filmstillgalore G-K

Aan het begin van de coronalockdown van 2020 ben ik begonnen met het elke dag op facebook plaatsen van een filmstill,  vergezeld door een (meestal korte) beschrijving. Om dit projectje een wat minder vluchtige status te geven zet ik ze hier op een rijtje, in alfabetische volgorde, waarbij ik meestal de internationale titel hanteer bij films uit landen met een taal die bij ons wat minder vaak over de lippen komt.

De lijst waaraan ik meermaals refereer vind je op de home page.

De hier geplaatste stills vallen binnen 3 categorieën:

1/ de 10 beste films aller tijden (die zijn genummerd)

2/ de 28 films die ex aequo op nummer 11 staan

3/ een in principe eindeloze lijst van films die in mijn herinnering zijn blijven hangen, films die ik onlangs gezien heb, op tv of netflix of uit mijn eigen collectie, en waarover ik iets te zeggen heb, of wanneer de actualiteit er aanleiding toe geeft.

In de oorspronkelijke reeks ging het om de foto en gaf ik er summiere informatie bij. Toen die "klaar" was ging ik door met "duidingen" (geen recensies) met uitgebreidere teksten van de films die ik recent zag.

 

 

 

GANDU is een West-Bengaalse film die in India verboden werd vanwege de expliciete seks. Het zijn welgeteld twee scènes. Gandu betekent mislukkeling en is de naam van het hoofdpersonage, tenminste iedereen noemt hem zo, zelfs zijn moeder, bij wie hij nog steeds woont en op wie hij vegeteert. Hij is rapper en haat zijn leven. Zijn beste vriend Rickshaw vereert Bruce Lee als een hindoe God. In deze experimenteel opgezette film spat de lamlendigheid vol energie van het scherm in prachtige zwartwit fotografie (alleen de ontmoeting met de Engel is in oververzadigd kleur opgenomen). Je moet de film even de kans geven om eraan te wennen, maar gelukkig sleept de muziek van Five Little Indians je erdoorheen. Op de een of andere manier kreeg ik hetzelfde gevoel als toen, en geloof me, deze twee films kunnen niet meer van elkaar verschillen, PERMANENT VACATION van Jim Jarmusch uitkwam. Een zelfde soort energie.

Tijdens het kijken naar GANGSTER SQUAD kwam ik er achter dat ik de film al eens gezien had, maar dat is niet erg want zelfs bij de eerste keer kijken is het net alsof je de film al vaak gezien hebt. Niets nieuws onder de zon dus, niets wat je niet al bij Scorsese en DePalma gezien hebt. Dat de film toch boeit ligt aan het lekkere, goed vertelde verhaal over de (echt bestaan hebbende, hoewel de film grotendeels fictie is) gangster Mickey Cohen (Sean Penn) die eind jaren veertig probeert Los Angeles onder zijn controle en in zijn macht te krijgen en daarbij tegengewerkt wordt door een klein, in het geheim opererend team van politiemannen: de rechtschapen maar niet erg slimme Josh Brolin, gladde jongen Ryan Gosling, ijzervreter Robert Patrick en nerd Giovanni Ribisi, aangevuld met een zwarte agent (Anthonie Mackie) en een latino (Michael Peña), allemaal verrassingsloos getypecast dus. Ook Nick Nolte als commissaris, die het team aanstuurt, en gangster-liefje met het gouden hart Emma Stone zijn prima op hun plek. De chemie tussen Gosling en Stone is zo pregnant dat ze later in LA LA LAND opnieuw en alweer succesvol aan elkaar gekoppeld worden. Alleen Sean Penn detoneert en acteert als een parodie op James Cagney. Ik zie Penn liever in rollen met wat meer inhoud, zoals 21 GRAMS of MYSTIC RIVER.

Een politieagent verkracht een minderjarig meisje en gaat hiervoor zes jaar de bak in. Wanneer hij vrijkomt wordt hem een baan als privédetective aangeboden. Dan krijgt hij een zaak waarbij de spil een jonge vrouw is die het bewuste meisje van toen blijkt te zijn, maar onder een andere naam. LA GARCE uit 1984 van Christine Pascal lijkt in alles op een film noir, het onderwerp, de moreel gecompromitteerde privédetective, de femme fatale, de voice over, de melancholische saxofoon, het camerawerk (van Raoul Coutard), maar de felle Franse kleuren die me doen denken aan de films van Godard uit midden jaren zestig zoals PIERROT LE FOU en MADE IN USA, waarbij inderdaad ook Coutard de cinematografie verzorgde, verhinderen het ware film noir gevoel. Richard Berry is oké als de privédetective en Isabelle Huppert is subliem als la garce (vertaald: de slet) en ik kan bijna niet geloven dat ze toen al bijna dertig was. Regisseur Christine Pascal zou hierna nog het wondermooie LE PETIT PRINCE A DIT maken, voordat ze in een depressie zelfmoord pleegde, waarvoor haar behandelend arts wegens nalatigheid in de gevangenis belandde.

Toen ik GATTACA van Andrew Niccol in 1998 zag schreef ik: “Goed gemaakte, verzorgde, inhoudelijk zeer interessante maar zielloze science fiction. Had een goede film kunnen zijn met een bevlogen regisseur vol pit en met visie. Nu goed voor de tv en dat is zonde van de mooie art direction en van het cinemascopeformaat. Tussen de opnames door sloeg de vonk tussen Ethan Hawke en Uma Thurman wel over en ze verwachten nu hun eerste baby.” Hier sta ik na weerzien nog steeds achter, hoewel ik nu het woord zielloos zou vervangen door afstandelijk. Wel wil ik eraan toevoegen dat de film draait om de relatie tussen Hawke en degene wiens identiteit hij overneemt (Jude Law), en uiteindelijk tussen Hawke en zijn broer (Loren Dean). De jeugdige competitiedrang tussen de volmaakte broer en de gewone Hawke tegenover de samenwerking tussen de eveneens volmaakte Law, die echter door een ongeluk verlamd is geraakt, en de naar volmaaktheid strevende Hawke. Als zijn broer in zijn leven terugkomt als de politierechercheur die hem verdenkt van moord is de cirkel rond. Overigens, die baby werd ook actrice, Maya Hawke, bekend van o.a. Stranger Things.

 

In GET OUT wordt het begrip cultural appropriation heel erg ver doorgevoerd, en uitgebreid tot ver voorbij het culturele aspect. Een zwarte man bezoekt met zijn witte vriendin voor de eerste keer haar ouders. Hij wordt hartelijk ontvangen hoewel met name de vader te hard zijn best doet om duidelijk te maken dat hij geen racist is. Als haar broer arriveert slaat de stemming echter om en zeker op het feest de dag erna begint de man zich extreem ongemakkelijk te voelen. Er is heel erg duidelijk iets heel erg niet in de haak. Zeer sterke horrorfilm, het debuut van Jordan Peele die hierna de eveneens uitstekende films US en eerder dit jaar NOPE maakte. Zijn films zijn niet alleen spannend en eng maar GET OUT maakt tevens op intelligente wijze duidelijk hoe de van oorsprong Europese immigrant en zijn cultuur parasiteert op de cultuur en fysieke kracht van de Afro-Amerikaan en zich die toe-eigent, terwijl US (zie aldaar) een meer algemene en Jungiaans- psychologische benadering kent.

Een jaar voordat de Britse actrice en regisseur Ida Lupino naar Hollywood vertrok speelde ze in de film THE GHOST CAMERA (1933), geregisseerd door Bernard Vorhaus, die later THE AMAZING MR. X zou maken met Cathy O'Donnell (ook op deze site te vinden). Een wereldvreemde apotheker, zo’n type dat een halve eeuw later Hugh Grant wereldberoemd zou maken, vindt een camera, ontwikkelt de foto’s, een waarop een moord gepleegd wordt, en gaat op zoek naar de eigenaar. Hij komt terecht bij een jong meisje (Lupino was 15 toen de film gemaakt werd en lijkt nog totaal niet op de beroemde actrice van later), wier broer de camera bezat en die is verdwenen. Die broer wordt gespeeld door de toen nog heel jeugdige gerenommeerde Britse acteur John Mills (vader van Hayley). Aan de hand van de andere foto’s gaan de apotheker en het meisje verder zoeken. Een curiosum, met 66 minuten net lang genoeg om te amuseren. Vooral door de totaal miscaste Henry Kendall als apotheker lijkt de eerste helft eerder een komedie dan een spannend mysterie. Alleen voor Mills of Lupino fans.

 

Bij het selecteren van geschikte foto’s voor deze filmstillgalore ontdekte ik dat er een paar bij zitten van kleine meisjes met een schietwapen. Wat zegt dat over mij? vroeg ik me ongerust af. Degene aan wie iedereen natuurlijk meteen denkt is Natalie Portman in LEON, maar eerlijk gezegd dacht ik daar pas aan toen ik het 'thema' ontdekt had. De leukste scènes in GHOST DOG: THE WAY OF THE SAMURAI uit 1999 van Jim Jarmusch zijn die met Camille Winbush, in de still in een minder ontspannen situatie.

Welgestelde Texaans veeboer Rock Hudson reist naar Maryland om een paard te kopen en komt terug met een vrouw. Of Elizabeth Taylors doorbraak tien jaar eerder als paardenmeisje in NATIONAL VELVET daar iets mee te maken heeft weet ik niet. In mijn herinner-ing is het eerste deel van George Stevens' epos GIANT geweldig, het tweede deel, wanneer James Dean rijk is geworden, een stuk minder. Oké, de film begint wat te slepen en zou wat compacter verteld kunnen worden, maar bij herzien vind ik het tweede deel echt beter. Plat gezegd is de hele film een amalgaam van wedstrijdjes ver pissen. De Texaanse machomanieren tegenover de oostelijke verfijning, de oude tijd tegen de nieuwe tijd (de film bestrijkt de eerste helft van de 20e eeuw), de gevestigde orde tegen de nieuwkomer, oud geld tegen nieuw geld. Maar Stevens laat waar het hem om gaat buiten deze kinderlijke machtsspelletjes: de arme bevolking, de Mexicanen, bevinden zich niet in de positie om een strijd aan te gaan, zelfs niet als het om ver pissen gaat. Dat de aristocratische oerconservatieve veeboer uiteindelijk een gevecht voert tegen racisme en dat zijn liberale oostelijke vrouw zich op het eind volbloed Texaanse noemt is bijna Hegeliaans: these – antithese – synthese.

De scène waarin de dan nog voor zijn bestaan ploeterende James Dean een kop thee zet voor de onbereikbare vrouw van zijn dromen Elizabeth Taylor is het aandoenlijke, humoristische en intieme hoogtepunt binnen een gigantische 200 minuten durende productie.

GINGER & ROSA van Sally Potter uit 2013 gaat over twee tieners, hartsvriendinnen sinds hun geboorte, in Londen ten tijde van de Cubaanse Crisis. Elle Fanning, dan op haar 13e al een veteraan, is Ginger, de debuterende Alice Englert speelt Rosa. Ginger groeit op in een vrijdenkend gezin, wil dichter worden en maakt zich zeer ernstige zorgen om de nucleaire dreiging, terwijl het Rosa alleen maar gaat om de liefde. De onafscheidelijke vriendinnen, die zelfs altijd hetzelfde gekleed gaan, groeien uit elkaar, zeker als Rosa een verhouding begint met Gingers vader, een idealistische anarchist die tegelijkertijd een asociale egoïst is. Zonder te willen beweren dat deze door Potter geschreven geschiedenis autobiografisch is, put ze ongetwijfeld uit persoonlijke herinneringen, ze was toen zelf ook van die leeftijd en haar eigen artistieke aspiraties en politieke bevlogenheid klinken sterk door in het Ginger-personage. Fanning is gewoon fenomenaal goed en steekt uit boven de rest van de cast, die overigens ook prima is, want met Christina Hendricks en Alessandro Nivola als Gingers ouders, Jodhi May als Rosa’s moeder, Timothy Spall, Oliver Platt en Annette Bening. De laatste akte is hartverscheurend mooi. Vreemd, maar niet storend is dat de kleding en haardracht van de meeste personages erg hedendaags zijn, alsof Potter ermee wil zeggen dat de uiterlijke omstandigheden misschien veranderd zijn, maar waar het om gaat absoluut niet. De dreiging van totale vernietiging is nog steeds aanwezig, nu, tien jaar na de film, meer dan ooit.

Meteen al in het begin van LE GITAN zie je een niet zo fraai staaltje etnisch profileren tijdens een briefing van de politiecommissaris. Deze commissaris is met twee zaken tegelijk bezig, het oppakken van een man wiens vrouw van het balkon gevallen (geduwd?) is en die verdacht wordt van een grote kraak bij een juwelier, en het oppakken van de ongrijpbare Gitan, die met zijn bende brutale roofovervallen pleegt. Het toeval wil dat deze twee verdachten zich per ongeluk, ze kennen elkaar niet eens, telkens in elkaars nabijheid bevinden. Dat soort onwaarschijnlijkheden, het feit dat er geen enkel personage voorkomt in de film met wie je kunt sympathiseren en de niet bijster interessante plotontwikkeling maken van LE GITAN een vrij beroerde film. Het enige opmerkelijke aan de film is dat Alain Delon de titelrol op zich neemt en de film produceert en de film stelling neemt tegen discriminatie en ongelijke behandeling van zigeuners, terwijl hij zich een paar jaar later een volbloed aanhanger van Jean-Marie Le Pen en zijn racisme toont.

 

De filmstill van vandaag komt uit THE GLASS KEY uit 1942 van Stuart Heisler, een film noir gebaseerd op de roman van Dashiell Hammett. In deze film krijgt het typische Hammett-personage, de onkreukbare en loyale Alan Ladd, op het einde het meisje (Veronica Lake) wel, zelfs nadat hij haar in de val heeft moeten lokken om de echte moordenaar te laten bekennen. Verder een glansrol voor William Bendix als de dommekracht: "Hey, Rusty, Little Rubber Ball is back. I told you he liked the way we bounced him around." Want, ja, Ladd krijgt heel wat klappen.

De eerste KNIVES OUT film was erg vermakelijk, maar het stomp-zinnige accent dat Daniel Craig zich had aangemeten bedierf veel van de pret. Ik dacht eerst dat het, gezien zijn naam Benoit Blanc, een Fransman moest voorstellen die Engels sprak, later bleek dat het een zuidelijk Amerikaans accent moest voorstellen. In de tweede film GLASS ONION: A KNIVES OUT MYSTERY, laat Janelle Monáe zien (horen) hoe je dat moet doen, met een zuidelijk accent praten. Ze steelt sowieso de show in deze over-the-top hommage aan Agatha Christie. Op dit moment bevalt acteren haar blijkbaar beter dan zingen, want ik zie haar regelmatig in films, terwijl ze al jaren geen nieuwe muziek heeft afgeleverd. Het draait om een Elon Musk (of Bezos of Jobs) achtig personage, gespeeld door Edward Norton, die een aantal personen uitnodigt in zijn huis op een verder verlaten Grieks eiland, om een moordmysterie te spelen. Alle genodigden hebben hun carrière aan hem te danken en allemaal hebben ze een motief om hem te vermoorden. En dan wordt er een echte moord gepleegd... Het is een hoogst vermakelijke film geworden, puur escapisme, hoewel er wel degelijk geprobeerd wordt om er maatschappelijk relevante thema’s in te verwerken, maar dat blijft slechts oppervlakkig. Een keur aan cameo’s van (en deze lijst is niet uitputtend) Angela “Miss Marple” Lansbury, Stephen Sondheim, Natascha Lyonne en Serena Williams. O ja, de film heeft zoveel vaart en er gebeurt zoveel dat Craigs nog steeds abominabele accent me niet eens stoorde.

Een van de redenen dat ik bij de filmprogrammering van OOC Zienema ging was omdat ik deze film vertoond wilde zien. Het was THE GOLD DIGGERS uit 1983 met in de hoofdrol Julie Christie, de debuutfilm van Sally Potter, die ik tot dan slechts kende als zangeres in de Engelse avantgardescene en die later furore zou maken met films als ORLANDO, THE TANGO LESSON en YES. Ik wist van de film omdat ik de soundtrack op lp had want die was van Lindsay Cooper en ik hield erg van haar muziek. Omdat het vandaag (18 september 2020) 7 jaar geleden is dat Lindsay Cooper overleed deze filmstill. O ja, het lukte niet om de film vertoond te krijgen. Ik kreeg niemand mee. Te obscuur. Maar mijn hele carrière in de filmvertoningswereld heb ik dus te danken aan mijn liefde voor muziek in het algemeen en voor Lindsay Cooper in het bijzonder.

GOTHIC is een film van Ken Russell, dus je weet wat te verwachten. In tegenstelling tot REMANDO AL VIENTO (zie aldaar) beperkt de film zich tot het verblijf van Mary Wollstonecraft Godwin, Percy Shelley en Claire Clairmont bij Lord Byron en dokter Polidori in Villa Diodati, Genève. Waar Frankenstein verzonnen werd (zie aldaar). Alles wat tijdens het verblijf besproken wordt en gebeurd is (hetgeen we weten omdat zowel Mary, Percy als Polidori er in hun dagboek over geschreven hebben) passeert de revue in de film maar de film is opgezet als een hysterische en extravagante, hallucinante horror-koortsdroom, compleet met duiveluitdrijving. Het is dus compleet over the top maar het bruist ook, is prachtig geënsceneerd en mooi gefotografeerd en, anders dan REMANDO, bezield door een uitstekende cast: Natasha Richardson (Mary), Julian Sands (Percy), Gabriel Byrne (Byron), Timothy Spall (Polidori) en Myriam Cyr (Claire). En ja, Mary Shelley kende het schilderij De Nachtmerrie van Füssli, waarop de scène die hoort bij de afbeelding gebaseerd is.

Na het feestje omdat hij is afgestudeerd wordt Benjamin (Dustin Hoffman) verleid door Mrs. Robinson (Anne Bancroft), de vrouw van zijn vaders zakenpartner, en vanaf dan komen ze elke dag bij elkaar in een hotel. Als hij haar dochter (Katharine Ross) echter ontmoet wordt hij verliefd op haar. Complicaties, dus. THE GRADUATE van Mike Nichols uit 1967 is een klassieker, maar inmiddels wel een erg gedateerde klassieker, wat eerdere keren dat ik de film zag, in de jaren 70 en 80, nog niet het geval was. De eerste helft van de film is bijna niet meer om aan te zien, Hoffmans gestuntel is erg vet aangezet en irritant en datzelfde geldt voor zijn ouders en meneer Robinson. De tweede helft (startend met de scène waaruit de bijgeplaatste still is genomen) is van een heel ander kaliber: Benjamin lijkt wel een ander persoon, nee, is een ander persoon, zelfverzekerd en doortastend. Door al dat geflikflooi met de oudere vrouw (in werkelijkheid was Bancroft nauwelijks ouder dan Hoffman en Ross) heeft hij blijkbaar ballen gekregen. Gelukkig voor de film, die er een heel stuk van opknapt. Hoffman is duidelijk te oud voor het personage dat hij speelt maar het is zijn doorbraak naar het grote publiek; Anne Bancroft is werkelijk grandioos als de in haar leven teleurgestelde Mrs. Robinson. Haar tragiek redt de film.

Er is niet zo heel veel fantasie nodig om in LE GRAND CHEMIN (1987) van Jean-Loup Hubert een variant te zien op de klassieker JEUX INTERDITS. Omdat ze in een kliniek moet gaan bevallen brengt Parisienne Claire (de zo betreurde Christine Pascal, zie bij LA GARCE) haar tienjarige zoon Louis (Antoine Hubert, zoon van de regisseur) naar het platteland, waar hij de zomervakantie zal doorbrengen bij haar vriendin Marcelle (Anémone). Hij maakt al meteen vriendjes met het buurmeisje, de bijdehante en vroegwijze Martine (Vanessa Guedj). Ze halen kattenkwaad uit en ze maakt hem wegwijs in het ‘echte’ leven (want hij komt uit de stad, wat weet hij nou?). Intussen merkt hij al snel dat er een koude oorlog woedt tussen de kwezelige Marcelle en haar man Pelo (Richard Bohringer), een ongelikte beer en dronkenlap, die wanneer nuchter echter prima kan opschieten met Louis, die door zijn echte vader in de steek is gelaten. LE GRAND CHEMIN is een volwassen kinderfilm die serieuze onderwerpen niet uit de weg gaat, humor heeft, ontroert en hoewel sentimentaliteit vermijdend Marcelle en Pelo hun happy end geeft, en dat gun je hun. Hubert zou zijn zoon en Bohringer opnieuw samen casten in zijn volgende en bekendste film APRÈS LA GUERRE.

 

 

Voor LES GRANGES BRÛLÉES, zie LE CERCLE ROUGE

Eigenlijk wil ik geen woorden vuil maken aan THE GRAY MAN. Als je denkt Ryan Gosling, Ana de Armas, Billy Bob Thornton, Alfre Woodard, wat kan er misgaan, zelfs als je Chris Evans een aanbeveling vindt, nou, ga naar buiten het aantal stoeptegels in je straat tellen en je zult meer plezier beleven, meer meemaken en met meer verrassende nieuwe inzichten thuiskomen dan wanneer je de fout maakt dit wanproduct te gaan kijken.

Behalve regisseur van THE GREAT DEBATERS is Denzel Washington ook de hoofdrolspeler in deze op echte gebeurtenissen gebaseerde film. Hij is Melvin Tolson, anno 1930 een professor op een kleine zwarte universiteit in Texas. Hij verzamelt een paar leerlingen om zich heen en begint een debatclub, die alle debatten tegen andere universiteiten wint en uiteindelijk regerend kampioen Harvard tegen-over zich krijgt. Voor het eerst in de geschiedenis een zwart team tegenover een wit team, ze winnen nog ook en zullen dat jaren op rij blijven doen! Het is een historisch gegeven maar de samenstelling van Tolsons team is de natte droom van elke scenarioschrijver en geeft aan dat er om dramatische redenen mee gespeeld is: een rebel die de randjes opzoekt, een vrouw (de eerste in de geschiedenis die geselec-teerd werd voor zo’n debatclub, die, stokoud inmiddels, Denzel Washington zal overhalen de rol van Tolson op zich te nemen), een veertienjarig wonderkind (die later, maar dat valt buiten het bestek van de film, een belangrijke rol zal gaan spelen in de burgerrechten-beweging) en iemand die al snel afhaakt vanwege Tolsons vermeende communistische sympathieën. De film is degelijk en meeslepend, filmisch gezien niet opzienbarend, maar weet invoelbaar te maken hoe het is om nergens veilig te zijn vanwege je huidskleur, altijd bang te moeten zijn om vernederd of opgepakt en gearresteerd of gelyncht te worden. Die altijd aanwezige angst, waar je ook gaat of staat, sluipt er bij de kijker in en laat een onuitwisbare indruk achter. Het onderwerp is wel degelijk opzienbarend (en weinig verteld), want Tolson gaat in feite vooraf aan het rijtje Rosa Parks, Martin Luther King, Malcolm X, Stokely Carmichael, Angela Davis.

Om als iemand met een kleurtje in de jaren zestig veilig door het zuiden van de Verenigde Staten te kunnen reizen had je een groen boekje. In de film GREEN BOOK gaat ook alles volgens het boekje. Alles is zo uitgedacht dat het leven uit de film is geslagen. Het is een aaneenschakeling van clichés en omgekeerde clichés. Elke oogopslag een cliché, elk personage van plastic. Alleen Linda Cardellini onttrekt zich er enigszins aan. De film probeert weliswaar racisme aan de kaak te stellen, maar draagt scène op scène de boodschap uit dat de zwarte man hulpeloos is zonder de witte man. En de witte man moet voortdurend aan de zwarte man uitleggen wat zwarte cultuur is, kom op, zeg. Whitemansplaining, of zoiets. Wel goede muziek.

Dat belooft wat: een film met in de belangrijkste rollen Sean Penn, Jasmine Trinca, Javier Bardem en Idris Elba. THE GUNMAN blijkt echter een ordinaire actiefilm te zijn die op het einde met terug-werkende kracht wordt overgoten door een maatschappijkritisch sausje over de misdadige praktijken van multinationals in Afrika, waarschijnlijk slechts bedoeld om de linkse Penn te paaien. Jammer dat de enorme talenten van hem (en van Trinca, die niet veel meer mag doen dan de bevallige onschuld uithangen) ongebruikt blijven. Erger nog: verspild worden.

In werkelijkheid was meer dan een kwart van alle cowboys Afro-Amerikaan. Ik heb honderden en honderden westerns gezien maar in geen enkele ervan, ook niet in de revisionistische, wordt recht gedaan aan dit feit. Dat THE HARDER THEY FALL een voornamelijk zwarte cast (en crew) heeft kun je zien als tegenwicht, de geschiedenis een beetje rechtzetten, maar het betekent niet dat dit een revisio-nistische western is. De film is zo mythisch als elke oude Hollywood western, alleen worden hier nieuwe mythes gecreëerd. De meeste personages in de film zijn historische figuren. Zo leidde Rufus Buck inderdaad een bende, maar die bestond slechts een week en werd toen opgerold. In de film wordt hij gespeeld door een beer van een vent van middelbare leeftijd, Idris Elba, in werkelijkheid was het een miezerig joch van amper 20 (ik heb een boek waarin een foto van hem staat). Zo kun je bij alle hoofdpersonages nauwelijks overeenkomsten met de historische personen vinden. Zo is er bijvoorbeeld Cuffee, oftewel Cathay Williams. In werkelijkheid kleedde ze zich als man en ging zo het leger in. In de film kleedt ze zich ook als man, maar daar houden de overeenkomsten op. Dat gezegd hebbende, regisseur Jeymes Samuel (broer van zanger Seal) en zijn sterrencast hebben er een heerlijk spektakel van gemaakt en oa Idris Elba, Regina King, Delroy Lindo, Zazie Beetz en Jonathan Majors vullen met veel plezier de rollen in, maar de show wordt vanaf het eerste moment dat ze in beeld komt gestolen door Danielle Deadwyler als Cuffee (2e van links).

 

Harriet Tubman is een van de grootste helden uit de Amerikaanse geschiedenis. Onder Obama werd besloten dat zij, als eerste vrouw en als eerste Afro-Amerikaan, op een dollarbiljet geportretteerd ging worden, maar de misogyne en racistische zak die hem opvolgde stak daar een stokje voor. Natuurlijk. In de biopic HARRIET kunnen we zien waarom ze dat portret ten volle verdient en gelukkig heeft Biden het plan weer uit de kast gehaald. De film is geregisseerd door Kasi Lemmons, die niet veel films maakt maar de films die ze maakt zijn uitstekend, denk aan EVE’S BAYOU en TALK TO ME. De film is recht-toe-recht-aan verhalende geschiedenis, zonder fratsen of tierelantijnen, maar zo wordt de historische Tubman uiteindelijk het meest recht gedaan. Zeker met de formidabele hoofdrol van Cynthia Erivo (die ik alleen kende van Chewing Gum, de tv-serie van Michaela Coel), die Tubman neerzet als de gedreven, eigenwijze, bloedserieuze en doortastende vrouw die ze gezien haar enorme prestaties wel geweest moet zijn. Erivo kreeg er een Oscarnominatie voor.

Op de foto onder leert Janelle Monáe haar met een pistool om te gaan.

 

Helemaal aan het einde van de 19e eeuw was Harry Tracy de laatst overgebleven desperado. Iedereen was dood of zat gevangen: Bill Doolin, alle Daltons, Butch Cassidy, The Sundance Kid, John Wesley Hardin, noem maar op. Dus iedereen zit achter Tracy aan in HARRY TRACY, DESPERADO, aka HARRY TRACY, THE LAST OF THE WILD BUNCH. Gelukkig wordt de dochter van een rechter verliefd op hem. Ik heb eerder wel eens geschreven dat film fictie is, ook al is een werkelijk geleefd hebbend persoon het onderwerp, maar ik vraag me toch af waarom je een historisch iemand tot onderwerp van je film maakt als je helemaal niet van plan bent om je aan de historische gebeurtenissen te houden. Dat je voor een film de meedogenloze killer Tracy portretteert als een romanticus die wel in is voor een practical joke snap ik nog wel, maar werkelijk niets van de getoonde gebeur-tenissen is gegaan zoals de film beschrijft, of anders in een geheel afwijkende context geplaatst. Eén voorbeeld: in werkelijkheid was Tracy getrouwd met de zus van zijn partner-in-crime en is de rechters dochter die haar luxe leventje opoffert om aan zijn zijde het leven van een vogelvrije voortvluchtige te slijten, geheel verzonnen. Blijft over een matig amusante western met Bruce Dern, Helen Shaver, Michael Gwynn, en zanger Gordon Lightfoot als de marshall die hem op de hielen zit, maar je snapt wel waarom Butch Cassidy, The Sundance Kid, John Wesley Hardin en de Daltons bij iedereen bekend zijn en Tracy niet: de anderen hebben een veel betere PR gekregen in populaire media.

Nadat de tv-serie over The Monkees beëindigd was besloot een van de bedenkers en regisseurs ervan Bob Rafelson met hen de speelfilm HEAD te maken, en hij schreef samen met Jack Nicholson het scenario. Nou ja, speelfilm is een groot woord. Het is een psychedelische aaneenschakeling van losse, onaffe, absurde en onsamenhangende scènes, gelardeerd met fragmenten uit films en tv-programma’s. Het was een welbewuste poging om het tijdens de tv-shows opgebouwde brave en wat infantiele imago te vernietigen. De jongens stappen voortdurend in en uit filmsets, dwars door decors en maken de geschiftste dingen mee: zo worden ze als roos uit Victor Mature’s haar gekamd om vervolgens in een stofzuigerzak terecht te komen. Geen bekende Monkees-hits maar sterk psychedelische songs. Ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat MAGICAL MYSTERY TOUR van The Beatles als blauwdruk gediend heeft. Naast de bandleden zelf belangrijke rollen voor Victor Mature en Timothy Carey, en korte optredens van Dennis Hopper, June Fairchild en Teri Garr, bokser Sonny Liston en een cameo van Frank Zappa. Bob Rafelson en Jack Nicholson zouden hierna blijven samenwerken in oa. FIVE EASY PIECES en THE POSTMAN ALWAYS RINGS TWICE. Al met al is HEAD een leuke curiositeit.

Regisseur John Huston had het bij THE AFRICAN QUEEN al eerder gedaan met Humphrey Bogart en Katherine Hepburn en deed het een paar jaar later met HEAVEN KNOWS, MR. ALLISON opnieuw met Robert Mitchum en Deborah Kerr: zet een geweldige acteur en een geweldige actrice tegenover elkaar, plaats hen op een geïsoleerde plek en kijk waar de onderlinge chemie je brengt. Heel ver, bleek de eerste keer. Heel ver, bleek nu opnieuw. De marinier Mitchum spoelt na een Japanse aanval tijdens WOII aan op een eiland in de buurt van Fiji en vindt daar maar één bewoner: de non Kerr. Het zetten van een macho met een crimineel verleden die nog nooit gebeden heeft tegenover een godvruchtige en fragiel ogende non (over typecasting gesproken, bij allebei!) die langzaam naar elkaar toegroeien en om elkaar gaan geven, klinkt als een gemakkelijk premisse waarbij succes gegarandeerd lijkt, maar de acteurs moeten het wel waarmaken, geloofwaardig kunnen overbrengen. Mitchum en Kerr hebben echter zo’n fijne onderlinge chemie en spelen het spel zo subtiel dat Huston er maar bij hoefde te zitten en hen hun gang liet gaan. Mitchum en Kerr bleven de rest van hun leven bevriend.

HEREMAKONO is een vroege film van misschien wel de belangrijkste Afrikaanse regisseur van deze eeuw: Abderrahmane Sissako. Dit schreef ik erover nav IFFR 2007: “In een kustplaatsje in Mauritanië wacht een jongeman om naar Europa te vertrekken. Hij wacht op geluk, spreekt de lokale taal niet en past zich niet aan aan de plaatselijke gewoontes. Ook zien we een elektricien en zijn jonge leerling, een meisje dat zangles krijgt (wat een stem heeft dat kind!). Sissako weet de lamlendigheid van het wachten heel invoelbaar te maken. Had de film de avond voordat ik naar het Filmfestival ging ‘als voorproefje’ thuis op video gekeken, maar wilde hem alsnog op groot scherm zien. Het viel me op (maar niet heus) hoeveel aan me was voorbijgegaan op tv.”

Weer eentje uit de kleine serie van martial arts films. Wat Ang Lee met CROUCHING TIGER, HIDDEN DRAGON kan, kan ik ook dacht Zhang Yimou en gelijk had hij: HERO (YING XIONG, 2002) en HOUSE OF FLYING DAGGERS (SHI MIAN MAI FU, 2004) zijn zo mogelijk nog spectaculairder en (laat dat maar aan Zhang over) kleurrijker. Als oorspronkelijk ontdekker van Zhang Ziyi (geen familie) gaf hij haar in beide films een belangrijke (hoofd)rol, naast Jet Li, Tony Chiu-wai Leung en Maggie Cheung in de eerste en Kaneshiro Takeshi en Andy Lau in de tweede.

THE HERO begint mooi, rustig, melancholiek en bedachtzaam, precies zoals je verwacht van een film over een oude ongeneeslijk zieke acteur die zijn carrière en leven overdenkt. Later in de film zit nog een mooie scène, als hij tijdens een telefoontje in de wacht gezet wordt en Peer Gynt door de telefoon klinkt terwijl hij over de zee uitkijkt. Op dat moment ervaar je wat er in de man omgaat. De regisseur geeft deze in potentie prachtige film echter de diepgang van een Hallmarkkaart, daarbij geholpen door de hoofdrolspelers. Voor zo’n rolletje in THE BIG LEBOWSKI is Sam Elliott ideaal, maar een film dragen, daarvoor mist hij toch de bagage en de acteerkwaliteiten, die aaneenhangen van maniertjes: hup, daar gaat het koppie weer scheef; hup, daar is die ironische glimlach weer; hup, daar staart hij weer met die wezenloze blik in de verte. Laura Prepon is geweldig in een sit-com als That 70’s Show, maar geen filmactrice die overtuigend een mens van vlees & bloed en emotionele diepgang kan neerzetten. Ik had een gegarandeerd goede film klaarliggen maar moest zo nodig in de gids kijken of er iets op tv was en dit leek veelbelovend. Het was niks.

De roep dat de geschiedenis zoals die gecanoniseerd is herzien moet worden omdat deze een heel eenzijdig beeld geeft van het verleden en voorbijgaat aan de inbreng van niet-dominante bevolkingsgroepen is de afgelopen jaren luider en luider geworden. De film HIDDEN FIGURES is er een voorbeeld van waarom deze roep terecht is.        Er zijn meer films gemaakt over het begin van de Amerikaanse ruimtevaart, met als absolute hoogtepunt Philip Kaufmans THE RIGHT STUFF. Dat de raketten nooit van de grond waren gekomen zonder een groep Afro-Amerikaanse vrouwelijke genieën is een onbekend gebleven deel van dat verhaal en wordt uit de doeken gedaan in HIDDEN FIGURES uit 2016 van Theodore Melfi, met Taraji P. Henson, Janelle Monáe en Octavia Spencer als de boeg-beelden. Spil is Katherine Johnson, die begin van dit jaar op 101-jarige leeftijd overleed, en de trajecten voor de ruimtevluchten uit haar hoofd berekende. Zelfs toen er al computers gebruikt werden eiste John Glenn dat zij het voor de zekerheid narekende. Hij had meer vertrouwen in haar. Toch hadden zij, en al die andere vrouwen, erg veel last van de segregatie (er was niet eens een wc voor niet witte mensen op het NASA-terrein) en het wantrouwen en de racistische bejegening door collega’s en op institutioneel niveau. Henson bewijst dat ze niet alleen tough & sexy is maar ook prima uit de voeten kan met een rol als nerd in deze uitstekende film.

 

HIDE AND SEEK gaat over een man die na de zelfmoord van zijn vrouw samen met zijn dochter van 10 de landelijke omgeving opzoekt om van het trauma te genezen. Een horror met Robert De Niro en Dakota Fanning, en een topcast van bijrollen: Amy Irving, Elisabeth Shue, Robert John Burke, Melissa Leo en Famke Janssen. Je gaat voor minder een film kijken. En tot over de helft is de film boeiend en eng, maar als eenmaal duidelijk wordt hoe de vork in de steel zit blijkt dat geprobeerd is een mes in de steel te passen, want met de kennis van dat moment blijkt heel veel van ervoor totaal niet te kloppen, en dat nog wel op fundamentele kwesties. Wordt het nog een hele toer om hem uit te zitten.

DER HIMMEL ÜBER BERLIN uit 1987 van Wim Wenders, op een scenario van Peter Handke, staat 5 op mijn lijst beste films. Engelen dwalen door Berlijn en observeren de mensen, horen hun gedachtes, leven met hen mee, fluisteren hen soms bemoedigende woorden in. Dan wordt 1 van hen (Bruno Ganz) verliefd op een circusartieste (Solveig Dommartin, die alle stunts zelf aanleerde en uitvoerde) en verlangt ernaar mens worden. Deel te nemen aan het leven in plaats van toe te zien op het leven. Een film die tot het wezen van mens-zijn weet door te dringen, enerzijds via de gedachtes van enkele personages (onder wie Peter ‘Columbo’ Falk), anderzijds in die prachtige scène waarin de-mens-geworden-engel voor het eerst fysieke sensaties ondergaat. Hij proeft, hij ruikt, hij ziet in kleur, hij brandt zijn vingers aan hete koffie, is als een kind zo blij en gelukkig.

Op een gegeven moment kwam op facebook een post voorbij over troostrijke films, en ik moest toegeven nog nooit met die blik naar een film gekeken te hebben, dus eigen voorbeelden kon ik niet noemen. De enige film die me te binnen schoot was de Japanse film EUREKA (YURIKA) van Aoyama Shinji. De ultieme troostfilm voor de plaatser van het bericht was IT’S A WONDERFUL LIFE, en daar kan ik een heel eind in meegaan. Ook in DER HIMMEL... komen engelen voor. In IT’S A... is het een engel die een mens laat zien dat het leven, zijn leven, de moeite waard is, in DER HIMMEL... laat juist de mens aan de engel zien dat het menselijke leven de moeite waard is, zelfs zo waardevol dat het loont om je onsterfelijke status op te geven om aan de menselijke ervaring deel te kunnen nemen. Met andere woorden, troostrijker dan DER HIMMEL ÜBER BERLIN kan een film nauwelijks zijn.

 

In de Frans-Tunesische film UNE HISTOIRE D’AMOUR ET DE DÉSIR uit 2021 van Leyla Bouzid gaat Ahmed, een tweede generatie Algerijn, Literatuur studeren aan de Sorbonne. Zijn vader is een gedesillusioneerde intellectueel, zijn moeder is een levendige vrouw met een rijk sociaal leven, en hij heeft een jonger zusje, die zelfverzekerd in het leven staat. Op de uni ontdekt hij de rijke Arabische erotische literatuur uit voorbije eeuwen, en hij raakt er bevriend met Farah, een medestudente, vers uit Tunis. Ahmed voelt meer dan slechts vriendschap, Farah ook, maar hij is introvert, probeert zich aan de heersende moraal te houden, weet eenvoudig niet hoe met zijn verliefdheid om te gaan en niet hoe haar extraverte persoonlijkheid in zijn leven te passen. Griezelig hoe één op één ik me met Ahmed kon identificeren. Ik moest even denken aan FLEURS DU MAL van David Dousa, een film over een freerunner die via een Iraanse vluchtelinge de rijke islamitische literatuur leert kennen, maar dit is toch echt een heel andere film. Dit is een fijn gebalanceerde en tedere film waarin de vraag gesteld wordt of pure liefde geconsummeerd kan worden. Want in de Arabische literatuur wordt de muze verkozen boven de vrouw van vlees en bloed en sterven de meeste dichters van liefdesverdriet. Ik sprong een gat in de lucht toen ze op een gegeven moment een concert van de Tunesisch-Belgische zangeres Ghalia Benali bezochten, die het thema op haar album Romeo & Leila uit 2006 ook behandelde. Verder ook met opwindend saxofoonspel van Lucas Gaudin.

Vandaag een still uit HOLE IN THE SKY (SORA NO ANA) uit 2001 van Kumakiri Kazuyoshi uit Japan. Een meisje (de prachtige Kikuchi Rinko zal later internationale bekendheid verwerven door rollen in BABEL en NORWEGIAN WOOD) strandt in een uithoek van het eiland Hokkaido en vindt onderdak bij eenzame restaurantkok. Tussen hen bloeit een mooie liefde op, maar op een gegeven moment gaat het meisje zich vervelen en is het tijd om terug te gaan naar de bewoonde wereld. Rustig verteld, hartverwarmend klein verhaaltje dat enigszins te lijden heeft onder de voorspelbaarheid. Ik dacht, waarom kan een film niet gewoon ophouden? Waarom altijd een einde? Durf eens gewoon op te houden! Verder heel mooi.

 

Een western is al half geslaagd als de landschappen adembenemend zijn en dat is het geval bij HOSTILES, over een groepje militairen dat in 1892 een oude op sterven liggende al jaren in gevangenschap levende Cheyenne en zijn familie terug moeten brengen naar zijn geboortegrond in Montana om daar te sterven. Ook het acteerwerk (Christian Bale, Wes Studi, Rosamund Pike, Q’Orianka Kilcher) is prima. Maar hoe de indianenhaat onderweg omslaat in respect en solidariteit overtuigt me totaal niet. Dat neemt niet weg dat de momenten waarop de weerbarstigheid eventjes doorbroken worden door een glimlach hier en medemenselijkheid daar, zonnestraaltjes zijn in een verder grauwe hemel. En dat het einde, als de graven opgericht zijn, ontroert.

HOTEL RWANDA uit 2004 is de eerste en belangrijkste en wellicht beste film die is gemaakt over de genocide van 1994. Niet lang nadat we de film in het Filmhuis hadden gedraaid leerde ik iemand kennen van Rwandese afkomst. Op mijn vraag of ze de film had gezien vertelde ze Paul Rusesabagina persoonlijk te kennen omdat hij een vriend was van haar vader en vaak bij hen over de vloer kwam. Later gingen we samen naar de première van die andere film over de genocide, SHOOTING DOGS. Hoe goed ook, die film bekeek alles vanuit het perspectief van de witte buitenstaander, net zoals UN DIMANCHE À KIGALI, terwijl HOTEL RWANDA, hoewel ook grotendeels gemaakt door buitenstaanders, zich meer richt op de Rwandezen zelf. Deze schijnbaar idyllische still laat de stilte voor de storm zien.

Veel acteurs hebben Sherlock Holmes gespeeld, maar de meest iconische is toch wel Basil Rathbone, die tussen 1939 en 1946 veertien keer in de huid van de door Arthur Conan Doyle gecreëerde privédetective kroop, telkens vergezeld van Nigel Bruce als Dr. Watson. Om te beginnen met THE HOUND OF THE BASKERVILLES. Vreemd genoeg staat hij op de credits niet vermeld als hoofdrolspeler, die is weggelegd voor Richard Greene, die Sir Henry Baskerville speelt en na de dood van zijn oom terugkeert vanuit Canada naar zijn landgoed in Dartmoor, grenzend aan een onherbergzaam woest heidegebied, waar volgens de legende een monsterachtige moordende wilde hond rondloopt. Omdat Henry’s leven bedreigd wordt roept men de hulp in van Holmes. Vooral de scènes die zich afspelen in de ‘moors’ zijn erg mooi, sfeervol en spannend, hoewel je kunt zien dat het voornamelijk studiowerk is en geen echte wilde natuur. Verder met Wendy Barrie als de vrouw met wie Sir Henry zich verlooft, Lionel Attwil als de dokter en John Carradine als de wat sinistere bediende. Degelijk ouderwets vermaak. Nog dertien te gaan.

 

 

In mijn martial artfilmserie hier het visueel onwijs spectaculaire HOUSE OF FLYING DAGGERS (SHI MIAN MAI FU) van Zhang Yimou. Zie ook HERO.

De allereerste film is die ik in mijn leven zag was THE HUNCHBACK OF THE NOTRE DAME uit 1939, van William Dieterle en met Charles Laughton (de real life man van de bruid van Frankenstein) en Maureen O’Hara (de favoriete actrice van mijn vader). Zelf hadden we thuis nog geen televisie toen ik als kind van een jaar of zeven bij mijn oma en opa bleef logeren en ik ’s avonds lang mocht opblijven en televisie mocht kijken. Deze film werd toen vertoond en ik mocht hem zien. Misschien niet pedagogisch verantwoord want ik kreeg er nachtmerries van. Niettemin: de film liet een verpletterende indruk op me achter en die avond is me tot op de dag van vandaag bijgebleven. Wellicht was mijn leven heel anders gelopen als ik toen een baggerfilm gezien had en was ik nooit in de filmvertoningswereld terechtgekomen maar schoenverkoper geworden.

 

De filmstill van vandaag komt uit de Senegalese film HYÈNES uit 1992 van Djibril Diop Mambéty, de eerste Afrikaanse film die ik op het witte doek zag. Een kleurrijke zedenkomedie over hebzucht en schone schijn met surrealistische trekjes. Gebaseerd op een toneelstuk van Friedrich Dürrenmatt, Der Besuch Der Alten Dame, maar overgezet naar een Afrikaanse context, wat wonderwel werkt.

I AM NOT A WITCH is een film van Rungano Nyoni uit Zambia en gaat over een negenjarig meisje dat ervan beschuldigd wordt een heks te zijn. Een regeringsofficial brengt haar naar een heksenkamp. Om ervoor te zorgen dat de heksen niet ontsnappen worden ze aan een koord vastgemaakt dat aan een grote klos verbonden is. Knippen ze dat koord los zullen ze veranderen in een geit. In eerste instantie is het een maatschappijkritische komische satire waarin vooral de gewichtigdoenerij van de autoriteiten op de korrel wordt genomen en de onderdanige rol van de vrouw wordt bekritiseerd, maar gaandeweg wordt de film metaforischer en de toon bitterder en bitterder. Prachtig ingetogen spel van Maggie Mulubwa in de hoofdrol.

Helen is een meisje dat op 14-jarige leeftijd het platteland en haar twee kinderen (!) ontvlucht om in New York iets van haar leven te maken. Ze belandt in Hell’s Kitchen, Manhattan, waar haar huis al snel een plek is waar mensen samenkomen en waar altijd door haar bereid voedsel voorhanden is. Op een dag komt Lee Morgan er. Morgan was ooit een heel vriendelijke jongeman en een begenadigd trompettist, die bij Dizzy Gillespie en Art Blakey en John Coltrane speelde, maar hij is aan lager wal geraakt door een drugsverslaving. Hij leeft letterlijk in de goot en niemand wil meer met hem musiceren. Helen ontfermt zich over hem, helpt hem van zijn verslaving af te komen en zijn leven weer op de rails te krijgen. Ze is zijn geliefde, zijn manager die zijn carrière er bovenop helpt en ze zijn onafscheidelijk. Wanneer Morgan er een vriendinnetje bijneemt en van plan is Helen te verlaten schiet ze hem dood op het podium. De docufilm I CALLED HIM MORGAN is opgebouwd aan de hand van het laatste interview dat Helen voor haar dood een maand later gegeven heeft. In het begin heb je een hekel aan haar, ze heeft tenslotte een moord gepleegd, en nog wel op zo’n aardige man die zo goed trompet kon spelen, maar naar mate het verhaal vordert komt je sympathie geheel bij haar te liggen en snap je waarom ze tot die daad komt, waarmee ik het absoluut niet wil goedpraten. Nadat ze weer vrij komt wijdt ze de overige 20 jaar van haar leven in dienstbaarheid aan anderen. Ondanks die vreselijke daad kun je alleen maar enorm veel bewondering hebben voor haar. Illustratief ervoor is dat verschillende vrienden en medemuzikanten van Morgan ziedend op haar zijn en haar haten maar als ze haar uiteindelijk weer ontmoeten haar meteen weer in de armen sluiten.

I DON’T WANNA DANCE speelt zich af in Amsterdam Noord en gaat over de 15-jarige Joey, gespeeld door Yfendo van Praag, die feitelijk zijn eigen leven vertolkt. De film is namelijk gebaseerd op zijn eigen ervaringen. Hij is een talentvolle aankomend danser met een groot verantwoordelijkheidsgevoel en een broertje van tien. Hun moeder heeft een goed hart maar vanwege overmatig blowen nauwe-lijks verantwoordelijkheidsgevoel, en is expert in emotionele chantage en (publieke) vernederingen. Klein gehouden, realistisch drama met naturel spel en naturelle dialogen, dat vrolijkheid en plezier afwisselt met (steeds meer) ernst en drama. De band tussen moeder en zoon is vol liefde en onvoorwaardelijk, en hij moet voortdurend laveren tussen zijn liefde voor haar en opkomen voor zichzelf en voor zijn broertje. En daar zijn grenzen aan. Romana Vrede is zoals verwacht fantastisch als de moeder en Yfendo van Praag een ware openbaring. Een zeer geslaagd en ontroerend debuut van Flynn von Kleist.

 

Ik zag nogal op tegen I DON’T WANT TO SLEEP ALONE (HEI YAN QUAN), omdat deze gepland stond als allerlaatste van het filmfestival, dus op zaterdagavond om 22.30 uur. Nu ben ik een groot liefhebber van de films van Tsai Ming-lian, maar na meer dan een week de hele dag intensief film kijken eindigen in zijn trage stijl, ik was bang de aandacht er niet bij te kunnen houden. Die angst was echter totaal ongegrond, mijn concentratie verslapte geen moment, en dat beschouw ik als een groot compliment voor de film. Hoe zou ik de film gewaardeerd hebben wanneer bekeken met de frisse hongerige blik van het begin van het festival? De film gaat over een Chinese man die in Maleisië in elkaar geslagen wordt door een groepje zwendelaars. Hij wordt opgevangen en verzorgd door een man die verliefd op hem wordt. Daarnaast zien we twee vrouwen die een man in coma verzorgen. (Omdat beide zieke mannen gespeeld worden door Tsais vaste acteur Lee Kang-sheng was ik wel in de war, omdat ik dacht dat het om hetzelfde personage ging en dus beide episodes in een chronologisch andere periode plaatste, terwijl het verschillende personages waren en beide verhaallijnen tegelijkertijd speelden.) De jongste van de vrouwen ziet ook wel wat in gewonde man nummer 1 en vice versa, dus gedoe. Tsai heeft het gevoel voor humor terug dat hij in GOODBYE DRAGON INN en THE HOLE al liet zien te hebben en dat in THE WAYWARD CLOUD toch ontbrak. Het publiek was echter er totaal niet op voorbereid welk soort film men ging zien: de man voor me keek vooral naar zijn vrouw om bevestigd te krijgen dat wat op het scherm gebeurde toch wel erg raar was allemaal.

Laat je niet voor de gek houden, al heet de film I, MONSTER en de hoofdrolspelers Marlowe en Blake, het gaat wel degelijk om een bewerking van The Strange Case of Dr. Jekyll and Mr. Hyde van Robert L. Stevenson, en nog wel een behoorlijk tekstgetrouwe ver-filming. En al spelen Christopher Lee en Peter Cushing de hoofdrollen en is het een horror uit begin jaren 70, het is geen Hammer-productie. Die studio zou rond dezelfde tijd trouwens ook een variant van de roman op de markt brengen, namelijk DR. JEKYLL AND SISTER HYDE (zie aldaar). De eerste paar keer dat Marlowe in Blake verandert is het verschil alleen te zien door de sardonische glimlach die Lee tevoorschijn tovert, en meer is niet nodig want die is ronduit zeer eng. Al met al een zeer vermakelijke 75 minuten.

 

Gisteren zag ik I WALKED WITH A ZOMBIE van Jacques Tourneur uit 1943 weer eens. Sfeervolle, suggestieve, zelfs poëtische horrorfilm met prachtig schaduwrijk camerawerk en subtiel acteerwerk, zeker gezien het genre en de tijd. Wat ook opvalt is dat de lokale zwarte bevolking, hun religie en hun gebruiken met respect behandeld worden. En hoewel ik niet zo’n liefhebber ben van Chopin beschouw ik sinds deze film zijn 3e Etude als een van de mooiste melodieën die ik ken.

Zoals bijna alle films van Kore-eda Hirokazu is ook I WISH (KISEKI) uit 2011 een klein intiem familiedrama. In deze film wonen twee broertjes meer dan 1000 kilometer van elkaar vanwege de scheiding van hun ouders. Ze besluiten elkaar halverwege te ontmoeten, waar twee Bullit-treinen elkaar op topsnelheid zullen kruisen, want ze hebben gehoord dat ze dan een wens mogen doen. Met een paar vriendjes en vriendinnetjes reizen ze naar deze plek. Op de still schreeuwen ze hun wens uit boven het lawaai van de treinen die elkaar kruisen en dat is een grandioos en diep ontroerend moment. Wat een fantastische films maakt die man toch.

De Russische film IDI I SMOTRI (KOM EN ZIE) uit 1985 van Elem Klimov is een film die alle andere films over oorlog overbodig maakt. Het speelt zich af in Oekraïne wanneer de Duitse troepen zich terugtrekken na de nederlaag bij Stalingrad en dood en verderf zaaien op de meest gruwelijke wijze. Toch zijn er ook enkele prachtige dromerige momenten, zoals in de scène waaruit deze still komt.  Het verhaal gaat dat de jongen gehypnotiseerd werd om er geen trauma´s aan over te houden. Verder een onvergetelijke rol van Olga Mironova  in haar enige filmrol.

Meteen na het drie Oscars winnende MOONLIGHT maakte Barry Jenkins IF BEALE STREET COULD TALK, naar de roman van James Baldwin, en won opnieuw een Oscar, nu voor Regina King, als de moeder, voor beste actrice in een bijrol. Het onderwerp is heel serieus, een jonge zwarte man die op het punt staat te trouwen en vader te worden, wordt gearresteerd en ten onrechte beschuldigd een vrouw te hebben verkracht en krijgt geen gerechtigheid, maar de aanpak is juist heel dromerig, hypnotiserend op momenten, alsof je naar een Terrence Malick film zit te kijken. De originele muziek van Nicholas Britell heeft hier een belangrijke bijdrage in. Naarmate de film vordert ga je je als kijker kwader en kwader maken, maar het haalt niets uit: zwarte mensen weten immers al heel lang dat hoeveel poëzie en schoonheid je ook ergens in stopt, de witte man altijd klaar staat om het te vernietigen. Daarom is, na aanvankelijk verzet en strijd tegen de onrechtvaardigheid en voor gerechtigheid, de toon van de film eentje van berusting. Maar ook een film die je bij blijft en nog lang doorgaat nadat ie afgelopen is.

Een soort remake van de musical OKLAHOMA! maar dan in de handen van Charlie Kaufman, zo kun je I’M THINKING OF ENDING THINGS, zijn nieuwste (Netflix)film met veel moeite noemen. En die handen van Kaufman, of eerder zijn overactieve brein, produceerden onder andere BEING JOHN MALKOVICH, ETERNAL SUNSHINE OF THE SPOTLESS MIND en SYNECDOCHE, NEW YORK, dus houd je maar vast aan elk handvat dat binnen je bereik komt. Op het einde van dit stukje wilde ik een gigantische spoiler plaatsen omdat ik denk dat het helpt bij het begrijpen van de film maar daarmee onthoud ik je van het zelf ontdekken, want het is absoluut de moeite van het kijken waard. Unheimisch, dat woord schoot me telkens te binnen tijdens het kijken, en je hoeft maar één blik op de cast te werpen om te weten in welke ongemakkelijke en claustrofobische koortsdroom je ondergedompeld gaat worden: Jesse Plemons, Jessie Buckley, Toni Collette en David Thewliss. Spring nu totaal blanco in het diepe, zoals ik heb gedaan.

De eerste keer dat ik IN BRUGES zag was in België. Niet in Brugge maar in Brussel, in een illegale, Frans ondertitelde kopie, nog voordat de film in Nederland in distributie kwam. De film is een inktzwarte misdaadkomedie over twee Ierse huurmoordenaars die, na een mislukte aanslag waarbij een kind omkwam, zich van hun Engelse opdrachtgever in Brugge moeten schuilhouden. Grotendeels gevuld met leeg gezwam, grove humor, politiek volkomen incorrect, maar op momenten ook melancholisch en serieus. De hele film draait om Colin Farrell en Brendan Gleeson, aangevuld met een heerlijke cast van Ralph Fiennes, Jérémy Renier, Clémence Poésy en Thekla Reuten, en er wordt optimaal gebruik gemaakt van Brugge als fotogeniek middeleeuws decor. IN BRUGES is een soort Brits-Ierse Tarantino, maar rechtlijnig verteld en zonder filmgeschiedenisverwijzingen.

Er kwam een mooi vervolg op Wenders' DER HIMMEL ÜBER BERLIN, (zie aldaar) namelijk IN WEITER FERNE, SO NAH!, waarin mede-engel Otto Sander mens wordt, maar op het derde deel waarin Nastassja Kinski mens wordt zit ik nog steeds te wachten. Ganz, Sander, Falk en Dommartin leven niet meer, dus ik denk niet dat het daar nog van komt. Ik zag de film in een voorpremière in DeSmet in Amsterdam (in de foyer ervan wordt tegenwoordig Met Het Mes Op Tafel opgenomen) en ging meteen na de film naar Zandvoort, om, na een biertje in een soort Laurel & Hardy café, aan zee te dromen over Nastassja Kinski als mijn persoonlijke beschermengel en voelde me intens gelukkig.

Hoewel ik Paul Thomas Anderson een geweldige regisseur vind, MAGNOLIA is een meesterwerk, zijn muziekclips met Fiona Apple behoren tot de beste clips die ik ooit gezien heb, is zijn film INHERENT VICE uit 2014 me indertijd ontgaan. Ik zie veel overeenkomsten met mijn eigen verhalen en romans over “mijn” privédetective Saariaho, in verhaalopbouw en structuur, en dat bevalt me goed. Ook houdt mijn protagonist van Neil Young en Joaquin Phoenix, die in de film de privédetective speelt, ziet eruit als Neil Young begin jaren zeventig. Op de soundtrack staan liedjes van (o.a.) Young. Mijn verhalen, situaties en personages zijn niet zo buitenissig als in INHERENT VICE, maar de verwantschap en achterliggende motivatie om zo te schrijven is evident. Waarmee ik me overigens niet wil vergelijken met Thomas Pynchon, op wiens roman de film geba-seerd is. Prima rollen van Phoenix en Josh Brolin, daarbij heerlijk ondersteund door Katherine Waterston, Joanna Newson (die ik alleen kende als muzikant), Owen Wilson, Martin Short, Martin Donovan, Reese Witherspoon, en Benicio del Toro. Met zijn tweeëneenhalf uur niets te lang.

De bedrieger bedrogen door de bedrogene, en dat in het kwadraat, somt wel zo’n beetje de plot op van Claude Chabrols LES INNOCENTS AUX MAINS SALES. Maar hoe dan ook, uiteindelijk is de vrouw altijd het slachtoffer en wordt door elke man slechts als lustobject gezien en van hot naar her gemanipuleerd, want zoals Jean Rochefort aan Romy Schneider (de enige vrouw in de film!) uitlegt (ik parafraseer): “Het is een mannenwereld, met wetten gemaakt door mannen en uitgevoerd door mannen en bestemd voor mannen.” De film was niet ondertiteld en op een gegeven moment kon ik het Frans niet meer volgen en ben overgestapt op de Engelstalige versie, wat in dit geval helemaal oké is want hoofdrolspelers Romy Schneider en Rod Steiger spraken in hun gezamenlijke scènes Engels tegen elkaar en daar is de Franse versie juist de nagesynchroniseerde versie.

 

In INSIGNIFICANCE van Nicolas Roeg uit 1985 legt de Actrice (Roegs muze Theresa Russell)  aan de Professor (Michael Emil) mbv treintjes, speelgoedauto´s, een zaklantaarn en een ballon de speciale relativiteitstheorie uit. Roegs films waren op zijn minst fascinerend, op zijn best betoverend.

Ik ken Mischa Barton van LAWN DOGS en PUPS uit eind jaren 90, maar toen was ze nog een (zeer talentvol) kind en daarna ben ik haar uit het oog verloren. Omdat ze de hoofdrol speelt in INVITATION TO A MURDER (2023) en de film geïnspireerd is op Agatha Christie dacht ik, laat ik eens kijken. De laatste jaren is Agatha Christie immers weer helemaal in, met de twee Kenneth Branagh films en de twee KNIVES OUT producties (zie bij GLASS ONION op deze pagina), alle vier erg vermakelijk en goed gemaakt. Dat geldt echter niet voor deze film. Het is saai en vervelend en doods. Kom je deze film tegen: mijd hem, tenzij de suffige tv-serie Murder, She Wrote je favoriete serie aller tijden is. Dan is je standaard laag genoeg om hier plezier aan te beleven.

Door de gebeurtenissen van afgelopen week lonkte IVAN GROZNY van Sergej Eisenstein vanuit de dvd-kast naar me. Het was bedoeld als trilogie maar het derde deel is nooit gemaakt. Het eerste deel behandelt de eerste jaren van Ivan als de eerste Russische tsaar, die de talloze vorstendommen verenigde en er één land van maakte (waarbij hij het werk van opa Ivan III (de Grote) en vader Vasili III voltooide) en eindigt met de moord op zijn (eerste) vrouw. Ivan lijkt uiterlijk in dit eerste deel wel een beetje op Jezus. Het tweede deel heet Het Complot Van De Bojaren (i.e. de adel), maar dat deel beviel Stalin totaal niet (die in de bij Ivan zichtbaar toenemende paranoia en waanzin misschien wel te veel van zichzelf herkende), zodat het op de plank bleef liggen tot jaren na Stalins dood. Eisenstein leefde toen ook al niet meer en het derde deel is er dus nooit gekomen, hoewel pas in dat deel hij de naam Ivan de Verschrikkelijke eer zou gaan aandoen. Het acteerwerk is in moderne ogen niet om aan te zien: statisch en theatraal, met wijd opengesperde ogen als voornaamste uitdrukking, maar de ensceneringen en de cinematografie zijn nog steeds verbluffend en je kijkt je ogen uit. De ingewikkelde claustrofobische structuur van het paleis, waar een groot deel van de film zich afspeelt, is een doolhof waar niet valt te ontkomen. Eisenstein werd hierin (en het gebruik van schaduwen en het veelvuldig gebruik van close-ups) duidelijk geïnspireerd door het Duits expressionisme. Het laatste half uur is in kleur, dat neigt naar monochromie. De geweldige muziek is van Prokovjev. Misschien kan Aleksandr Sokoerov, die immers al films over Hirohito, Lenin en Hitler maakte, zich aan het derde deel wagen, desnoods als PUTIN GROZNY.

Naar aanleiding van het overlijden van Jane Birkin de film JE T’AIME MOI NON PLUS uit 1976 uit de kast gehaald en bekeken. Hoewel de film geschreven en geregisseerd is door Serge Gainsbourg en Jane de hoofdrol speelt en ze toen nog bij elkaar waren, heeft de film niets met hun gelijknamige liedje te maken. De enige connectie is dat het in een instrumentale versie op de soundtrack gebruikt wordt, het meest pregnant wanneer een jongen door homofobe dorpsjeugd in elkaar geslagen wordt. Jane Birkin heeft eens gezegd dat haar grootste trauma toen ze opgroeide was dat ze geen vrouwelijke vormen kreeg en dat weet Gainsbourg in deze film maximaal uit te buiten: hij laat het haar letterlijk zeggen en bovendien loopt ze een groot deel van de film in haar blootje rond. Ze speelt Johnny, een jongensachtig meisje dat ergens in Frans niemandsland in het restaurantgedeelte van een tankstation werkt. De homoseksuele vuilnisophaler Krassky (Warhol-acteur Joe Dallessandro, normaal nooit te beroerd ons te laten zien wat zich achter die Sticky Fingers spijkerbroek schuilhoudt, maar in deze film maar één keer in volle glorie te aanschouwen) wordt verliefd op Johnny, tot groot ongenoegen van eigenlijk iedereen maar vooral van zijn vriendje. Het enige probleem is dat het hem alleen lukt als hij haar anaal neemt, maar dat doet haar enorm veel pijn waardoor ze zo hard schreeuwt dat ze elk motel waar ze zich bevinden uit worden gezet. Alsof Gainsbourg wil zeggen dat als er liefde in het spel is een vrouw bereid is elke vernedering en elke pijn te ondergaan, terwijl een man als hij een moeilijke keuze moet maken subiet het hazenpad kiest, wat Krassky dan ook doet. Volgens mij beschrijft Gainsbourg in wezen het werkelijke verhaal tussen hem, de misogyne provocateur die vlucht in seks en alcohol, en de lieftallige elf-achtige masochiste Birkin.

Misschien heb ik het mis maar in mijn herinnering beginnen alle films van Jean-Pierre en Luc Dardenne midden in een beweging. Zo ook LE JEUNE AHMED. Je zou kunnen zeggen dat hun protagonist altijd op drift is. Fysiek of geestelijk of moreel of maatschappelijk. Zo ook de jonge Ahmed, die opgroeit in een seculier gezin maar onder invloed komt van een extremistische imam en zijn neef de martelaar als grote voorbeeld gaat zien. Hij breekt wanneer zijn lerares de kinderen Arabisch wil leren aan de hand van populaire liedjes. Arabisch, de heilige taal van de Profeet en de Koran, bezoedeld door wereldlijke populaire cultuur! De imam noemt haar afvallig en dat is voor Ahmed een reden haar te willen vermoorden.

Hoewel de films van de broers Dardenne ingebed zijn in de samenleving en altijd maatschappelijke thema’s aan de orde stellen, zijn hun personages altijd individuen, ze staan nooit symbool voor een bepaalde groep. Het zijn persoonlijke verhalen en geen metaforische verhandelingen, en in die verhalen klinkt altijd hun diepe humanisme door en dat levert zonder uitzondering magistrale films op, als je dat kunt zeggen van de altijd klein gehouden, intieme en persoonlijke geschiedenissen. Wat mogen we blij zijn met filmmakers als deze Belgische broers.

JEUX INTERDITS uit 1951 van René Clement begint in 1940 bij het bombardement van Parijs. Het 6-jarige stadse meisje Paulette (een nog heel erg jonge Brigitte Fossey) verliest wanneer haar gezin de stad tracht te ontvluchten haar ouders en haar hondje. Ze komt terecht bij een arm boerengezin, waar de jongste zoon, een paar jaar ouder dan het meisje, zich over haar ontfermt, haar leert bidden en alles voor haar doet, alles in het werk stelt (al realiseert hij het zich niet) om de dood van haar ouders en hondje te verwerken. Dat doen ze door middel van het opzetten van een kerkhof voor dieren in een verlaten molen. Hij deinst er zelfs niet voor terug om kruisen van mensengraven en uit de kerk te stelen, alles om het meisje zich beter te laten voelen. Zelfs als je voorbij gaat aan de impliciete boodschap dat jongens als was zijn in de handen van meisjes, zeker als ze grote onschuldige blauwe ogen hebben en zich niet bewust zijn van de macht die ze hebben, een opmerkelijke en boeiende film.

Voor JEWEL OF THE NILE, zie ROMANCING THE STONE.

In LE JOUR OÙ DIEU EST PARTI EN VOYAGE uit 2009 met Ruth Nirere (vooral bekend als zangeres, onder de naam Miss Shanel), is een jonge vrouw op de vlucht voor het geweld en zwerft door het land, op zoek naar veiligheid. Misschien wel de indrukwek-kendste film over de genocide in Rwanda, omdat het vanuit één enkel persoon verteld wordt, waardoor wat in de film gebeurt door de kijker als het ware zelf ervaren wordt. Zeer minimaal (er wordt nauwelijks gesproken; geweld vindt buiten beeld plaats) en zeer intens. Zo’n film die bij je blijft.

THE JUDGE uit 2014 is een uitstekend voorbeeld van een compleet voorspelbare film waarin geen enkel cliché geschuwd wordt en waarin alle paden sinds mensenheugenis platgetreden zijn, maar die op een hoger plan getild wordt door de acteerprestaties, maar wat wil je met acteerkanonnen als Robert Downey jr en Robert Duvall, bijgestaan door Vincent D’Onofrio, Vera Farmiga en Billy Bob Thornton? Verwacht geen enkel nieuw inzicht, onverwachte wending, denk geen twee keer bij zwakke plotelementen en geniet van uitstekend acteer-werk. Blij dat Downey die superheldenonzin even verlaten heeft om weer een echte film te maken. Hij en zijn vrouw Susan produceerden, zoals ze samen ook de uitstekende nieuwe Perry Mason serie produceerden.

 

Nu op Netflix de serie Ju-On Origins is verschenen kan ik met mijn filmstill van de dag niet achterblijven met een plaatje van de originele JU-ON uit 2002 van Shimizu Takashi. Ik verslond in die periode Japanse en Koreaanse horror. Dit was wel een topper. De serie daarentegen is niet echt de moeite waard.

JUST MERCY is echt gebeurd. Dat is belangrijk omdat je dan niet weet hoe het verhaal verloopt. Geen garantie voor een happy ending, geen gepast Hollywood slot, maar de grillige en onvoorspelbare werkelijkheid. Het gaat over een jonge ambitieuze advocaat die in de jaren 80 naar het door en door racistische Alabama verhuist om onterecht veroordeelden bij te staan. Hij strijkt neer in Monroeville, het stadje waar Harper Lee en Truman Capote geboren zijn en de eerste To Kill A Mockingbird liet plaatsvinden. Er is nu een museum over, waar hij telkens op gewezen wordt, alsof men ermee wil zeggen: wij zijn niet meer racistisch en we hebben geen wijsneus uit het noorden nodig die onrecht aan de kaak stelt. Het bewijst eigenlijk het tegendeel, want door het boek (en de film) zonder kanttekeningen in het heden te plaatsen zeg je eigenlijk dat de witte mens nodig is om de zwarte mens te helpen, een impliciet racistische stellingname waar ook recente films als THE GREEN BOOK en THE HELP intrapten. Maar deze advocaat is zelf een zwarte man en dat wordt in Alabama niet op prijs gesteld. JUST MERCY is een diep humanistische film geworden waarin uitstekend wordt geacteerd. Vooral Jamie Foxx, die de ter dood veroordeelde McMillian speelt om wie de film hoofdzakelijk gaat, maakt erg veel indruk.

 

Er zijn weinig films die ik zo vaak gezien heb als KEY LARGO uit 1948, van John Huston en met een topcast: Humphrey Bogart, Lauren Bacall, Edward G. Robinson, Claire Trevor en Lionel Barrymore (oudoom van Drew). Iedere keer weer een feest om dit gezelschap en hun onderlinge chemie te zien.

 

De laatste still uit de kleine serie binnen deze serie: martial arts films. Een ode aan, de dubbelfilm KILL BILL van Quentin Tarantino met een keur aan bekende namen, onder wie hoofdrolspeelster Uma Thurman (geel), Lucy Liu (wit) en natuurlijk David Carradine als Bill. Tarantino in topvorm. Alleen jammer dat bij dit plaatje niet het geluid van deze scène te horen is.

Gil Bok-soon werkt voor een evenementenbureau met allerlei kleine bedrijven onder zich, die shows uitvoeren. Shows, zo noemen ze hun opdrachten. Het zijn namelijk allemaal huurmoordenaars. Hun beroep wordt in de film KILL BOKSOON voorgesteld als een gewone professie. Een van hen klaagt dat hij na het verliezen van een hand tijdens een show geen redelijke ontslagvergoeding heeft gekregen. Naast haar baan heeft Bok-soon (Jeon Do-yeon, die we kennen als de hoofdrolspeelster in het magistrale SECRET SUNSHINE) ook een puberdochter (Kim Si-ah, van de serie The Silent Sea) met wie ze zeer moeizaam communiceert en die worstelt met haar lesbische gevoelens. Opvoeden is moeilijker dan moorden, verzucht ze op een gegeven moment. Als ze een show opvoert tegen een Japanse samoeraistrijder met een traditionele katana, zij met een bijl, en het haar te lang duurt schiet ze hem dood met een pistool. Als hij verontwaardigd zijn laatste adem uitblaast zegt ze: Ik moet nog boodschappen doen. Binnen het evenementenbureau, geleid door broer en zus, breekt een machtsstrijd uit omdat een van hen zich niet aan de regels houdt. Hij heeft namelijk een minderjarige vermoord, een opdracht die Bok-soon eerder juist daarom niet volvoerde. KILL BOKSOON is door het ongewone uitgangspunt, de huurmoordenaar als werknemer binnen een als normaal functionerend bedrijf, door de droge humor en door de niet onbelangrijke zijplot over de beslommeringen met haar dochter, een frisse en vermakelijke film geworden, al knipoogt ie wel naar Tarantino en duurt hij met zijn 137 minuten wel wat lang. En ook de liefhebbers van gestileerde bloedige en bloederige vechtpartijen komen ruimschoots aan hun trekken.

Op de foto leert Bok-soon een stagiaire van het bedrijf de kneepjes van het vak.

In THE KILLER, de nieuwe film van David Fincher, speelt Michael Fassbinder een huurmoordenaar, die zijn werk uiterst kil en rationaliserend benadert. Fassbinder is geknipt voor de rol. Het grootste deel van de film volgen we zijn voice over, waarin hij al filosoferend zijn nihilistisch wereldbeeld met ons deelt. Hij gebruikt uitspraken als “the only life path is the one behind you” als mantra’s tijdens zijn werk. Maar dan gaat een opdracht mis. Hij vlucht naar zijn geheime huis op de Bahama’s, om te ontdekken dat zijn vriendin een moordaanslag ternauwernood overleefd heeft. De consequentie van zijn falen, zo legt zijn opdrachtgever hem uit. De rest van de film gaat hij degenen die met de moordaanslag te maken hebben één voor één af om hen te doden. Nog steeds speelt emotie geen enkele rol. Fincher vertelt de film net zo kil en efficiënt als de protagonist van zijn verhaal is, en dat is consequent en bewonderenswaardig maar weerhoudt je ervan je te identificeren met het hoofdpersonage, met iedereen eigenlijk, wat duidelijk ook de bedoeling is. Alleen de secretaresse van zijn opdrachtgever toont emoties. Tijdens de interactie op het einde met Tilda Swinton (een van de moordaanslagplegers) blijken ze twee verwante zielen te zijn. Hij heeft duidelijk respect voor haar, maar dat belet hem niet ook haar om te brengen. THE KILLER is een boeiende maar erg afstandelijke film, die behoorlijk ontsierd wordt door de muziekvoorkeur van de huurmoordenaar, want je hoort voortdurend The Smiths op de soundtrack, en dat is een ware marteling, maar zo weet de film toch nog wat los te maken bij de kijker.

De Griek Yorgos Lanthimos maakt verontrustende en bizarre films. In eerdere films gebruikte hij vervreemdende humor om het geheel verteerbaar te houden, maar bij THE KILLING OF A SACRED DEER valt weinig tot niets te lachen. De film is gebaseerd op het klassieke Griekse toneelstuk Iphigeneia In Aulis van Euripides en ik heb het er op na gelezen (het staat in mijn boekenkast) om overeenkomsten te vinden, maar behalve dat in beide gevallen een vader genoodzaakt wordt om zijn kind te vermoorden, kon ik niets vinden. Geen vergelijkbare thematiek, geen overeenkomstige personages, geen erop lijkende verhaalontwikkeling. Het open einde van Euripides is vervangen door een schijnbaar happy ending (zeer on-Grieks) en zowel de moordende vader en wat van zijn gezin over is, als de wraakzuchtige opdrachtgever ( Artemis? Het Noodlot?) komen er zo te zien als overwinnaar uit. Met Colin Farrell, Nicole Kidman en een zeer creepy Barry McKeoghan. Dat de soundtrack overheerst wordt door muziek van Sofia Gubaidulina is tekenend voor de sfeer van de film.

Dat Venus, Serena en Isha Williams de film produceerden betekent niet dat KING RICHARD een hagiografie over hun vader is. Richard Williams is in alles de vastberaden, koppige, irritante en soms onuit-staanbare man zoals we hem in de media hebben leren kennen. Maar hij is ook de man die een minutieus uitgewerkt plan heeft om van de twee jongsten de beste tennissers van de wereld te maken; die het beste met alle vijf de dochters voorheeft, hen zelfrespect, doorzettings-vermogen, bescheidenheid en vriendelijkheid bijbrengt; hen beschermt tegen de misdadige verlokkingen van de achterstandswijk, tegen de verlokkingen van het snelle succes en tegen de aasgieren op het pad als hun talent gezien wordt; hij leert hen plezier in het spel te blijven hebben. Ondanks het enorme talent van Venus en Serena zouden ze nooit deze de geschiedenis veranderende tennissers, die inderdaad de besten van de wereld werden, zijn geworden, zonder de zeer onconventionele maar zorgvuldig hun carrière plannende, maar ook liefdevolle vader. Ik weet zeker dat Venus en Serena als produ-centen dat aspect benadrukt hebben willen zien. We zullen later deze maand zien of de Oscarnominaties voor beste film, beste hoofdrol-speler (een formidabele Will Smith, die je meteen doet vergeten dat je niet naar de echte Richard Williams zit te kijken) en beste bijrolactrice (Aunjanue Ellis zeer overtuigend als moeder Oracene, die een vaak onderbelichte maar essentiële rol speelde in het ontwikkelen van het talent van haar dochters) binnengehaald zullen worden. Overigens, het meisje dat Serena speelt lijkt in alles sprekend op de echte, terwijl het meisje dat Venus speelt helemaal niet op de echte lijkt, hoe goed ze trouwens ook is.

 

De Armeense film DE KLEUR VAN DE GRANAATAPPELS (SAYAT NOVA) van Sergej Paradzjanov uit 1968 is 1 vd visueel verbluffendste en kleurrijkste films die je je maar kunt voorstellen, met gedichten van Sayat Nova. De Georgische actrice Sofiko Chiaureli speelt vijf verschillende rollen, zowel mannelijk als vrouwelijk.

KOM HIER DAT IK U KUS is een verfilming van de roman van Griet op de Beeck. Net zoals in het boek volgen we het meisje Mona, eerst als kind, dan als jong-volwassene en dan nog eens tien jaar later. Ze is de oudste van de kinderen, dus (volgens haar vriend) zorgzaam, met veel verantwoordelijkheidsgevoel en een beetje saai. Flegmatisch als ze is slikt ze, absorbeert ze de bullshit van de anderen en (dat hopen we toch) neutraliseert en transformeert al het gif. Want ze heeft te maken met een lieve maar slappe vader, een geestelijk labiele, overheersende  stiefmoeder die emotionele chantage tot een kunst verheven heeft, een narcistische baas en een zichzelf geweldig vindende egoïstische vriend. Ondanks dat alles blijft de film als Mona: volgend, slikkend, absorberend en, maar dat ligt aan de kijker, het gif neutraliserend en (hopelijk) transformerend. De film doet het boek recht en dat levert prachtige, intieme en intense cinema op, met overtuigend acteerwerk, vooral van de twee die Mona in de verschillende periodes spelen: Olivia Landuyt en Tanya Zabarylo.

Een vliegtuig dat neerstort in Oeganda terwijl je duidelijk een Euro-pees landschap ziet, een chimpansee die wanneer hij groeit plots een gorilla is, het is het soort dingen dat je verwacht bij een goedkope sf-horror uit de jaren 50/60 en het maakt zelfs deel uit van de charme van die films. Er zijn genoeg films in het genre die nog steeds uiterst vermakelijk zijn, zoals CREATURE FROM THE BLACK LAGOON of IT CONQUERED THE WORLD, maar het Britse KONGA behoort daar niet toe. Die gaat over een gekke wetenschapper die ontdekt heeft hoe je dierlijk en plantaardig materiaal kunt kruisen waardoor cellen explosief groeien. Hij test het uit op een (echte) chimp die meteen verandert in een gorilla (mens in apenpak). Met bovendien een drug waarmee hij absolute gehoorzaamheid afdwingt gebruikt hij het monster om iedereen die hem in de weg staat te vermoorden. Kunnen Amerikanen bij dit soort films nog wel eens gierend uit de bocht vliegen of er een dubbele laag in aanbrengen (angst voor communisten, bv), KONGA is gewoon plat en saai en humorloos en bijzonder slecht geacteerd (ook iets waarin de Amerikanen beter zijn: zo slecht acteren dat het weer leuk wordt).

De films van de Litouwse filmmaker Sharunas Bartas zijn voor mij onlosmakelijk verbonden met het IFFR. Gisteren bekeek ik KORIDORIUS weer eens en mijn huiskamer veranderde spontaan in een klein achterafzaaltje van Lantaren/ Venster. De magie die ik voelde toen ik kennis maakte met deze regisseur, deze film en deze actrice (voorganger TRYS DIENOS zag ik pas erna). Ik hield er een levenslange fascinatie voor de in 2011 overleden Yekaterina Golubeva aan over.  KORIDORIUS speelt zich af in een flat in Vilnius net na de ineenstorting van het communisme en volgt de bewoners in hun troosteloze, apathische, hopeloze en uitzichtloze bestaan. Geen dialoog, geen verhaallijn, wel veel close ups van afgeleefde gezichten (zelfs de kinderen!), een fascinerende geluidsband en prachtige contrastrijke zwartwit fotografie. Somber maar magisch.