdaad gesuggereerd dat Dr. Jekyll/ Sister Hyde in werkelijkheid Jack the Ripper was.

DRAMMA DELLA GELOSIA van Ettore Scola is veel films in één: een zedenkomedie, een politiek statement, een tragisch melodrama en een Brechtiaans leerstuk uit een tijd dat je nog ongegeneerd commu-nistisch kon zijn. Marcello Mastroianni is metselaar en verliefd op bloemenverkoopster Monica Vitti, voor wie hij zijn vrouw verlaat. De pizzabakker Giancarlo Giannini is zijn politiek strijdmakker en er ontstaat een driehoeksrelatie, maar Mastroianni is van de oude stempel en jaloers, Giannini is een losbol en Vitti kan niet kiezen. De film is Italiaans druk en chaotisch, op momenten surrealistisch (zoals een romantische picknick op een vuilnisbelt), en doorbreekt voort-durend de vierde wand, alsof ze getuigen zijn in een rechtszaak, maar daaronder speelt zich een ware tragedie af. En de film heeft deze droomcast, want zeg nou zelf: hoe kun je NIET op hen verliefd worden?

Je zou kunnen zeggen dat de film DRESSED TO KILL (1980) de boodschap uitdraagt dat als transgender mensen geen hulp geboden wordt, die ze hard nodig hebben voor hun positie en transitie, het helemaal ontspoort. Hoewel regisseur Brian De Palma op momenten juist probeert de transfobe afkeer van de publieke opinie van kritische kanttekeningen te voorzien, nuances aanbrengt en een progressieve visie uitdraagt (zoals in de tv-uitzending en op het laatst, in de diner) gebruikt hij de transgender ook als sensationele gimmick. Hij buit verder zijn obsessie voor Hitchcock, voyeurisme en psycho-analyse maximaal uit in deze goed gemaakte, spannende thriller. De film werd destijds goed ontvangen en goed gewaardeerd, kan ik me herinneren, hoewel De Palma toen ook verweten werd wat al te opzichtig van Hitchcock gejat te hebben, maar dat werd door anderen aangezien voor hommages aan met name VERTIGO en PSYCHO. Er wordt uitstekend geacteerd door Michael Caine en Nancy Allen en adembenemend goed door Angie Dickinson. (Saillant detail: Dickinson beweerde bij uitbreng dat zij het zelf was in de naaktscène onder de douche in het begin; later bleek het een twintig jaar jongere body double te zijn geweest.) Alleen de indertijd onontkoombare Dennis Franz schmiert dat het een lieve lust is. Hoe dan ook, als puntje bij paaltje komt is het gewoon exploitatie, een freakshow in een glanzend jasje. Of kijk ik nu te zeer met hedendaagse ogen?

Op de home page staat een lijstje met wat ik als de beste films beschouw. Dagelijks plaats ik een still van een van die films op facebook. De keuze van vandaag staat ex aequo op 11: DUCK SOUP met The Four Marx Brothers (Zeppo ontbreekt op deze foto). Hoewel mijn favoriete grappen zitten in THE COCOANUTS (why a duck?) is dit toch wat mij betreft de beste en leukste als film. En Rufus T Firefly als president is nog altijd capabeler dan zo'n kneus als Trump.

Susan Sontag was niet alleen een schrijver van fictie en vooral non-fictie en het intellectuele linkse geweten van de Verenigde Staten, ze heeft ook films gemaakt. DUETT FÖR KANNIBALER uit 1969 was haar debuut, gemaakt toen ze een tijdje in Zweden verbleef. De Duitse linkse intellectueel Bauer (Lars Ekborg, die vaker in Ingmar Bergmans films te zien was ) is naar Zweden gevlucht en neemt de jongeman Tomas (Gösta Ekman, ook Bergman) in dienst om zijn geschriften te ordenen, maar ook om te passen op zijn Italiaanse vrouw Francesca (Adriana Asti, bekend van oa Bunuel, Visconti, de moeder in LA MEGLIO GIOVENTÙ). Er ontvouwt zich een bizar psychologisch spel tussen de paranoïde Bauer, de onvoorspelbare en verleidelijke Francesca en de kleurloze Tomas, waar op een gegeven moment ook zijn vriendin Ingrid (Agneta Ekmanner) bij betrokken wordt. Hoewel de film fascineert blijft me tot op het einde toe onduidelijk wat Sontag met de film wil vertellen, want dat ze er iets mee wil vertellen is duidelijk, maar wat, dat blijft voor mij in nevelen gehuld.

Toen ik een jaar of twintig was las ik met veel enthousiasme Duin, de science fiction boeken van Frank Herbert, in 1 ruk uit, hoewel ik nooit ben toegekomen aan het laatste deel (dat nog niet uit was toen ik de eerste vijf las), laat staan de twee boeken die zijn zoon na zijn dood heeft geschreven om de reeks af te sluiten. Blijkbaar was mijn interesse voor het genre opeens verdwenen. In die tijd kwam ook de verfilming van boek 1 door David Lynch, maar dat was voorzichtig uitgedrukt niet bepaald een succes, dus vervolgen bleven uit. Al eerder waren Alejandro Jodorowsky’s pogingen de boeken te verfilmen gestrand. En toen kwam Denis Villeneuve, een man die bewezen heeft om te kunnen gaan met het genre, gezien ARRIVAL en BLADE RUNNER 2049, en dat bewijst hij ook met deze DUNE. Het is visueel verbluffend zonder protserig te worden of ermee te koop te lopen, Villeneuve laat zich evenmin opjagen en neemt de tijd, durft het zelfs aan om het tempo eruit te halen en contemplatieve momenten in te lassen. Verder is de cast uitstekend en is er de Oscar winnende score van Hans Zimmer. En wat Lynch niet lukte, gaat Villeneuve wel doen: later dit jaar komt deel 2 in de bioscoop. Hoewel behalve in het sounddesign vrijwel alle verwijzingen naar de Arabische en Berberse cultuur bij de Fremen verwijderd zijn en hij voor hun personages geen acteurs met Noord-Afrikaanse wortels heeft genomen maar witte en Afro-Amerikaanse, blijft het uiteindelijk toch het verhaal over de witte man die het primitieve volk komt redden en trapt ook Villeneuve in de val van het oriëntalisme. Misschien ben ik indertijd juist daarom wel afgehaakt.

Op de foto vlnr Rebecca Ferguson, Zendaya, Javier Bardem en Timothée Chalamet.

Bij de meeste filmmakers is hun laatste film toeval. Ze gaan dood of ze krijgen de volgende film niet meer gefinancierd. Een enkeling weet dat hij/ zij niet meer lang te leven heeft en maakt bewust de laatste film, als een soort testament. OFFRET van Andrej Tarkovski en THE DEAD van John Huston zijn daar voorbeelden van. Er zijn ook regisseurs die vinden dat hun oeuvre compleet is en aankondigen te stoppen. Quentin Tarantino bijvoorbeeld. Ook Theo Angelopoulos had aangekondigd dat de trilogie over het Griekenland van de 20e eeuw zijn laatste films zouden zijn. Hij stierf  voordat hij de trilogie voltooid had en daarom is zijn beoogde één na laatste film zijn laatste geworden. THE DUST OF TIME kent twee lagen: de omzwervingen van Eleni (uit THE WEEPING MEADOW) vanaf de dood van Stalin tot in het heden, die gaat van Kazachstan en Oezbekistan, via Oostenrijk naar de Verenigde Staten. Het heden speelt in Italië en Duitsland. De tweede laag gaat over haar zoon die hier een film over aan het maken is. Ondanks de grote namen die meespelen (Willem Dafoe, Michel Piccoli, Bruno Ganz en Irène Jacob) kan de film niet tot de hoogtepunten uit Angelopoulos’ oeuvre gerekend worden. De magie ontbreekt. Het is alsof hij geprobeerd heeft een conventionele film te maken en dat vloekt met zijn poëtische stijl. Misschien dat de film in context met het derde deel  op een hoger niveau zou zijn getild maar dat zullen we helaas nooit weten.

James Dean is een legende. Ik snap eigenlijk niet waarom. Misschien had hij inderdaad kunnen uitgroeien tot een gigant zoals generatie-genoten Marlon Brando en Montgomery Clift maar de drie films die hij gemaakt heeft overtuigen me er niet van dat hij die status verdient. Van zijn debuut in EAST OF EDEN herinner ik me vooral dat hij zelfs wanneer hij rent de handen in zijn broekzak houdt. Regisseur Elia Kazan noemde hem in zijn autobiografie een narcist. EAST OF EDEN is voor mij vooral de film van Julie Harris, die met haar zachtaardige en fijnzinnige acteerwerk precies dat doet wat ze, alweer volgens Kazan, op de set met Dean doet: hem opvangen en onder controle houden, geduldig en uit de goedheid van haar hart. Deans acteerprestaties zijn in deze film vooral te danken aan Julie Harris.

In het begin van Michelangelo Antonioni’s L’ECLISSE verlaat Monica Vitti haar vriend. Met haar ziel onder de arm loopt ze door Rome en heeft allerlei ontmoetingen, onder wie met beurshandelaar Alain Delon. Ze voelt zich aangetrokken tot hem en probeert er iets van te maken maar hun levens lopen te ver uiteen. Zij beweegt zich in een intellectueel milieu, terwijl hij het haastige lege leven van de moderne consumptiemaatschappij vertegenwoordigt. Op een gegeven moment zitten ze in het gras. Hij kijkt om zich heen en zegt: “Het voelt alsof ik in een vreemd land ben.” Zij antwoordt: “Grappig. Zo voel ik me altijd als ik bij jou ben.” Later beloven ze elkaar de dag erna te zien, en de dag daarna en de dag daarna, maar zie je aan haar gezicht als ze weggaat en de trap afloopt dat ze elkaar nooit meer zullen zien. In mijn verhaal De Smaak van haar Bloed uit 1995 schrijf ik dat in elke film van Antonioni minstens één scène zit die tot de mooiste uit de filmgeschiedenis hoort. Bij L’ECLISSE zit die helemaal achteraan, na de hierboven beschreven scène. We zien een serie shots van locaties en toevallige passanten die we eerder in de film gezien hebben, maar nu zonder Monica Vitti. Zelden hebben beelden zoveel verlatenheid uitgestraald.

EDIPO RE van Pier Paolo Pasolini staat ex aequo op 11 in mijn lijst met beste films. Hoewel ik toen ik de film voor het eerst zag op het gymnasium zat en het verhaal dus wel kende, snapte ik veel niet van de film, van de manier van acteren, van de ensceneringen, ik was er te jong voor, had nog te weinig filmkijkervaring opgedaan, maar ik zat voor de tv te kijken alsof ik een wereldwonder zag.

DE EEUWIGHEID EN EEN DAG (MIA AIONIOTITA KAI MIA MERA) uit 1998 van de Griekse meester Theo Angelopoulos, met Bruno Ganz, is zo'n film die als je hem gezien hebt je altijd bij zal blijven.  Een man die niet lang meer te leven heeft reflecteert op zijn voorbije leven en komt een jongetje tegen, een illegale Albanese immigrant, die hij gaat helpen.

In de film EIGHT DAYS A WEEK van Ron Howard vergelijkt iemand The Beatles met Mozart en zet ze beiden aan de top van de muziekgeschiedenis voor het schrijven van wondermooie melodieën. Daar kan ik helemaal in meegaan. Maar hij gaat in de fout als hij Schubert in de vergelijking betrekt, omdat van de 600 liederen die Schubert schreef er maar 100 wondermooi waren en de rest gewoon mooi. Zelf ken ik geen lied van Schubert dat niet het predicaat wondermooi verdient terwijl ik er ruim over de 100 op lp of cd heb. Of heb ik juist alleen die 100 wondermooie? Maar goed, daar gaat de film niet over. Die gaat namelijk over The Beatles als live band, en stopt dus in 1967, bij Sgt Pepper, om vervolgens te eindigen met het Roof Top Concert. Veel van het materiaal had ik al eens gezien, groot fan die ik ben, maar mooi dit opgepoetst en in een samenhangend verhaal bij elkaar te zien. Zo laat de film ook zien dat het een heel erg goede en opwindende live band was. Ook laat de film zien dat je inderdaad naar het begin van de 19e eeuw moet teruggaan om vergelijkingsmateriaal te vinden, want, laat het nog maar eens gezegd worden, die melodieën die ze gewoon uit hun mouw schudden zijn ongelooflijk sterk en mooi.

ELLE uit 2016 van Paul Verhoeven bezit als voornaamste troef een van mijn favoriete actrices: Isabelle Huppert. Geen aangename film om naar te kijken maar wel eentje die je niet onberoerd laat en tot allerlei overpeinzingen stemt. Ik weet wel dat ik met Anu, het wel aangename gezelschap met wie ik indertijd de film in het filmhuis van Breda zag en die het aardse tranendal inmiddels verlaten heeft, er lang over heb nagepraat. Hoe dan ook, Huppert is grandioos, als altijd.

In 1958 verfilmde Claude Autant-Lara het Simenon verhaal En Cas De Malheur met Jean Gabin en Brigitte Bardot, allebei in bloedvorm. Een film met zo’n iconische status dat je wel van goede huize moet komen wil je er een remake van maken. Pierre Jolivet, van wie ik eerder deze week het zeer prettige FILLES UNIQUES zag, waagde in 1998 toch een poging. Door deze nieuwe bewerking een andere titel te geven, EN PLEIN COEUR, geeft hij aan voor een andere benadering te kiezen. BB zette een sluw, doortrapt personage neer terwijl in de nieuwe versie Virginie Ledoyen weliswaar slim gebruik weet te maken van haar charmes en schoonheid, maar in wezen een meisje met een goed hart is, en oprecht. De verleidingsscène in het begin spreekt boekdelen: BB draagt geen ondergoed terwijl Ledoyen een wit slipje laat zien. In de nieuwe versie valt ze echt voor de gevestigde advocaat (Gérard Lanvin), maar is te jong om al klaar te zijn voor een burgerlijk rustig gezapig leven. Het wilde onzekere maar opwindende leven waarin alles kan gebeuren blijft lonken, in de gedaante van haar stalkende ex-vriendje (Guillaume Canet). En die advocaat? Gewoon een typisch gevalletje midlifecrisis. Hoewel de film niet kan tippen aan EN CAS DE MALHEUR toch alleszins de moeite waard, niet in de laatste plaats door de als altijd sprankelende aanwezigheid van Virginie Ledoyen, het sterke spel van Carole Bouquet (als de vrouw van de advocaat), de muziek (alweer) van Jannick Top, en het treurige einde.

De filmstill van vandaag komt uit ENDURING LOVE, een Ian McEwanverfilming van Roger Michell uit 2004, met Daniel Craig in zijn pre-Bondjaren en met Samantha Morton en Rhys Ifans. Keurige verfilming met prima cast (waar is die fantastische Morton geble-ven?). Typisch gevalletje eerst film kijken en dan pas boek lezen want het boek was toch beter, dus andersom (zoals ik deed) is de film een teleurstelling, maar als je het boek niet kent kun je er veel plezier aan beleven.

Andere McEwanverfilmingen op deze pagina's zijn ATONEMENT, THE CEMENT GARDEN, THE CHILD IN TIME, THE CHILDREN ACT, THE COMFORT OF STRANGERS en ON CHESIL BEACH.

 

Deze still plaatste ik oorspronkelijk op de verjaardag van hoofdrolspeelster Déborah François (dus op 24 mei). Haar fenomenale debuut in L´ENFANT van de Belgische meesters van het sociaal-realisme Jean-Pierre en Luc Dardenne, hier naast hun vaste acteur Jérémy Renier. In mijn verhaal Het Huisje Aan Het Meer (klik op titel om het te lezen) besteed ik ruim aandacht aan haar en aan deze film en laat ik het hoofdpersonage worstelen met het schrijven van het scenario voor een vervolg.

Ik vind het meestal een plezierige bezigheid om naar Sherlock Holmes te kijken, of het nu Basil Rathbone, Robert Downey jr, Benedict Cumberbatch, Ian McKellen of (mijn favoriet) Jonny Lee Miller is. Alleen Will Ferrell vond ik vreselijk. De nieuwe film ENOLA HOLMES gaat over Sherlocks kleine zusje, die even briljant is. Omdat ze gespeeld wordt door Millie Bobby Brown had ik, met haar sinistere doorbraakrol in de serie Stranger Things in mijn achter-hoofd, een heel wat pittigere film verwacht dan het luchtige werkje dat we nu voorgeschoteld krijgen en dat voortdurend de vierde wand doorbreekt. Het laat wel  zien wat voor een veelzijdige actrice de 16-jarige Brown nu al is. Amusant en charmant, dat wel, met zelfs een progressief maatschappelijk thema dat de plot voortdrijft, en prima geacteerd, maar het puntje van mijn stoel bleef onbezet. Ik behoor niet tot de doelgroep van de makers, laten we het daarop houden.

Gansch het raderwerk staat stil, als uw machtige arm het wil. Die zin was het eerste wat in me opkwam toen ik de scène van de hier geplaatste still uit ENOLA HOLMES 2 zag. Het jonge zusje van Sherlock, opnieuw gespeeld door Millie Bobby Brown, wordt gevraagd door een meisje om haar verdwenen zus te vinden. Het leidt tot een luciferfabriek, waar de werkomstandigheden voor de arbeidsters letterlijk ziekmakend zijn. Sherlock is intussen met een heel andere zaak bezig en ze komen er langzamerhand achter dat het in feite dezelfde zaak betreft. Die brengt hen in hogere kringen. De grote verdienste van deze film is dat historische gebeurtenissen (the 1888 matchgirls’ strike) en de geschiedenis van het socialisme en het feminisme onder de aandacht van een jeugdig publiek gebracht worden. Verder verschilt de film niet veel van deel 1 (zie hierboven) en een derde deel wordt aangekondigd met de introductie van dokter Watson (en de ontsnapping van de nog maar net gevangen genomen Moriarty) helemaal aan het einde.

Naar aanleiding van de dood van Jean-Louis Trintignant dacht ik, laat ik de film waarmee hij bekend is geworden weer eens uit de kast halen. Deze film is beter bekend als de doorbraakfilm van Brigitte Bardot en het debuut van regisseur Roger Vadim en was in 1956 een schandaalsucces. Ik was vergeten hoe onbenullig en saai ET DIEU... CRÉA LA FEMME is. Ergens in de film zegt Curd Jürgens dat de ander over vrouwen denkt als een man uit het stenen tijdperk. Dit in tegenstelling tot hoe de film de vrouw presenteert, namelijk als vrij, ontembaar, seksueel wezen, maar in feite doet de film hetzelfde. Wat filmisch gezien opvalt is dat er vaak een soort split screen binnen het beeld gecreëerd wordt, waarbij het personage van het ene deel naar het andere oversteekt. En Trintignant is aandoenlijk. In mijn verhaal Kwaadschiks uit 1993 schrijf ik er dit over: ‘En ik houd van Franse policiers met Jean-Louis Trintignant. De ingehoudenheid, de verbetenheid, het minimale van die man. Een bankbediende die op zijn 35e tot de ontdekking is gekomen dat hij politieman wil worden. Dat zou je denken wanneer je niet het beeld in je herinnering bewaart van die schuchtere onzekere jongeling die door Brigitte Bardot ingepakt wordt in Et Dieu... Créa La Femme.’

Ik zag Michel Gondry’s ETERNAL SUNSHINE OF THE SPOTLESS MIND (op een scenario van Charlie Kaufman) uit 2004 met Jim Carrey en Kate Winslet op een filmbeurs, waar nog niet uitgebrachte films aan programmeurs voorvertoond worden, met een collega van een ander theater. We zagen alleen de titel en die sprak ons wel aan. Onderweg naar de zaal hoorden we dat Carrey de hoofdrol had. Niet in de stemming voor gekkebekkentrekkerij hadden we ons bijna omgedraaid maar hij had ook al THE TRUMAN SHOW en MAN ON THE MOON gedaan, dus het kon best een serieuze film zijn. En dat was het, een heel goede zelfs. Dat eerste half uur, in de trein en op het station van Montauk, druipt van verlatenheid. Opmerkelijk dat er geen CGI oid aan te pas komt, maar dat elke truc die je ziet plak- & knipwerk is, geknutsel voor de camera, zoals afgezaagde tafelpoten. Tijdens de vertoning kropen de collega en ik dicht tegen elkaar en we hebben zelfs nog een paar dates gehad.

De Japanse film EUREKA (YURÎKA) van Aoyama Shinji, met steracteur Yakusho Kôji en met Miyazaki Aoi, staat ex aequo 11 op mijn lijst met beste films en misschien wel de beste van deze 21e eeuw, tot nu toe. De  overlevende slachtoffers van een buskaping, de chauffeur en twee kinderen, broer en zus, ondernemen een reis door Japan om hun trauma te verwerken en zichzelf te hervinden. 3,5 uur minimale cinema in sepia die ook voor de kijker louterend werkt. Wanneer helemaal op het einde het beeld in kleur verandert explodeert je hart.

Natuurkundige Hugh Everett III (de vader van Eels frontman Mark E, maar dat terzijde) formuleerde de theorie van het multiversum, wat betekent dat bij elke keuze die je maakt een nieuw universum ontstaat waarin je op dat moment de andere keuze maakt. Hoe onwaarschijnlijk dat ook klinkt, het is momenteel binnen de natuurkunde een door velen aangehangen theorie. Het is nog onwaarschijnlijker dat een film hierover een Oscar krijgt, maar dat is precies wat met EVERYTHING EVERYWHERE ALL AT ONCE gebeurde. Het werden er zelfs 7. De film lijkt te onderzoeken wat gebeurt als iemand al die universa met elkaar kan verbinden en kan integreren in, zeg maar, ons universum, waar het Michelle Yeoh overkomt, een niet bepaald succesvolle wasserij-eigenaar met een slappe man, een recalcitrante lesbische dochter en een nog half in China levende vader, die ook nog te maken krijgt met belastingcontrole. Ik zag de film meer als de innerlijke strijd die je voert met die talloze andere ikjes die de chaos die je je persoonlijkheid noemt vormen, en die voorkomen dat je je volledige potentieel benut. En, ondanks alle ingewikkeldheden, een film met een heel eenvoudige boodschap: het gaat om aandacht voor elkaar. Of, om het met een middelbareschoolagendawijsheid te zeggen: amor omnia vincit. Liefde overwint alles. Ik denk dat deze uiteindelijk simpele en sentimentele boodschap Hollywood ervan overtuigde dat deze film allemaal die Oscars verdient (en nog een zwik nominaties die niet gehonoreerd werden): beste film, beste regie, beste vrouwelijke hoofdrol, beste mannelijke bijrol, beste vrouwelijke bijrol, beste scenario, beste montage. Dat neemt niet weg dat de film een plezier is om naar te kijken en dat je de personages dat sentimentele einde gunt.

THE EXORCIST uit 1973 van William Friedkin, met Max von Sydow, Linda Blair en Ellen Burstyn, staat ex aequo op 11 in mijn lijst beste films allertijden. Een uitermate belangrijke film voor mij. Ik zag hem toen ik 14 was, veel te jong nog, en het wakkerde mijn interesse in religie en filosofie aan. "Een film waarin het Goede gesymboliseerd wordt door getroebleerde mannen in het zwart en het Kwaad door een onschuldig meisje in het wit," zoals ik een personage in mijn roman De Dans v/d Sprinkhanen laat zeggen (waarin ik enkele pagina's aan deze film besteed).

In de originele THE EXORCIST, een van de beste films ooit gemaakt, wordt al duidelijk dat Merrin, de duiveluitdrijver, al eerder met die specifieke demon, genaamd Pazzuzu, te maken heeft gehad. EXORCIST: THE BEGINNING (2004) van Renny Harlin gaat daarover. De rol van Merrin wordt in deze film opnieuw gespeeld door een Zweed, Stellan Skarsgård, en speelt zich grotendeels af in Kenia, waar hij als archeoloog die priester is geweest door de Britse regering gevraagd wordt een onbegrijpelijke vondst te beoordelen. Zo kort na de nazi-gruwelen, zichzelf er midden in te hebben bevonden, worstelt Merrin met zichzelf en zijn geloof, wat uitgedrukt wordt door de herhaaldelijk uitgesproken frase ‘God is not here today’. Zowel inhoudelijk als qua beelden wordt de originele film als blauwdruk gebruikt. Het schijnt dat tijdens de première William Peter Blatty en William Friedkin, respectievelijk de schrijver en de regisseur van het origineel, uit de zaal verwijderd werden vanwege aanhoudend luidkeels lachen. Ik kan me voorstellen dat als je het origineel niet gezien hebt je deze film best wel aanvaardbaar vindt.

De still van vandaag komt uit FALSCHE BEWEGUNG van Wim Wenders uit 1975, op een scenario van Peter Handke, gebaseerd op Wilhelm Meisters Lehrjahre van Goethe, misschien wel de indrukwekkendste en belangrijkste film die ik als puber zag. Het debuut van Nastassja Kinski, verder met Hans Christian Blech, Rüdiger Vogler, Peter Kern en Hanna Schygulla. Het is de blauwdruk van zo goed als alles wat ik zelf schrijf, bedenk ik nu terwijl ik iets over de film wil vertellen. Wow, wat een ontdekking! In het vierde deel van mijn Dik Bloed trilogie (!) wordt dit statement duidelijk. Ook deze film staat ex aequo op 11 in mijn lijst beste films.

In zijn op 1 na laatste film LE FANTÔME DE LA LIBERTÉ gebruikt Luis Buñuel een estafettevorm om losse sketches aan elkaar te rijgen. Elk van deze miniatuurverhaaltjes zijn komisch, absurd, ontregelend, de wereld op zijn kop zettend, surrealistisch en meestal briljant. Navertellen heeft geen zin, dan werkt het niet. Bij de foto: schijten doe je in gezelschap, dineren alleen op een afgesloten kamertje. Of deze: een man hangt rond op een speelplaats, haalt jonge meisjes aan die van hem foto’s krijgen die ze aan niemand mogen laten zien. Als de ouders de foto’s zien zijn ze ontsteld en ze worden er tegelijkertijd geil van. Pas dan zien wij wat er op de foto’s staat: gebouwen. Met een keur aan bekende gezichten: Monica Vitti, Jean-Claude Brialy, Michel Piccoli, Michael Lonsdale, Jean Rochefort, Marie-France Pisier, en, in twee rollen, Adriana Asti.

Op 11, ex aequo, op mijn lijst beste films staat  FAUST: EINE DEUTSCHE VOLKSSAGE, de Goetheverfilming door FW Murnau uit 1926, met Emil Jannings, Gösta Eckman en Camilla Horne. De visuele pracht en kracht van deze film is zo overweldigend dat het zelfs van een driestuiverroman een meesterwerk had gemaakt, maar laat het nou net van de hand komen van een van de allergrootste schrijvers die de mensheid gekend heeft. Zo creëer je dus een mijlpaal in de (toen nog jonge) filmgeschiedenis. Nog steeds zo goed als ongeëvenaard.

Op 11, ex aequo, op mijn lijst beste films staat de Litouwse film FEW OF US uit 1996 van Sharunas Bartas,  met zijn mysterieuze muze Yekaterina Golubeva in de hoofdrol. Bartas is een filmmaker die gras zaait omdat het gras een half jaar later wanneer hij de opname maakt de gewenste lengte en kleur zal hebben. Weinigen kunnen zijn sombere, sobere en nauwkeurige stijl waarderen. Ik wel, mede door de fascinerende Golubeva, die in 2011 onder nooit opgehelderde omstandigheden stierf. Haar heb ik helaas nooit ontmoet, maestro Bartas heb ik wel de hand mogen schudden.

In mijn verhaal Een Gast In Maart uit de bundel Autobiografische Verhaaltjes & Andere Verzinsels refereer ik aan deze film.

Dat we de film LES FILLES DE GRENOBLE uit 1981 kunnen zien hebben we te danken aan het schier onuitputtelijke Studio Canal aanbod op Netflix. Het is een overzichtelijke film: de pooiers zijn sadistische klootzakken, de hoeren zijn slachtoffers, de politie en onderzoeks-rechter (gespeeld door de enige mij bekende naam André Dussollier) zijn rechtschapen. Toch is de film gebaseerd op een werkelijke, destijds geruchtmakende zaak. Door wat hier als film gepresenteerd wordt is de georganiseerde misdaad definitief uit Grenoble verdwenen. Dat lezen we in het naschrift bij de eindcredits. Als de justitiële acties zoals hier verfilmd in werkelijkheid zo succesvol waren, waarom is die aanpak dan niet wereldwijd uitgerold? Dan zouden we nu immers geen grote misdaad meer hebben. Dan was marengo nog steeds slechts een grijstint geweest. Overigens, een film om snel te vergeten, sterker nog, om te mijden, tenzij je graag kijkt naar vrouwen die mishandeld worden, en erger, veel erger. De meisjes die model stonden voor de personages hadden een betere film verdiend.

Vergeleken met de grofheid, de lawaaierigheid en de chaos zo eigen aan de gemiddelde Franse komedie, is FILLES UNIQUES van een ironische verfijning. Het gaat om de onwaarschijnlijke vriendschap tussen een wat stijve rechter (Sandrine Kiberlain) en een extraverte dievegge (Sylvie Testud). Dat ze het ondanks het grote verschil in levenshouding, temperament en sociale klasse zo goed met elkaar kunnen vinden, zelfs samen zaken oplossen en criminelen inrekenen, komt doordat ze allebei enig kind zijn (de titel), denken ze. Dat de film zo leuk is om naar te kijken, je zit werkelijk de hele film met een glimlach op je gezicht, komt voornamelijk door de zeer prettige chemie tussen Kiberlain en Testud, de aangename aanwezigheid van Vincent Lindon en Roschdy Zem en de meestal subtiele humor. Met veel aandacht voor schoenen en muziek van Janick Top, ooit bassist van de Franse band Magma.

Als kind keek ik altijd naar I Dream Of Jeannie, dus ik snapte niet waarom ze voor de eerste man op de maan uiteindelijk niet kozen voor major Tony Nelson, maar voor Neil Armstrong. De film FIRST MAN legt uit waarom, hoewel Nelson systematisch uit het narratief geëlimineerd is. Maar serieus, deze biopic borduurt in alles voort op THE RIGHT STUFF: het verhaal is een direct vervolg, het hele production design is gekopieerd van Kaufmans film en de film is identiek opgezet met afwisselend de voortgang in het ruimtevaart-programma en het familieleven. Regisseur Damien Gazelle en Ryan Gosling hernieuwen na LA LA LAND hun samenwerking en dat levert een boeiende film op. Nee, het niveau van THE RIGHT STUFF wordt bij lange na niet gehaald en de afstandelijke technocraat Armstrong mist het charisma van Chuck Yeager. Dat er geen bijrolletje is weg-gelegd voor Barbara “Jeannie” Eden, bijvoorbeeld als oma van Armstrong, begrijp ik nog wel, maar dat opnieuw zwarte vrouwen als Katherine Johnson die als wiskundegenieën de baanberekeningen van de raketten uitvoerden uit het verhaal worden weggelaten, is niet te verdedigen. De film HIDDEN FIGURES (zie aldaar) blijft een noodzakelijke aanvulling op deze geschiedenis.

Overigens, ik heb de I Dream Of Jeannie serie compleet op dvd en kijk regelmatig een aflevering. Die is trouwens hopeloos achterhaald en niet eens erg leuk, maar Barbara Eden, mijn allereerste verliefdheid, blijft onweerstaanbaar.

 

Op frivoliteiten zul je scenarioschrijver en regisseur Paul Schrader niet snel betrappen. Nooit, eigenlijk. En als er frivoliteiten te zien zijn worden ze ingezet als destructieve krachten. Zijn films zijn streng, serieus en ze gaan ergens over. Geen overbodige stoel te zien in FIRST REFORMED, die thema’s behandelt als schuld en boete, verantwoordelijkheid voor jezelf en als rentmeester van de aarde (de Bijbel is nooit ver weg in zijn films), jezelf in de ogen kunnen (durven; willen) kijken en de last van het verleden, van het leven. Ethan Hawke is verrassend tegendraads gecast als dominee van een toeristenkerkje, ooit door Harriet Tubman gebruikt bij haar route om bevrijde slaven naar Canada te smokkelen, en hij is er geknipt voor. Ook komiek Cedric the Entertainer is een ongebruikelijke keuze als dominee maar overtuigt evenzo. Lijkt wel een oude Bresson of Bergman film in een TAXI DRIVER jasje (of andersom?). Bij zo ongeveer elke uitgesproken zin moet je eigenlijk het beeld even stopzetten om hem op je in te laten werken. Stevige kost, maar dankzij de verbluffend ontroerende Magical Mystery Tour scène en het onverwachte maar troostrijke einde, verlaat je de film niet met een zwaar gemoed. Zeer waardevolle film.

THE FLORIDA PROJECT schetst de troosteloze levens van afgeschreven mensen in de zuurtjeskleurige afgeschreven motels onder de rook van Disney World, Orlando, maar Moonee heeft daar geen last van. Ze is een zesjarige meisje dat uit haar voegen barst van de energie, brutaal en bijdehand is, zo’n kind waar je volop van geniet als ze kattenkwaad uithaalt op het scherm terwijl je intussen God op de blote knieën dankt dat ze niet bij jou in de straat woont. Geen moment rust wordt je gegund. Motelmanager Willem Dafoe, een flegmatische man met een groot hart en een nog groter incasserings-vermogen, ondervindt dat aan den lijve. Moonees moeder is eigenlijk zelf nog maar een kind, onverantwoordelijk, brutaal en impulsief, maar ze houdt wel oprecht van haar dochter, wat zich uit in grote-zussengedrag. Zelfs een tijdelijke vlucht naar de zo nabije Disney droomwereld is voor deze door het leven ploeterende mensen onbereikbaar ver weg. Je gunt het hun, regisseur Sean Baker, die eerder het eveneens geweldige TANGERINE (zie aldaar)  maakte, ook, vandaar het laatste beeld.

De filmstill van vandaag komt uit FLOWER ISLAND (GGOT SEOM) van Song Il-gon uit Zuid-Korea, mijn hoogtepunt van het IFFR 2002. Dit schreef ik er toen over: "Drie erg beschadigde meisjes ondernemen, min of meer toevallig samen, een reis dwars door Zuid-Korea. Eentje is zangeres en heeft te horen gekregen dat ze keelkanker heeft, de ander is pas zestien en heeft zichzelf net op een openbaar toilet geaborteerd, de derde wordt door haar man uit huis gezet omdat ze zichzelf prostitueerde om een piano voor haar dochtertje te kopen. Nadat ze alle drie apart geïntroduceerd worden in heel heftige scènes wordt gas teruggenomen om in een rustig tempo het verhaal te vertellen van de reis naar het mythische Flower Island, welke voor hen een louterende ervaring blijkt te zijn. Erg aangrijpende film die qua thematiek wat aan EUREKA doet denken, voor mij toch dè film van vorig jaar." Wat zou ik deze film graag nog eens willen zien.

Ik ben groot fan van actrice Saoirse Ronan, dus een nieuwe film van haar laat ik niet aan me voorbijgaan. Toen ik ging kijken wist ik verder niets over FOE. Nu wel en dat valt niet mee. Het is een sfeervolle maar warrige film die zich afspeelt in 2065 (gelukkig leef ik dan niet meer), wanneer de aarde op haar laatste benen loopt en mensen voorbereid worden om te verkassen naar andere planeten. Hen (Ronan) en Junior (Paul Mescal) leven op het platteland, omgeven door allemaal dode en 1 levende boom, in een huis dat al eeuwenlang in bezit van Juniors familie is. Dan komt er een man (Aaron Pierre) die vertelt dat Junior uitgekozen is om de planeet te verlaten en Hen niet. De man zal hun huwelijk en hun levens eerst nauwlettend bestuderen opdat een organische replica van Junior gemaakt kan worden zodat Hen niet zo eenzaam zal zijn. De film gaat kennelijk over wat een mens mens maakt maar ik ken talloze afleveringen van Star Trek waarin dit thema beter uitgewerkt wordt, die je aan het denken zet en nieuwe inzichten verschaft. Deze film niet, die laat je alleen maar in verwarring achter. En waarom, als water inderdaad zo schaars is, wordt er zo slordig mee omgesprongen? Onder de douche staan om wezenloos voor je uit te kijken is zelfs in het huidige tijdsgewricht al onverantwoord. Volgens mij stond regisseur Garth Davis een Terrence Malick achtige film voor ogen, maar hier wordt alleen het talent van Ronan verspild, en wie nou eigenlijk de Foe is? Geen idee.

Eigenlijk beschouw ik FRANKENSTEIN (1931) en BRIDE OF FRANKENSTEIN (1935) van James Whale als 1 film. Zelfs de gezamenlijke tijdsduur van bijna 2 ½ uur is naar huidige maatstaven niet uitzonderlijk lang voor 1 film en voor beide films wordt direct uit Mary Shelleys roman geput. Dat James Whale noch Boris Karloff een tweede film wilden bevreemdt me, omdat de eerste voor mij slechts het opstapje is naar de tweede, wat mij betreft een van de beste films ooit gemaakt (ex aequo op 11 in mijn lijst met beste films). Gelukkig wist Universal hen over te halen. Oké, met het door Whale verzonnen personage Pretorius, vooral met zijn miniatuurmensen, heb ik altijd een beetje moeite gehad, maar bijvoorbeeld de symbolische verwij-zingen naar de in de vorm gevangen ziel, onderdrukte (homo)-seksualiteit en naar de gekruisigde Christus zijn toevoegingen van Whale die wel bekoren. Met name de scènes met de kluizenaar en met de bruid behoren nog steeds tot de absolute hoogtepunten in de filmhistorie. Hoe Karloff vanonder de dikke lagen make-up in staat is zoveel gevoel uit te drukken, zoveel compassie en emotie bij de kijker los te maken, is bewijs van zijn grootsheid als acteur.

De eigenlijke film wordt ingeleid middels een gesprek tussen Mary Shelley, Percy Shelley en Lord Byron, en het valt op hoe elegant en beschaafd hun conversatie gevoerd wordt. Daar dacht Ken Russell dus heel anders over (zie GOTHIC).

Als je goed kijkt naar beide foto's zie je dat zowel Mary Shelley als de bruid gespeeld wordt door dezelfde actrice, Elsa Lanchester.

 

De still van vandaag komt uit FREAKS van Todd Browning uit 1932. Het heeft me altijd verbaasd dat deze film als ‘horror’ te boek staat, terwijl daar, op de laatste scène na, geen sprake van is. De film is altijd als controversieel beschouwd omdat een groot deel van de cast misvormd is, gehandicapt, afwijkend. In die tijd de normale populatie op een kermis, om bij te gniffelen en je over te vermaken. Misschien was dat het probleem: de film brengt deze mensen respectvol in beeld, als volwaardige mensen, en dat is inderdaad choquerend als je niet anders gewend bent dan om van de norm afwijkende mensen als ‘freaks’ te beschouwen. En als je deze freaks vervolgens tot de helden van de film maakt die wraak nemen op slechte "normale" mensen, tja, dan heb je de controverse te pakken.

In FRED (Pierre Jolivet, 1997) is het titelpersonage (Vincent Lindon, altijd fijn om naar te kijken) een werkloze kraandrijver met een goedlachse vriendin (Clotilde Courau). Om de eindjes aan elkaar te knopen knapt hij wel eens wat schimmige zaken voor zijn buurman op. Als voor zijn ogen een moord gepleegd wordt is hij bang ervoor op te draaien en doet hij van alles om uit handen van de politie (François Berléand en Roschdy Zem) te blijven, maar die zijn de beroerdste niet en helpen hem te achterhalen wat er achter zit. Omdat de moord pas op de helft plaatsvindt van de toch al niet lange film (84 minuten) weet je dat het meer om een karakterstudie gaat dan om het oplossen van een misdaad. De landerige sfeer doet de rest. Jolivet werkte graag samen met telkens dezelfde mensen, dat geldt ook hier voor zo goed als elk personage van gewicht, en ook voor de muziek, opnieuw van voormalig Magma-lid Jannick Top, die een soundtrack met een melodieus zingende solobasgitaar verzorgt. Heel plezierige film.

Het verhaal gaat dat Jack Nicholson alleen maar met Anjelica Huston trouwde om dichter bij haar vader, regisseur John Huston, te kunnen zijn. Montgomery Clift zou nooit op dat idee zijn gekomen, zelfs niet als hij hetero was geweest. Huston kon namelijk een sadistische tiran zijn op de set en dat was hij volgens bronnen tijdens de opnames van FREUD: THE SECRET PASSION tegenover Clift, die de titelrol speelde en voortdurend in beeld was. Clift was tegen die tijd al zwaar aan de drank en drugs en dat is te merken, hij loopt rond als een zombie van hout. De show wordt dan ook gestolen door de jonge Susannah York, die zijn patiënte speelt bij wie al die psychische fenomenen voorbijkomen waarmee we Freud associëren, van libido, oedipuscomplex, vrije associaties, overdracht, tot aan Freudiaanse versprekingen. Ook zet hij de film op als ware het een thriller. Dat levert niet alleen een zeer fascinerende film op, tijdens de fantastische droomsequenties overtreft Huston zichzelf en wil je bijna dat hij de hele film zo gemaakt had, als een aaneenschakeling van Freudiaans-symbolische dromen. Hij huurde de Nederlandse componist Henk Badings in, pionier van de elektronische muziek in het befaamde Philips NatLab, voor bijpassende muziek, niet als modieuze gimmick, maar om de film extra diepte te geven.

Als actrice hebben we Ngô Thanh Vân onder de naam Veronica Ngo al gezien in bekende films als DA FIVE BLOODS van Spike Lee en in STAR WARS: THE LAST JEDI, de feministische vechtfilm FURIES regisseert ze en ze speelt erin Lin aka Jacqueline, die drie jonge meisjes om zich heen verzamelt om Ho Chi Minhstad te zuiveren van een bende die behalve de gokwereld en drugswereld ook de handel in en het prostitueren van jonge meisjes bestiert. Die drie meisjes zijn zelf ook behoorlijk beschadigd, maar Lin heeft van hen uitstekende vechters gemaakt. We volgen vooral en vanaf het begin Bi (Đồng Ánh Quỳnh, op de foto in het midden); zij vertelt het verhaal. FURIES (THANH SÓI - CÚC DẠI TRONG ĐÊM, 2022) is best een genietbare vechtfilm, niet in de laatste plaats door die drie meisjes, van wie tussen al het geweld door het achterliggende leed zeer invoelbaar gemaakt wordt. En het was leuk om vovinam, de Vietnamese vechtsport die ik Nammyo en Errò, twee vrouwelijke personages in mijn Saariaho detectiveverhalen, laat beoefenen, in de film daadwerkelijk uitgevoerd te zien worden. Staat te boek als de eerste Vietnamese Netflixfilm. Links op de foto staat trouwens Tóc Tiên, een in Vietnam bekende zangeres.

Hoewel Vance (Barbara Stanwyck) in THE FURIES van Anthony Mann eigenzinnig en fel is, is ze wel de lieveling van haar vader T.C. (Walter Huston, vader van regisseur John, opa van actrice Angelica en regisseur Danny, in zijn laatste rol) en is hij van plan zijn ranch The Furies aan haar over te doen. Op een gegeven moment komt hij thuis met een nieuwe vrouw (Judith Anderson), die Vance behandelt als een incapabele kleuter en erop aandringt dat een Mexicaanse familie die een hoekje van T.C. ‘s grond bewoont, verdreven wordt. Die familie woonde er al toen T.C. kwam maar woont er nu formeel ‘illegaal’, wat tot dan toe oogluikend is toegestaan. Vance is zelfs al levenslang bevriend met Juan, de oudste zoon (Gilbert Roland). Ze komt in verzet tegen haar vader.

THE FURIES lijkt in niets op de westerns die Anthony Mann later met James Stewart zou maken, is traditioneel qua opzet en personages en laat de psychologie achterwege. Toch kwam het in die tijd (1950) maar zelden voor dat de hoofdrol in een western door een vrouw ingevuld werd. Zoals we gewend zijn van de beste actrice die nooit een Oscar heeft gewonnen, hoewel ze vier keer genomineerd is, zet Stanwyck een krachtige rol neer, daarbij vooral geflankeerd door een enthousiast acterende Walter Huston als de tirannieke rancher die zichzelf met Napoleon vergelijkt, maar ook weet wanneer hij het onderspit delft en daarna geen wrok koestert, waardoor hij op de een of andere manier onze sympathie herovert.