videofilms

 

Op deze pagina enkele van de videofilms die ik gemaakt heb of waar ik mijn medewerking aan heb geleverd. De lijst is niet compleet.

 

 

HIJ

Laat ik daar mijn herinneringen aan mijn bijdrages aan het videotijdperk van het OOC respectievelijk Perron55 eens mee beginnen: de film die nooit gemaakt is en het einde betekende van mijn carrière als filmmaker. Omdat Perron55 de semiprofessionele video-apparatuur had verkocht moest ik als ik verder wilde met filmen andere paden gaan bewandelen. Dus ik kocht een complete 8mm-set: camera, montageset en projector. Echte film!

Met de hulp van mijn huisgenoten Thijs Hendrix en Ingrid (Luca) van Wersch had ik een scenario voor een heel korte film geschreven. Met Thijs had ik zojuist de productie gedaan van de 35mm-film Vlees Voor Plastic, de eindexamenfilm voor de Filmacademie van Ingeborg Bongarts. Met Luca had ik de films Famous Blue Raincoat (scroll naar beneden) en Split Screen gemaakt. Het script is gedateerd op

10 februari 1998.

Om te oefenen had ik een rolletje film opgeschoten aan mijn kat, en ik durfde het aan om een korte film te gaan maken. Alles was geregeld: de locatie (voor de binnenopnames kreeg ik de beschikking over een vakantiehuisje in Luxemburg); de catering; de still-fotografie; de twee spelers. Op het laatste moment haakte de beoogde hoofdrolspeelster echter af en Thijs en ik kregen een vriendin van ons niet zo ver dat ze de rol zou overnemen. Aangezien Thijs per se een roodharige wilde die bereid was tot full frontal nudity en we die verder niet zo 1 2 3 konden vinden is de film niet gemaakt.

Het scenario vond uiteindelijk zijn bestemming in mijn boek Fataal Water, in het hoofdstuk De Voorfilm.

 

 

DAG V/D VERLOREN KANSEN

 

In de tweede helft van de jaren 80 en eerste helft van de jaren negentig was ik betrokken bij de videowerkgroep van het OOC respectievelijk Perron55. Ik heb aan een aanzienlijk aantal producties een bijdrage geleverd. De eerste keer was mijn enige optreden als acteur, waarin ik figureerde in een clip van de lokale band The Pope’s Wife. Daarin was ik een valsspelende cowboy die door het raam van de saloon werd gegooid. Ik kan zeggen dat ik in mijn hele acteercarrière alle stunts zelf heb uitgevoerd. Ik hield er een paar blauwe plekken aan over maar de opname zelf was zo geslaagd dat de makers deze een paar keer achter elkaar in het clipje monteerden. Terwijl ik tijdens de opnames achter de schermen met de regie mee aan het kijken was maakte ik een opmerking over een continuïteitsfout en dat was aanleiding voor de producent om me te vragen met een scenario op de proppen te komen. Ik aan de slag. Omdat ik geen idee had wat mogelijk was kwam ik met een verhaaltje aanzetten waarin het stadhuis zou exploderen. Dat was productie-technisch niet mogelijk, legde Piet geduldig uit. Dus ik begon opnieuw. Nu werd het een klein en intiem verhaaltje over een onbereikbare liefde. Net zo moeilijk als een explosie want hoe verbeeld je een verhaal dat zich helemaal in het hoofd van iemand afspeelt. De producent, de onvolprezen Piet Nillesen, vond dat ik het zelf maar moest regisseren. Ik vroeg Nicole, die de eerder genoemde videoclip medegeregisseerd had, om samen met mij de regie te doen. Zij spel, ik beeld. Dat wilde ze wel en we gingen aan de slag. De hoofdrolspeelster, het object van verlangen, had ik snel gevonden. Manette danste en had een mooi gezicht en ik was er (naar later bleek: terecht) van overtuigd dat zij de rol kon dragen. Maar de mannelijke hoofdrol leverde meer problemen op. In mijn directe omgeving was er niemand van wie ik dacht dat hij het zou kunnen. Een zoektocht bij amateurtoneelclubs leverde iemand op: Evert. Iemand die bereid was om de gevaarlijkste stunt van de film te doen: in de Maas vallen. Met de hulp van familie, vrienden en bekenden maakten we de film. Piet deed de camera. Stagiaire Natascha was manusje-van-alles. (Een paar jaar later zouden Natascha en ik samen in Bretagne een filmpje maken in het kader van een EEG-project.) De opnames gingen verder prima. Maar toen kwam de montage. Piet legde me uit waar de knoppen voor dienden en liet me verder alleen met de apparaten. Ik vroeg Nicole om de montage samen met mij te doen. Uiteindelijk kwam er een ruwe versie, die we aan de direct betrokkenen lieten zien. Toen kwam het tot een ruzie tussen Nicole en mij. Het kwam erop neer dat zij vond dat ik te hoogdravend was en op haar neer zou kijken, omdat zij slechts een eenvoudig meisje was dat voor de Flair schreef. Ze trok zich terug. In werkelijkheid was ik stiekem verliefd op haar geworden. Aan de hand van de op- en aanmerkingen van betrokkenen maakte ik een definitieve montage. Toen die klaar was belde ik Nicole op en riep uit: “Het is me gelukt!” Ik had er een consistente film van weten te maken. Piet sprak toen de legendarische woorden: “Dat was je filmcursus.” Dag v/d Verloren Kansen was een feit. De première vond plaats tijdens een van de indertijd regelmatig door het OOC georganiseerde videofilmavonden: Veni Video Vici.

 

De foto's bij Dag v/d Verloren Kansen zijn gemaakt door Constance Verspay

EEG-FILM

 

In het kader van het bij elkaar brengen van mensen uit de verschillende Europese landen zijn veel projecten opgezet. Eentje ervan, dat diende om de bevolking voor te bereiden op de overgang van de EEG naar de EU (Verdrag van Maastricht), was een video-project waarbij jongeren uit verschillende landen met elkaar een film moesten maken. Het onderwerp van de films moest allemaal te maken hebben met Europa, integratie, onderlinge samenwerking, het ontdekken van en leren werken met onderlinge cultuurverschillen, enz. De drijvende kracht achter OOC’s videowerkgroep, Piet Nillesen, wist van Venlo een van de centrale plekken te maken vanwaaruit deze producties tot stand kwamen. Ik had er niets mee te maken, was het stadium ‘jongere’ ontgroeid, maar Natascha, die tijdens haar stage op alle mogelijke manieren meegewerkt had aan mijn debuutfilm Dag v/d Verloren Kansen, zou samen met een Fransman een film maken. Als ik me goed herinner heette hij Arnaud. In elk geval, er was niemand van hier die haar hiermee kon assisteren dus ging ik met haar mee naar Frankrijk. Het was eind november 1991. Ik weet het nog omdat ik de dag na mijn moeders verjaardag wegging en tijdens ons verblijf daar het bericht kwam dat Freddie Mercury gestorven was. We stonden ’s ochtends heel vroeg koffie te drinken in de keuken van het failliete restaurant van Arnauds vader, het was steenkoud en nog donker. Het bericht kwam uit een krakende transistorradio die op een plank stond. Ik zei toen nog: “Gelukkig hoeven we nu nooit meer die afschuwelijke muziek van Queen te horen.” Niets was minder waar, helaas. Als hij gewoon was blijven leven waren hij en zijn muziek snel genoeg door iedereen vergeten, nu hij dood was werd hij een legende. Waarom die holle inhoudsloze bombast wel en werd bijvoorbeeld een geniaal muzikant als Gram Parsons, uitvinder van de countryrock, snel vergeten? Waarom staat Return Of The Grievous Angel of A Song For You niet sinds mensenheugenis op 1 in de top 2000? Desnoods trouwens in plaats van The Eagles, die zich weliswaar ook ontwikkeld had tot een vreselijke band, maar wel een band die zonder Parsons nooit zou hebben bestaan. Maar dat terzijde.

Met een onmogelijk alleen te dragen hoeveelheid bagage (camera, licht, geluid, opname-apparatuur, statieven en dan nog de persoonlijke spullen) stapte ik in Venlo op de trein. Gelukkig had ik hulp om alles in de trein te krijgen. Natacha startte namelijk in Utrecht, waar ze woonde, en we zouden elkaar ontmoeten in Roosendaal, waar ik moest overstappen, wat zonder hulp onmogelijk zou zijn. Vanuit Roosendaal eerst naar Paris Nord, dan met de taxi naar station Montparnasse en van daaruit met de TGV naar Rennes in Bretagne. In de taxi keek ik op een gegeven moment naar een straatnaambordje: we reden door de straat waar het verhaal van Apollinaire dat ik op dat moment aan het lezen was zich afspeelde!

Het was een gigantisch gesjouw met allemaal die apparatuur maar toen we eenmaal in de TGV zaten en alles in het bagagecompartiment gestouwd hadden zakten we tevreden neer in onze stoel. Op onze eindbestemming zouden we hulp krijgen. We zaten goed en wel toen de conducteur ons met veel misbaar duidelijk maakte dat we niet mochten zitten. Wat bleek? We hadden weliswaar een kaartje maar geen stoel gereserveerd. Foutje van de producent. En daar stonden we dan de hele drie uur durende reis in die supersnelle trein tussen de bagage. De stoelen die we hadden moeten opgeven bleven overigens de hele reis onbezet. Maar de conducteur was onverbiddelijk en ons Frans te gebrekkig om hem fatsoenlijk van repliek te dienen.

Arnaud stond ons met een groepje vrienden op te wachten en we reden met de auto van Rennes naar Vannes, waar we moesten zijn. Vannes ziet er precies zo uit als Uderzo de Gallische hoofdstad Lutetia getekend heeft in de Asterix-strips.

Ik deed de camera en alle techniek, Natascha de regie en Arnaud acteerde, geschminkt als clown. Het onderwerp van zijn film was het gebrekkige Franse vreemde-talen-onderwijs, en inderdaad: ik heb daar met een lerares Engels gesproken die Engels met zo’n zwaar Frans accent sprak dat inspecteur Clouseau er nog een puntje aan kon zuigen maar waar de scholier niet veel wijzer van werd.

De meeste opnames maakten we in een rond café, dat aan drie kanten van glas was en uitkeek over een jachthaven. Lekker veel licht in die donkere dagen, maar moeilijk om het zo te ensceneren dat we geen last hadden van tegenlicht. En zoveel lampen hadden we niet vanuit Venlo mee kunnen slepen om dat te kunnen compenseren.

Op het einde van de middag kwam de eigenaar van het café om te openen en dan moesten we stoppen met de opnames. Meestal bleven we nog even aan de bar hangen voor een drankje. Op een dag had ik bij een omzwerving door de stad een cassettebandje met Babe Alone In Babylone van Jane Birkin en de 45-toerensingle Je Ne Suis Là Pour Personne van Françoise Hardy gekocht en dat ging rond. Ik was bijna een held. Want Jane Birkin was razend populair in Frankrijk omdat ze met zo’n lekker vet Engels accent Frans sprak, en wat voor de Engelsen The Beatles waren was voor de Fransen Françoise Hardy. Dat ik fan van beiden was maakte me één van hen. Ondanks mijn gebrekkige Frans. Wat heet, we spraken onder elkaar Engels, behalve ’s avonds aan het diner. Arnauds vader kookte elke dag en ik moest me elke dag verdedigen omdat ik vegetariër was. Hij sprak geen Engels dus dat moest in het Frans. “La chasse, c’est un plaisir humain,” riep hij op een gegeven moment uit en hij snapte totaal niet dat voor mij ‘plezier’ onmogelijk geassocieerd kon worden met ‘jacht’. Als de discussie oververhit raakte klapte Arnauds moeder in haar handen en riep “À la bière!” en dan moesten wij weg, de kroeg in.

Zover ik me kan herinneren gingen de opnames best voorspoedig, maar we moesten ’s middags altijd erg oppassen. Dan kwam Arnauds vader of moeder met een mand boordevol lunch aanzetten. Croissants, stokbrood, jam, kaas, heel uitgebreid en lekker. En altijd met een fles Beaujolais primeur. Als ik meer dan één glas wijn dronk kon ik niet meer fatsoenlijk werken, dus ik liet na de eerste dag de wijn aan mij voorbijgaan.

Ik geloof niet dat ik de uiteindelijke film ooit heb gezien.

STATIC

De OOC-videowerkgroep kreeg de opdracht om een registratie te maken van een sixtiespoprevivalfestival, waarop onder andere optraden de Tegelse protopunkband The Scars (met Mathieu Knippenbergh, die later ook zou spelen in onze film Famous Blue Raincoat, scroll hiervoor naar beneden) en Static, een Venlose band die zich toelegde op westcoast.

We pakten dit ambitieus aan, met drie camera’s (waarvan twee handheld on stage en eentje als overzicht halverwege de zaal op een verhoging), headsets voor alle betrokkenen, live-montage en effectapparatuur, die we vooral zouden gebruiken om fades en dubbelbeelden te kunnen realiseren maar ook om wat Moef Ga Ga-effecten te kunnen toevoegen. Zo ongeveer iedereen die bij de videowerkgroep zat deed mee. Ik had me opgegeven om de regie/ live-montage te doen. Omdat meer mensen dat wilden werd afgesproken om onderling regelmatig af te wisselen. Ik was er vooral op gebrand om Static te mogen doen, want ik had een speciale band met die groep. Zanger/ gitarist Hay Gout, mede vanwege zijn lange witte baard het gezichtsbepalende lid, had als jongeman namelijk bij mij op het hoekje gewoond en ik kan me nog precies herinneren hoe hij op het tuinmuurtje gitaar zat te spelen terwijl ik in opperste bewondering naar hem keek. Ik was nog een kind en Hay was de eerste rockster die ik in levende lijve zag. Hij was zelfs op tv geweest! Inderdaad, bij Moef Ga Ga, het legendarische tv-programma waarin er door regisseur Bob Rooyens driftig op los geëxperimenteerd werd met beeld.

Bovendien werkten de manager (Hay Joosten, ja die, de latere godfather van de Venlose filmvertoning) en de drummer van Static op de drukkerij waar mijn vader werkte en werden alle flyers ed daar gemaakt. Mijn vader bracht dan altijd een exemplaar voor mij mee naar huis. Zoals de boven dit lemma geplaatste afbeeldingen.

Het was de eerste keer dat Static weer optrad en dat wilde ik heel graag zelf vastleggen. Ik beet de spits af achter de regietafel, waar vijf monitors op een rij opgesteld stonden, en werd na een uur afgelost door Wiek, die nieuw was bij ons. Op het einde, als Static zou optreden, zou ik weer op de regiestoel plaatsnemen. Maar Wiek wilde toen puntje bij paaltje kwam zijn taak niet afstaan. (Wiek bleef overigens films maken. Ergens rond de eeuwwisseling had hij een 16mm-film gemaakt over Maya-rituelen in Colombia en de 2012-voorspelling. Hij kwam naar mij omdat hij op zoek was naar een distributeur. Ik maakte Gerard Huisman en Lenneke de Coninck van Contact Film enthousiast en regelde een gesprek. Zij kwamen op een zaterdagochtend naar Venlo en ik vertoonde Wieks film. Als tegenprestatie wilde ik dat de première van de film in het Filmhuis zou plaatsvinden. Dat vond Wiek vanzelfsprekend. Het gesprek met Gerard en Lenneke liep op niets uit en Wiek ging verder met het zoeken naar een distributeur. Ik hoorde verder niets meer van hem. Wat schetst mijn verbazing toen ik op een dag hoorde dat de Maya-film van Wiek in première zou gaan in Luxor in Reuver. Ik belde hem op en herinnerde hem aan onze afspraak. Dat wist hij nog wel maar het kwam hem beter uit om het in Luxor te doen, antwoordde hij.)

Teleurgesteld ben ik toen de zaal ingelopen en heb tussen het publiek de helden uit mijn kinderjaren voor de eerste keer live gezien. Hays dochter Lotte zat op de rand van het podium en keek vol bewondering op naar haar vader. Ze had toen zo ongeveer de leeftijd die ikzelf had toen ik met open mond naar die man had staan te kijken, dus het was bijna alsof ik mezelf zag. Dat creëerde een verbondenheid. Jaren later was haar moeder vrijwilligster bij Filmtheater De Nieuwe Scene en luisterde ik altijd met bijzondere belangstelling naar haar verhalen over haar dochter, die in die periode zelf moeder werd.

Gelukkig had Static de smaak te pakken en zijn ze blijven optreden en heb ik ze nog heel vaak live kunnen zien.

EEN MAGER FIMPJE

 

Tijdens mijn tijd bij de videowerkgroep vroeg Hay Joosten me eens of ik een scenario had klaarliggen. Hij moest als eindexamen voor zijn audio-visuele opleiding een film maken en het ontbrak hem waarschijnlijk aan een goed idee. Ik had zojuist een verhaal geschreven en gaf dat aan hem. Als hij het wat vond kon dat omgewerkt worden tot een bruikbaar scenario. Hij vond het wel wat, ik schreef het om en gaf het hem terug, klaar om verfilmd te worden. Hij werkte het daarna zodanig om dat ik mijn eigen verhaal en mijn bedoelingen niet meer herkende, en ik trok mijn toestemming om het te verfilmen in, maar hij zei dat hij het toch ging gebruiken. Daar was ik niet blij mee, maar ik kon het onmogelijk tegenhouden, dus ik zei dat hij mijn naam alleen mocht gebruiken in de zin “Naar een oorspronkelijk idee van…” of iets van dien aard.

Toen de verfilming ingepland werd en medewerkers gezocht werden bood ik me aan om tijdens de opnames het geluid te doen en daarna de montage. Bij de montage ging het echter mis. Ik had deze taak natuurlijk nooit op me moeten nemen, maar het verhaal stond intussen zover van me af dat ik er geen binding meer mee had. Hay en ik raakten echter voortdurend in conflict over mijn montagekeuzes. Een incident kan ik me nog herinneren. Er was een scène met een jongen die voor een etalage met tv-schermen stond en zichzelf op een scherm zag en gebiologeerd bleef kijken. Ik had voor een spannende oplossing gekozen door de scène te beginnen met een medium point-of-view shot waarin het de kijker onduidelijk was waar hij naar keek, maar Hay wilde per se de mijns inziens saaie maar volgens de klassieke regels juiste oplossing van een scène altijd openen met een establishing shot (een totaaloverzicht).

Nee, wacht, ik haal twee films door elkaar. Dit voorbeeld komt uit een andere film, namelijk It’s A Small World After All. Ook een film die geregisseerd werd door Hay en gemonteerd door mij.

In elk geval, iets soortgelijks speelde zich ook bij die bewuste eindexamenfilm af, waar ik me de titel niet meer van kan herinneren. Ik kan me niet eens de titel van mijn oorspronkelijke verhaaltje herinneren, weet niet meer waar het over ging. Hays film ging over de vriendschap tussen twee jongens en een meisje. We filmden onder ijzig koude omstandigheden op het platteland, waar cameraman Harrie Lennaerts, die vanuit de open kattenbak van een rijdende auto de twee brommerende vrienden moest filmen, behoorlijk ziek van werd. We filmden in en buiten de inmiddels afgebroken Knoepert (foto) en in een tattoo-shop, waar 1 van de jongens een tattoo liet zetten.

Natuurlijk had Hay hoe dan ook gelijk, want het was zijn film, dus als editor moest ik me op het einde van elke discussie conformeren aan zijn visie en zijn opdrachten uitvoeren. Maar blijkbaar zat het me nog steeds dwars dat hij mijn verhaal ingepikt had en er een wel erg simplistische invulling aan had gegeven. Dus ik zei: “Zoek het maar lekker verder zelf uit!”, nam de montageband en alle aantekeningen onder de arm en ging. Hij kon dus helemaal opnieuw beginnen met de montage. Erg kinderachtig, zeker. Het uiteindelijke resultaat was een mager filmpje maar Hay slaagde er wel mee.

BEZOCHT

 

De meest ambitieuze film die ik heb gemaakt is Bezocht. Die film gaat over Felicia, een jonge vrouw die haar weg in het leven niet kan vinden, als het ware vastgelopen is en er erg onder lijdt. Dan ontmoet ze een andere vrouw genaamd Isolde met wie ze vriendschap sluit; op geheimzinnige wijze ontpopt ze zich. Isolde is namelijk stiekem een zeemeermin, die Felicia ongemerkt in contact brengt met verborgen en ontkende facetten van haar persoonlijkheid en haar zo vervolledigt.

Aan de basis van het verhaal staat een passage uit het boek Een Verhandeling Over Witte Magie van Alice A. Bailey. Bailey was een schrijfster over esoterie, actief in de eerste helft van de 20e eeuw, die in contact stond met een entiteit die het menselijke ontstegen was en als Meester op afstand de mensheid helpt zich te ontwikkelen. Ik was in mijn jongvolwassen jaren erg beïnvloed door haar geschriften, voor zover ik ze begreep, en hoewel ik het meeste ervan tegenwoordig hartgrondig afwijs heb ik haar nooit helemaal kunnen afvallen. Haar hele leer is gegrond op de theosofie, die beweert occulte wetenschap te beoefenen, maar in werkelijkheid wetenschappelijke onzin verkoopt. Je kunt wel zeggen dat we nu middels DNA-onderzoek meer en beter weten maar bedenk dat de theosofen indertijd beweerden hun kennis uit bovenmenselijke bronnen te halen. Dan hadden ze toen al kunnen weten dat er helemaal geen mensenrassen bestaan, maar in plaats daarvan ratelen ze maar door over wortelrassen en onderrassen. Laat staan de bewering dat de Aboriginals en Indianen heel oude mensenrassen zijn, terwijl we nu weten dat zij juist heel jonge volkeren zijn, die pas enkele tienduizenden jaren geleden op hun huidige continent arriveerden, terwijl de huidige mens (homo sapiens) al minstens 300.000 jaar bestaat, en de mens als geslacht (homo) al meer dan 2,5 miljoen jaar. Probeer maar eens met droge ogen de ridicule rassentheorieën te lezen die de basis vormen van hun mensvisie, bv. in Evolutie En ’s Menschen Bestemming van Annie Besant. Ondanks hun inherente racisme namen overigens alle theosofische kopstukken fel en radicaal stelling tegen het toen in opkomst zijnde nazisme en fascisme en stond de door Bailey opgerichte Lucis Trust aan de basis van de Verenigde Naties. Hoewel Bailey die theosofische rassentheorieën nooit afzwoor dacht en schreef ze er wel veel genuanceerder over en beschouwde de tegenwoordige menselijke bevolking als behorende tot een enkel mensenras. Misschien had ze gewoon “soort” moeten schrijven in plaats van “ras”, dat was biologisch juister geweest.

Terug naar de film. Deze tekst van Bailey is het uitgangspunt van de film: “De wateren dalen en rijzen. Laat de magiër er zich voor hoeden te verdrinken op het punt, waar water en land samenkomen. De plek halverwege, die droog noch nat is, moet de standplaats worden, waarop hij zijn voeten zet. Wanneer water, land en lucht elkaar ontmoeten, is daar de plaats, waar magie beoefend kan worden.”

Isolde moest deze tekst uitspreken maar omdat de actrice helemaal niets snapte van de tekst (behalve ik snapte niemand er iets van) kon ze die niet onthouden en hebben we een hele opnamedag aan deze ene take besteed.

Terug naar het begin. Ik had het scenario klaar en ging op zoek naar actrices. Behalve de twee hoofdpersonen was er nog een klein rolletje voor een derde actrice. Ik organiseerde samen met André Alberts een heuse casting waar een tiental meisjes zich op inschreef. Die casting bestond uit het voordragen van “Ach, Heile Mich”, een tekst uit een Bach-cantate, die ook in de film uitgesproken zou gaan worden. Aan pretenties geen gebrek.

De tekst gaat als volgt:

Ach heile mich, du Arzt der Seelen,

Ich bin sehr krank und schwach;

Man möchte die Gebeine zählen.

So jämmerlich hat mich mein Ungemach,

Mein Kreuz und Leiden zugericht;

Das Angesicht

Ist ganz von Tränen aufgeschwollen,

Die, schnellen Fluten gleich, von Wangen abwärts rollen.

Der Seele ist von Schrecken angst und bange,

Ach, du Herr, wie so lange?

Ik koos uiteindelijk Maaike van Zijl voor de rol van Felicia, Susan Schouenberg voor die van Isolde en Suzan Peeters voor de bijrol. Maaike en Suzan waren twee vriendinnen die stage hadden gelopen bij het Filmhuis en met wie ik ondanks het leeftijdsverschil (zij waren toen ik hen voor het eerst zag 14 en 15, ik 28; deze film maakten we 2 of 3 jaar erna) bevriend was geraakt; Susan kende ik uit het OOC, waar we beiden regelmatig kwamen.

Ik stelde een crew samen waar ik heel blij mee was: de onvolprezen Frank Bruinsma als cameraman en Harrie Lennaerts voor het geluid en, vanwege zijn kennis en ervaring, als raadgever. Clementine Stefels deed de fotografie en zorgde voor het transport. We namen op in mijn huis (huiskamer, gang, badkamer), op de Veluwe en in een leegstaande steenfabriek in Tegelen.

Er zat een scène in die ik al meer dan tien jaar met me meedroeg. Tijdens de introductieweek op de universiteit had ik namelijk een verhaaltje geschreven dat nogal sterk geïnspireerd was op de film Ultimo Tango A Parigi van Bernardo Bertolucci. In mijn verhaal (verder mislukt en verloren geraakt) zat een passage waarin het meisje op een draagbare grammofoon een 78-toerenplaat van Bessie Smith draaide; de hoofdpersoon schopte vervolgens de grammofoon kapot. Ik liet Isolde hetzelfde doen maar dan met een 45-toerensingle van Tino Rossi: het liedje Vous, Qu’avez-Vous Fait De Mon Amour? Simpel omdat ik niets van Bessie Smith tot mijn beschikking had, maar Tino Rossi was in deze context een uitstekende keuze. Voor een ander stuk dat ik per se in mijn soundtrack wilde, namelijk een deel uit Psalmodie de L’Ubiquité Par Amour (Diéu présent en tout choses), de derde van de Trois Petites Liturgies De La Présence Divine van Olivier Messiaen, zocht ik stad en land af. Ik vond hem uiteindelijk op cd, hoewel ik zelf geen cd-speler had.

De opnames liepen erg lekker, op twee scènes na. De eerste heb ik hierboven al vermeld, de tweede was een slaapkamerscène waarin Isolde aan Felicia uitlegt hoe spiegels niet links en rechts omdraaien maar voor en achter. Ook hier was de reden dat ik aan Susan, die Isolde speelde, niet duidelijk kon maken wat ik bedoelde.

Maar, nogmaals, de opnames liepen verder erg lekker, en de onderlinge sfeer was meer dan uitstekend. Iedereen kon met iedereen overweg en iedereen was geduldig, had respect voor elkaar en we maakten erg veel plezier tussendoor. Mijn ouders verzorgden de lunch en kwamen tussen de middag met een uitgebreid pakket aanzetten. O ja, nu valt me in dat we tijdens de opnames in de steenfabriek last hadden van een erg vervelend bromgeluid. We zochten ons suf naar de bron maar konden die niet vinden. Totdat iemand tijdens een opname het koffiezetapparaat uitzette …

Voor de begincredits en openingsscène had ik een zeer gecompliceerde geluidstrack bedacht en ik had wel acht sporen nodig om dit te realiseren. Met de Nagra was ik eropuit getrokken om hiervoor geluidsopnames te maken, onder andere op de parkfeesten. Later zou ik ook voor Split Screen voor sommige scènes een heel ingewikkelde geluidsband maken.

Tijdens de montage kwam ik er echter niet uit. Ik kon er geen consistente film van maken. Iets ontbrak. Op een gegeven moment, maanden later, kwam ik op het idee om er een soort proloog voor te maken. Twee scènes met een gedicht dat ik al jaren had liggen in de voice over. Ik trommelde de crew weer bij elkaar en we namen die scènes op. Eentje in de voetgangerstunnel bij station Blerick, de andere in een grindafgraving, waar Felicia ergens in het zand zat met overal kapotte spiegels in het landschap geplaatst. Tijdens de opnames ontdekte ik wel dat er iets veranderd was waardoor de continuïteit verloren was. Er zaten maar een paar maanden tussen de opnameperiodes, maar naar mijn idee was Maaike veel volwassener geworden. Geen meisje meer. Niet dat iemand bij het kijken naar de film een verschil zou opmerken maar ik zag het.

Door de toevoeging van de nieuwe opnames aan het begin, voordat de begincredits begonnen, werd de film wel één geheel.

We zonden de film in voor een provinciaal videofestival. De jury beoordeelde de film als “inhoudelijk niet doorleefd, kan de pretenties niet waarmaken”. Dat was ook zo, maar ik had tenminste een poging ondernomen om de toen in videofilmland gangbare anekdotische grappenmakerij te ontstijgen. Ze zouden blij moeten zijn dat er iemand was die  überhaupt enige pretentie had. Dat is overigens in de volgende jaren erg veranderd. Ik heb later verschillende keren zelf in de jury van dat festival gezeten en heb er erg interessante films gezien, hoewel veel bleef op het niveau “Er staat een paard in de gang”.

Er zitten tenenkrommende scènes in Bezocht, maar ook erg goed gelukte. Ik vind nog steeds dat de film visueel erg mooi is. Ten slotte is het een ode aan de steenfabriek in Tegelen, die snel erna tegen de vlakte zou gaan om plaats te maken voor de Zuiderbrug.

TI AMO

Op een gegeven moment kwam bij de videowerkgroep het verzoek binnen om een videoclip op te nemen voor iemand die zijn zangcarrière een boost wilde geven. Het was een stille man op leeftijd, oud althans voor iemand die wil doorbreken als zanger. Het verzoek kwam via zijn vriendin, die altijd wel dingen in Venlo voor elkaar wist te krijgen. Het liedje was een beetje een belegen Italiaans levenslied. Mij werd gevraagd om de regie op me te nemen. Met haar broer als cameraman gingen we aan de slag met het maken van een scenario. We verzonnen een niet oninteressante clip. Hij achter een vleugel, zingend. Geen poespas.

De cameraman kon via zijn werk bij de NOS aan een paar meter rails komen zodat we een heus tracking shot konden realiseren. Omdat het toch nog een wat kaal plaatje bleef bracht ik het idee in om er een danseres in beeld aan toe te voegen. Goed idee, dus ik vroeg een vriendin om mee te doen. Daar was ze erg enthousiast over. We huurden voor twee dagen het auditorium van de Muziekschool om er de opnames te maken.

Op de dag van de opnames liep alles op rolletjes, heerlijk om rails te kunnen gebruiken, waarmee we langzaam naar de vleugel gleden om uiteindelijk bij de zanger uit te komen. De vriendin van de zanger voerde, als minst deskundig op visueel gebied, echter voortdurend het hoogste woord en probeerde telkens haar mening erdoor te drukken. Als ik dan zei dat wat zij voorstelde niet werkte geloofde ze het niet, maar haar broer, de professional onder ons, steunde meestal mijn visie.

Tijdens de lunchpauze kwam het tot een uitbarsting. Met stemverheffing wierp ze me voor de voeten dat ik een klungel was, en erger. Dat baseerde ze op het feit dat ik tijdens de opnames voortdurend op de monitor keek. Nou is dat precies wat een regisseur tijdens opnames doet, maar dat was aan haar niet besteed. Waarschijnlijk had ze wel eens een film gezien die ging over het maken van een film, waarin een regisseur met megafoon voor de mond op een berg stond om cast en crew aanwijzingen door te schreeuwen en dacht ze dat het zo hoorde. Ik was het zat, haar onbenullige en van elke kennis gespeende commentaar op alles wat ik zei en deed of niet zei en niet deed, dus ik gaf de brui eraan.

Toen ik terugkwam op het OOC had ze al gebeld en gezegd dat ik de kont tegen de krib had gegooid. Toen werd ook duidelijk dat de hele opdracht op een misverstand berustte. Zij had namelijk als bibliotheekmedewerkster niet lang hiervoor Harrie Lennaerts het maken van een film over analfabetisme toegeschoven. Harrie maakte ook deel uit van onze videowerkgroep en zij zag deze clip als tegenprestatie waarin iedereen maar moest doen wat zij zei. Maar die film over analfabetisme had Harrie als onafhankelijk filmer gemaakt, zonder de videowerkgroep, dus wij stonden hier helemaal buiten. En wij waren ons niet bewust van haar verwachtingen naar ons toe. In elk geval, de danseres werd er ook uitgeknikkerd, en de clip werd door de broer afgemaakt.

De eerstvolgende video-avond die het OOC regelmatig organiseerde en waarin nieuwe producties uit de hele provincie vertoond werden kwam eraan en ik zou voor die avond het programma samenstellen. De bewuste clip werd ook ingezonden. Ik programmeerde hem als laatste film voor de pauze, achter een twintig minuten lang durende Heerlense inzending waarin eindeloos chagrijnig-feministisch geouwehoerd werd en een muziekclip met oorverdovend harde ultramuziek van de band Orpheus Machine (waar ik zelf nog een poos bij betrokken ben geweest als filmoperateur tijdens optredens). Ik deed dat in de verwachting dat tijdens die twee filmpjes de mensen massaal de zaal uit zouden lopen, naar het aangrenzende café, voor een vervroegde pauzekoffie, en dat dus bij deze clip de zaal bijna leeg zou zijn. Dat was mijn wraak.

Ik kreeg achteraf gelijk: nu mijn visuele ideeën geschrapt waren was de clip van de would-be Italiaanse crooner hemeltergend saai geworden.

 

bij de foto: Voor de aankleding van de video-avond hadden Joanna en André  van Orpheus Machine (allebei ook lid van de videowerkgroep) en ik de hele zaal van het OOC ingericht als ouderwetse woonkamer. De muren behangen met restpartijen, overal schemerlampen en ingelijste portretten. We hadden van oude televisies de beeldbuis aan de achterkant opengehakt en vergrotingen van foto’s van televisiebeelden ertegen geplakt. Dat was nogal een smerig werkje omdat tegen de binnenkant van beeldbuizen poedermetaal geplakt zit dat, als eenmaal de binnendruk door het opheffen van het vacuüm wegvalt, loslaat van het glas. Toen het eindelijk gelukt was om de foto’s in de beeldbuis te wrotten (lastig vanwege de scherpe randen van het kapotte glas) zat ik tot aan mijn schouders onder het fosforescerende poeder.

FAMOUS BLUE RAINCOAT

Nadat Harrie Lennaerts in Japan een 16mm-documentaire had gemaakt, had hij een reel onbelichte film over, 11 minuten in totaal dus. Dat materiaal wilde hij niet verloren laten gaan, dus gingen we er een clipje mee opnemen. Dat zou op een ratio van 1 op 2 moeten, in plaats van de gangbare verhouding dat je van elke 60 minuten opnemen ongeveer 2 minuten materiaal gebruikte in het eindproduct, dus 1 op 30. Niets mocht misgaan, wat een goede voorbereiding extra noodzakelijk maakte. Harrie en ik betrokken de stagiaire Ingrid, een Zuid-Limburgse schone, erbij. We besloten een clip bij het liedje Famous Blue Raincoat van Leonard Cohen te maken. Ingrid zou de rol van Jane vertolken en we vroegen kunstenaar Mathieu en muzikant Floor voor respectievelijk de rol van de verteller en de man in de blauwe regenjas. Bij de kennismaking ontdekten Floor en Ingrid dat ze neef en nicht waren.

Als buitenlocatie gingen we het station van Den Bosch gebruiken (toen het nog een mooi station was, dus van voor de verbouwing) en we vonden een atelier op loopafstand van het station waar we de binnenopnames zouden maken. Ingrid en ik gingen erheen om afspraken te maken met de hoofdbewoner; dat ging heel soepel.

Op de dag van de opnames gingen we naar Den Bosch, maar bij het verzamelen doemde een complicatie op: Floor was er slecht aan toe en het was bijna onmogelijk om tot hem door te dringen. Hij zat daar maar voor zich uit te staren, met keihard Metallica op zijn walkman. Naar eigen zeggen om de stemmen in zijn hoofd niet te horen. Ingrid hield haar pas gevonden neefje zo veel als mogelijk was bij het gezelschap betrokken. Ondanks dat gingen de opnames op het station, de eerste van de dag en de enige waaraan Floor meedeed, helemaal goed. Maar snel na aankomst in het atelier, nog tijdens het opbouwen van de set, stortte Ingrid in. Vooral Mathieu bekommerde zich om haar, terwijl Harrie en ik verder gingen met de opbouw. Tevergeefs. Het kwam die dag niet meer goed met haar, dus we keerden onverrichterzake terug naar Venlo.

Een tijdje later, ik weet niet meer of het dagen of weken waren, ondernamen we opnieuw een poging. We besloten de binnenopnames in mijn huiskamer te maken en we bouwden een mooie set op. Die dag gingen de opnames voortvarend en we waren erg enthousiast en benieuwd naar de opnames. Het was geen video maar film, dus we konden de rushes niet meteen bekijken maar moesten geduldig afwachten totdat de film terugkwam van het lab. Na een week, misschien twee, rende Harrie op een ochtend de trap naar het filmhuis op, waar ik aan het werk was. Hij hield het pakketje omhoog: de film is ontwikkeld. Ik propte een bobby in het midden, zette de film op spoel en legde hem in de projector. Ingrid, Harrie en ik waren bloednerveus. De projector liep. Wat is dat? Heb je de film wel goed ingelegd? Ja, hier is alles oké. Waarom trilt het beeld dan zo? Weet ik niet. Wacht even. Kan het dat zijn? Ja, dat is het! Ik herkende wat er fout was, omdat een camera in principe hetzelfde werkt als een projector. Om de film soepel door het mechanisme te laten lopen en een volmaakt stilstaand beeld te krijgen op het moment dat het beeld belicht wordt maak je bij het inleggen in de projector namelijk lussen in de film, eentje juist boven en eentje net onder het te belichten beeldje. Als een van die lussen te kort is wordt er aan de film getrokken en dat levert vervolgens een trillend beeld op.

Bij de eerste film die ik ooit in het filmhuis op de 35mm-projector draaide had ik hetzelfde probleem gehad. Niemand had mij fatsoenlijk uitgelegd hoe een projector werkte, dus ik had alles zelf moeten uitvogelen en had toen de onderlus te kort gemaakt. Hoewel ik op dat moment niet wist wat er aan de hand was toen ik een trillende Jimi Hendrix met dito geluid op het doek zag verschijnen kun je dit euvel bij projectie gemakkelijk herstellen. Als de projector luscorrectie had zelfs tijdens de vertoning. Als je die niet had zette je de projector stil, maakte de lus 1 perforatiegaatje groter en hup: probleem opgelost.

Dit was natuurlijk niet meer te corrigeren.

Al die moeite voor niets.

Maar de opnames zijn zo mooi!

Inderdaad konden we zien dat de opnames in principe fantastisch waren. Ingrid en ik besloten de film op video over te nemen (gewoon met een videocamera de beelden tijdens projectie opnemen) en hem met de muziek eronder op video te monteren. Het resultaat was verbluffend: het zou werkelijk een ontzettend mooie clip zijn geworden. Om de een of andere reden raakte de montageband al snel zoek en heeft buiten ons drie niemand hem ooit gezien…