(OOC) PERRON55

 

Toen Jan Moors rond 1994 bij OOC Perron55 wegging vond een grote koerswijziging plaats. Marcel van Beek kwam voor hem in de plaats en met ons drieën, hij, Mirjam van der Straaten en ik, vormden we Perron55 om van sociaal-cultureel welzijnscentrum naar een cultuurpodium voor muziek en film. We vormden in korte tijd een enorm hecht team dat koortsachtig een totaal nieuw concept schreef. Niet meer de vrijwilligers zouden centraal staan maar de activiteiten. We sloten de tent, ontsloegen alle vrijwilligers en namen degenen die in het nieuwe profiel pasten en achter onze plannen stonden opnieuw aan. We haalden het voorvoegsel OOC uit de naam.

(OOC was de naam van het centrum op de Heutzstraat, dat daar 20 jaar had bestaan. Met de verhuizing begin 1992 naar nieuwbouw aan de Kaldenkerkerweg voor de deur, vonden we het een goed idee om onder een nieuwe naam verder te gaan, dus werd een prijsvraag uitgeschreven. Ik schrijf ‘we’, want hoewel ik toen gewoon vrijwilliger was maakte ik wel deel uit van de beleidsgroep, die er was gekomen als opvolger van het bestuur, dat verdween toen het OOC midden jaren tachtig zijn zelfstandigheid verloor en onderdeel werd van de Welzijnsstichting. Als nieuwe naam kwam Perron55 uit de bus. Perron omdat het aan het spoor lag, 55 was het huisnummer. Toen de nieuwe naam bekendgemaakt werd waren veel vrijwilligers het er niet mee eens. Ze hadden niet meegedaan aan de prijsvraag omdat ze vonden dat de naam OOC gehandhaafd moest blijven. Als compromis werd toen OOC voor de nieuwe naam geplakt. Maar nu, enkele jaren later, vonden we dat  sentiment niet meer relevant.)

Marcel van Beek was er maar korte tijd, maar dankzij zijn bevlogenheid en daadkracht veranderde de koers radicaal. Deze periode, en die met zijn opvolger Patrick Stultiens, beschouw ik als de leukste en boeiendste tijd daar. Maar toen ging Mirjam weg, en daarna Patrick, en de plezierige samenwerking was verdwenen. De opvolger vond alleen zichzelf belangrijk, stelde zich op als een lakei van de Welzijnsstichting en maakte de teamgeest kapot. Sommigen noemden hem Dikke Deur (voor de jongeren onder ons: het personage van de circusdirecteur uit de jaren 60 tv-serie Pipo de Clown). Daar kon Vera Tax in haar periode haars ondanks geen verandering in brengen. Het Filmhuis ging een koers onafhankelijk van het poppodium varen.

 

CHIEL

Het was zondagmiddag, 18 januari 1998. Ik zat thuis op de bank naar THE SONS OF KATIE ELDER, een western van Henry Hathaway met John Wayne en Dean Martin, te kijken, toen de telefoon ging. René Hermkens, een vrijwilliger bij Perron55, aan de lijn. “Chiel is dood.”

Chiel was ook vrijwilliger, had die middag bardienst maar toen René kwam was het café nog gesloten. Hij had Chiel gebeld en kreeg te horen dat Chiel gestorven was. Ik belde mijn collega Regina, die van Weert moest komen, daarna belde ik Clementine, die goed bevriend was met Chiel, en ging spoorslags naar Perron55.

Chiel, een volle neef van Theo Maassen, was nog niet zo heel lang terug in Venlo, dat hij ooit ontvlucht was omdat hij wat mensen tegen zich in het harnas gejaagd had. Ik heb verder geen idee wat er indertijd allemaal gebeurd is. Bij terugkomst meldde hij zich weer aan als vrijwilliger. Ondanks de weerstand die bij menigeen bestond (sommigen dreigden Perron55 de rug toe te keren als hij werd aangenomen, wat ze uiteindelijk weliswaar niet deden, maar ze weigerden wel het café te betreden als hij achter de bar stond), wilde het team hem een tweede kans geven en geloofde hem toen hij beweerde dat hij veranderd was. Dat bleek inderdaad het geval en Chiel wist snel een eigen klantenkring op te bouwen en op zijn gedrag was niets aan te merken. Het was gewoon een aardige jongen.

Daar zaten we op een rijtje aan de bar in shock te treuren. Het verhaal was dat hij ’s nachts was thuisgekomen, dronken was, geen huissleutels bij zich had en bij de bovenbuurman, bij wie nog licht brandde, had aangebeld met de vraag hem binnen te laten. Onderweg naar boven was hij achterover de trap af gevallen en had een schedelbasisfractuur opgelopen en was gestorven.

Clementine geloofde het verhaal meteen al niet. Omdat ik geen enkele reden hoorde om te twijfelen aan het verhaal, nogal allergisch ben voor ongefundeerde meningen en conclusies uit het ongerijmde, en wilde voorkomen dat de wildste verhalen de ronde zouden gaan doen, ging ik ertegenin. Maar Clementine bleef volhouden. “Dit klopt niet. Chiel is vermoord.”

Ze bleek gelijk te hebben. Een paar weken later werden twee meisjes met drugs opgepakt. Zij zeiden die gekocht te hebben bij “die dealer die die homo van de trap had geflikkerd”.

De bovenbuurman had volgens de verhalen een hekel aan Chiel, zei zich groen en geel te ergeren als hij weer eens zijn sleutel vergeten had en midden in de nacht dronken bij hem aanbelde, en had al eerder aangekondigd Chiel te vermoorden. Die fatale nacht was hij ook opgestaan met de mededeling dat hij er nu aanging, en had Chiel bij de strot gegrepen en van de trap gegooid. Diezelfde twee meisjes bleken ook degenen te zijn die toen ze het drugsfeestje van de bovenbuurman hadden verlaten Chiel onderaan de trap hadden gevonden en het alarmnummer hadden gebeld.

Ik ben helemaal geen voorstander van lange gevangenisstraffen, die doen maatschappelijk gezien meer kwaad dan goed en zijn alleen vanuit het vergeldingsstandpunt te verdedigen, maar dat Chiels moordenaar na 2 ½ jaar weer op vrije voeten kwam was nauwelijks te bevatten. Vreemd overigens dat juist de voorstanders van strenge straffen er als de kippen bij zijn om, wanneer er iets fout gaat met een TBS’er, het programma dat wel werkt om misdaad te verminderen, deze maatregel aan de schandpaal te nagelen.

Ronduit ranzig was dat Chiels naam enkele jaren later opdook in een lijst namen van de nazi-club Stormfront, als bewijs “dat in ons land vrijwel alleen autochtone Nederlanders werden vermoord”, daarbij ook nog eens de suggestie wekkend dat de daders juist allemaal wel van buitenlandse afkomst zijn.

Enkele vrijwilligers richtten in het café een schrijn op voor Chiel: “de kruk waarop hij altijd zat” waarop zijn portret en enkele waxinelichtjes gezet waren. Die schrijn nam enkele weken lang een prominente plek in naast de bar, precies op de plaats waar hij altijd zat. Daarna kwam de ingelijste foto op een plank achter de bar te staan.

DE GEHEIME CAMERA'S

Een groot probleem bij Perron55 in de hele periode dat ik er werkte waren de tekorten. Niet omdat we meer uitgaven dan we binnenkregen, dat hadden we onder controle, maar het ging om het verschil tussen wat we binnenkregen en binnen hadden moeten krijgen. Natuurlijk houd je er als vrijwilligersorganisatie rekening mee dat er tijdens de diensten veel geconsumeerd werd dat niet wordt geregistreerd, maar zelfs dan waren de verschillen meestal onverklaarbaar groot. Alsof men (ik chargeer) aan de achterkant de kratten bier met de rolcontainer tegelijk vanuit de koelcel de eigen bestelbus inreed. Al het mogelijke hadden we gedaan om daar grip op te krijgen, tot aan het dagelijks tellen van alle flessen drank toe, maar het haalde allemaal niets uit. Tijd voor drastische maatregelen. Het was in de Weertse tijd, toen naast Patrick Stultiens een andere Weertse, Regina, in ons team zat. We wonnen advies in bij een beveiligingswinkel om de hoek en besloten camera’s op te hangen op enkele cruciale plaatsen: gericht op de deur van de koelcel en gericht op het kluisje in de keuken, waar de barkeeper op het einde van de avond het geld in opborg. Alleen Patrick, Regina, ik en onze manager wisten ervan. We waren ons ervan bewust dat het niet mocht en dat eventueel bewijsmateriaal nooit gebruikt zou kunnen worden bij de politie, maar het ging ons erom erachter te komen wat er aan de hand was. Elke dag nam een van ons drie de vhs-tape mee naar huis om deze helemaal te bekijken. En we hadden op een gegeven moment beet, en wel uit nogal onverwachte hoek. Er werd geld uit de kluis in de keuken gejat. Het was geen vrijwilliger. Het was de beheerder, die al bij ons was sinds het begin van het OOC op de Kaldenkerkerweg, en die na zijn pensioen als vrijwilliger aan was gebleven, zogezegd om de nieuwe beheerder te helpen, maar naar ons idee omdat hij van zijn vrouw thuis niet mocht roken. Zijn specialiteit was om kluizen op zodanige manier in de muren te verankeren dat je eerst de muur moest wegkappen voordat je de kluizen zou kunnen meenemen. Op het kantoor van de manager confronteerden we hem met de footage. Hij verzon allerlei smoesjes maar werkte zichzelf op die manier steeds verder in de nesten. Uiteindelijk kwam hij met het verhaal dat hij sigaretten moest kopen maar geen geld bij zich had. Je zag hem duidelijk, ondanks de korrelige zwartwit beelden van slechts een paar schokkerige beelden per seconde (om vloeiende beweging te krijgen worden 25 beelden per seconde gebruikt, maar om een hele nacht aan opnames op een vhs-band van 2 uur te krijgen waren de instellingen aangepast), de kluis openen, schichtig om zich heen kijken en papiergeld uit de portemonnee halen. Exit WdG.

We besloten om de camera’s te laten hangen voor de gehele periode dat we het spul gehuurd hadden, het kon wellicht meer opleveren. Dat gebeurde niet, maar het probleem was evenmin opgelost: de tekorten bleven. En het bleef ons hoofdbrekens kosten.

Een van de laatste dagen kon ik het niet langer geheim houden. Met een vriendin hield ik in die tijd op dinsdagavond de kroeg open. Ook de barcoördinatrice was er meestal bij. Het was altijd een rustige avond met nauwelijks andere klanten dan degenen die na de film besloten om beneden nog een glaasje te gaan drinken. Let wel: juist in het Filmhuis was de dinsdag de drukst bezochte avond, en dat was het nog steeds toen ik er wegging. En als het Filmhuispubliek weg was gingen we lekker extreme muziek draaien. De enigen die dan nog binnenkwamen waren de leden van de bands die om twaalf uur uit de oefenruimtes kwamen. Als we wilden dat zij gingen, omdat ze vervelend waren of omdat het sluitingstijd was, zette ik loei- en loeihard Woolie Bully, de openingstrack van de nieuwe Pere Ubu-cd op (http://www.youtube.com/watch?v=eVRjfI2lFSw). (Trouwens, mijn schrijfwijze is de juiste, die op you tube niet.) Bij de orgelsolo rende iedereen meestal gillend de tent uit. Watch it now. Watch it. watch it. Waarom zou ik lange verhalen kort willen maken?

Die bewuste avond leidde ik de twee nadat we iedereen uit de tent hadden gegooid, de deur gesloten en de bar schoongemaakt, naar de keuken. En daarna naar de koelcel. Ik wees de plekken aan waar de camera’s hingen. De barcoördinatrice snapte er niets van. Ze werkte full time maar de camera’s waren haar nooit opgevallen. Terug in de keuken kregen we een idee. (Onnodig te zeggen dat we alle drie inmiddels dronken en waarschijnlijk ook stoned waren. Of misschien is dat wel nodig, want de cd Pennsylvania van Pere Ubu waarop Woolie Bully staat is van 1998 en in die tijd waren de stonede dagen voor mij toch min of meer voorgoed verleden tijd.)

Iemand van ons stelde voor om degene die de dag erna de tape zou bekijken een verrassing te bezorgen. We trokken onze broek uit en performden voor de camera een booty shaking contest. Over mezelf houd ik verder mijn mond maar mijn gezelschap was in het bezit van bijzonder fraai gevormde billen. Dat wist ik overigens al voordat… ik bedoel: ik was goed op de hoogte van beider fysiek. Jaren later zullen na de uitvinding van de webcam velen ons voorbeeld volgen, dus wij waren eigenlijk pioniers.

De volgende dag was ik weer nuchter en heb de bewuste tape uit de handen van mijn collega gerukt en toegezegd de opnames te bekijken, hoewel het niet mijn beurt was. Waarom weet ik nog steeds niet. Mijn medeteamleden zouden er hartelijk om gelachen hebben.

HET IJZEREN PODIUMDIER

In 2000 riep de Vereniging van Nederlandse Poppodia (VNP) Patrick Stultiens uit tot directeur van het jaar, omdat hij volgens het juryrapport “de Gemeente ervan had overtuigd dat pop cultuur is en geen welzijn”. Patrick was weliswaar geen directeur maar “accomodatieverantwoordelijke”, maar het zou wel heel vreemd zijn geweest om aan de directeur van de Welzijnsstichting (WSV) deze prijs te geven. Het tekende echter ook de verhoudingen: als team opereerden we zo onafhankelijk mogelijk van de WSV, hoewel de regelrechte vijandschap onder de nieuwe directeur Harm Waterborg was verdwenen. Harm zorgde voor glasnost en perestrojka bij de WSV en de verhoudingen normaliseerden. Over de functie van accomodatieverantwoordelijke werd door ons altijd een beetje lacherig gedaan. Wij voelden ons als team samen verantwoordelijk voor alles, maar de WSV had natuurlijk één aanspreekpunt nodig.

Gedrieën gingen we naar de prijsuitreiking in de Melkweg in Amsterdam: Patrick, Marcel Tabbers en ik. Marcel had kort ervoor (na een paar tussenpausen) Mirjam van der Straaten opgevolgd. Hij studeerde nog, culturele bedrijfskunde, en zou deze kennis snel gaan toepassen op het beleid. We waren een leuk team, er was chemie tussen ons, en ik kan me herinneren dat we die avond (en veel andere avonden) heel erg veel lol hebben gehad. Dat zou veranderen nadat Patrick weggegaan was, een wereldreis maakte, om tenslotte in Australië bij de Hare Krishna zijn einddoel te bereiken en gelukkig te worden.

Patrick ontving het IJzeren Podiumdier, een metalen duizendpoot op een blok hout, dat jaren gehangen heeft aan de muur van de vergaderruimte, na diens vertrek omgedoopt tot Patrick Stultiens Zaal. Zou die ruimte nog zo heten? Zou de prijs er nog hangen? Zou het plakkaat met de verkeerde datum nog langs de deur hangen?

(Inmiddels heeft Tim Gaal, de huidige directeur van Perron 55, op deze blog gereageerd en gezegd dat het Podiumdier nog steeds in de Patrick Stultienszaal met het foutieve plakkaat hangt. Dat is een mooi bericht en pleit voor het historische bewustzijn van de opeenvolgende leidingen van de afgelopen jaren.)

Gevoel voor historie is in de Venlose culturele wereld nooit erg groot geweest. In het Burgerweeshuis in Deventer is het café behangen met foto’s van bands die daar opgetreden hebben. In Perron55 werd het zorgvuldig opgebouwde posterarchief gebruikt om de wc te behangen.