FILMERVARINGEN

 

Enkele ervaringen uit mijn tijd in de filmhuiswereld (1978 - 2011).

 

ZÁHRADA (THE GARDEN)

 

In 2011 plaatste ik enkele herinneringen aan de tijd dat ik werkzaam was in de filmhuiswereld op Facebook en op de site van Filmtheater De Nieuwe Scene. Dit omdat ik na bijna 20 jaar in deze sector werkzaam te zijn geweest gedwongen werd afscheid hiervan te nemen. Opportunisme, verraad, onwetendheid en opgeblazen ego’s speelden daar een voorname rol in.  Nadat ik definitief weg was bij DNS werden mijn herinneringen meteen van de site gehaald. Enige historische betekenis werd opgeofferd aan, ja, aan wat eigenlijk? Ik voelde me in elk geval als Trotski die nadat hij bij Stalin in ongenade was gevallen uit alle foto’s was weggeretoucheerd.

Op vrijdag 20 juli 2012, ging ik samen met een vriendin, Helga, in Eindhoven naar de film. ZÁHRADA van Martin Sulik, een film die we allebei ergens halverwege de jaren 90 al eens gezien hadden en die nu opnieuw is uitgebracht. We zaten als enigen in de zaal en we genoten allebei hardop (niemand had immers last van ons) van het licht-absurdistisch filosofisch sprookje. Ik vertelde Helga dat ik de actrice Zuzana Sulajova, die het meisje speelt, jaren later nog eens zag in een andere film (WRONG SIDE UP) en haar pas tijdens de aftiteling aan haar naam herkende. Helga reageerde met de opmerking dat ik mijn eigen blog moest starten waarin ik al dat soort dingen uit mijn leven als filmprofessional met de buitenwereld kon delen. Zij zei dat haar eigen blog haar enorm hielp binnen haar eigen professie als edelsmid en haar binnen die wereld bekendheid verschaft had. Et voilà: hier is ie dan, mijn blog.

We zijn 10 jaar verder en die blog is inmiddels uitgegroeid tot twee complete eigen websites. Deze en https://tejomerkus.wixsite.com/lectuur.

zie voor een korte beschrijving van de film de filmstillgalore op deze site, onder de letter Z.

UNA GIORNATA PARTICULARE

 

Iemand van buiten Venlo wees me er op dat er een plek was waar interessante films gedraaid werden. AD 1978, Ik was 18 en al jaren tot over mijn oren verliefd op Я R, een meisje uit Zuid-Limburg, dat me op momenten die ertoe deden op afstand hield, naar later bleek omdat ze lesbisch was. Ze kwam in Venlo wonen en hoorde dat in het OOC leuke dingen gebeurden. Nu kende ik het OOC van buiten, ik kwam er altijd langs als ik bij mijn opa en oma op bezoek was geweest. Met grote witte letters stond op de muur Babylon gekalkt. Geruchten gingen dat het een drugshol was waar voornamelijk Duitsers kwamen. Maar met Я R aan mijn zijde durfde ik alles aan. En zo gingen we in het jaar dat zij in Venlo woonde elke week naar de film. We zagen EEN VROUW ALS EVA en werden allebei verliefd op Maria Schneider. De indrukwekkendste ervaring was echter UNA GIORNATA PARTICULARE, een film die ons heel erg aangreep en min of meer symbool stond voor onze eigen onderlinge relatie. Nadat Я R weer terug was naar het ultra-kleine dorpje in de buurt van Heerlen, bleef ik wekelijks in het OOC naar de film gaan, ook toen ik in Nijmegen woonde. Na het zien van LE LOCATAIRE stapte ik in de trein, ging op Heyendaal eruit en stond onderweg naar mijn zolderkamertje doodsangsten uit. Weken stond ik op het randje, klaar om binnengetrokken te worden in de huiveringwekkende wereld die Polanski mij had voorgeschoteld. Er zijn maar weinig films geweest die zo’n impact op me hebben gehad. THE EXORCIST, SHOOTING DOGS, FALSCHE BEWEGUNG, CODE INCONNU en UNE SI JOLIE PETITE PLAGUE zijn enkele andere.

FILM IN HET PARK

 

Er bestaat een lange traditie van filmvertoning in het Julianapark in Venlo. De eerste die ik me herinner en waar ik bij betrokken was, was nog ergens in de jaren 80. Het park was nog heel open richting station, het Limburgs Museum bestond nog niet, het was zelfs nog voor de tijd dat ik midden jaren 80 met Frank Duyf het alternatieve theehuis Pentagram begon in het voormalige tankstation, dat daarna nog vele bestemmingen heeft gehad en nu geïntegreerd is in het museum. ORFEU NEGRO was de film, die met portable 16mm-projectie-apparatuur vertoond werd. De stoelen droegen we vanuit het OOC 50 meter verderop het park in. ORFEU NEGRO (afbeelding) uit 1959 van Marcel Camus is een van de weinige Braziliaanse klassiekers, en een must see. Een variant op de Orpheus & Euridikè mythe tegen de achtergrond van het carnaval in Rio de Janeiro. Op een zwoele zomeravond zaten we naar dit zwoele, kleurrijke maar ook duistere en tragische liefdesverhaal te kijken.

De eerste filmvoorstellingen tijdens de jaarlijkse Zomerparkfeesten waren speelfilms die tegen de muur van Museum Van Bommel Van Dam geprojecteerd werden. INDIAN RUNNER van Sean Penn kan ik me nog herinneren. We huurden de 16mm-projector met een longplay-unit van het filmhuis in Heerlen. Het was geen succes. Begrijpelijk. Want hoewel de bezoekers van de parkfeesten indertijd voornamelijk cultuurliefhebbers waren en de rowwenhèzerisering nog niet had toegeslagen, was het voor de meesten een brug te ver om tussen de concerten, theatervoorstellingen en het feestgedruis door twee uur lang stil op een stoel naar een film te kijken.

Het visuele aspect van de parkfeesten bestond in de erop volgende jaren vooral uit zeer bijzondere video-installaties van onder andere Theo Lenders en Jacques Peeters.

Marcel Tabbers bracht tijdens zijn periode als parkfeestprogrammeur de filmvoorstelling terug op de parkfeesten. Hij vroeg mij om de projectie te doen. Vanuit een kiosk net voorbij het Museum Van Bommel Van Dam werden allerlei korte filmpjes op verschillende video-formaten vertoond. Er zaten filmpjes bij van Hester Scheurwater en Sietske Tjallingi, en vooral de laatste veroorzaakte nogal wat oproer bij humorloze feministes die de films vrouwonvriendelijk vonden. Wisten zij veel dat de maaksters vrouwen waren. Hadden zij nog nooit gehoord van ironie? Wisten wij veel dat een filmpje waarin een bokster het in de ring opneemt tegen een gigantische penis, waarbij de laatste wint, serieus genomen zou worden en als anti-vrouw bestempeld. Ik moet zelf altijd heel hard lachen om haar filmpjes. Oordeel zelf op http://misst.com/ .

De jaren erna nam ik de programmering over en stapten we weer over op complete speelfilms, die in de aula van de Muziekschool vertoond werden. Daar zaten grote successen bij als BOWLING FOR COLUMBINE en FESTIVAL EXPRESS, maar de vertoningen waren niet echt geïntegreerd in het totale festival, ondanks de vermelding in het programma en ondanks de nabije ligging van de Muziekschool. Na een jaar of vijf droeg ik het stokje over aan Louk Voncken, en daarna werden de films vertoond in Van Bommel Van Dam. Andy Leenen vertoonde de laatste jaren tijdens de parkfeesten korte filmpjes vanuit een zeecontainer op het terrein en tegenwoordig in het Limburgs Museum aan de rand van het park.

JE VOUS SALUE, MARIE

 

Vandaag, 21 september 2012, staat in de Volkskrant een column uit Die Welt, van Henryk Boder, waarin deze van alles beweert nav de rellen vanwege de film The Innocence of Muslims. Dat de man er naar mijn idee maar weing van begrijpt, laat ik hier verder buiten beschouwing, maar mij viel het volgende op. Hij schrijft: “De film Paradies: Glaube (Paradijs: Geloof), een coproductie van de WDR en Arte, met steun van ettelijke filmfondsen, kreeg dit jaar op het filmfestival van Venetië de speciale prijs van de jury. In de film gaat het om een ‘missionaire verpleegster’, Anna Maria genaamd, ‘die extreem ver gaat in haar liefde voor Jezus’. Dat wil zeggen: Anna Maria masturbeert met een kruisbeeld. Er is niet veel fantasie voor nodig om te voorspellen hoe de reacties in de moslimwereld zouden zijn als Anna Maria geen kruisbeeld had gebruikt, maar een voor moslims heilig voorwerp.”

Ik ga er hier verder niet op in dat Maria in de islam een net zo belangrijke rol vervult als in het christendom, in de Koran zelfs vaker genoemd wordt dan in de Bijbel en in de Koran een eigen boek gekregen heeft.

Waar ik namelijk meteen aan moest denken was de oproep van de deken van Sittard die toen de film JE VOUS SALUE, MARIE (Frans voor “Wees Gegroet, Maria”, het voor katholieken belangrijkste gebed na het Onze Vader) van Jean Luc Godard uitkwam, de katholieke gemeenschap verbood om naar deze film te gaan en opriep om protest tegen vertoning aan te tekenen bij de filmhuizen. In die film masturbeert de zwangere Maria namelijk terwijl in hetzelfde shot een kruisbeeld te zien is. Of een afbeelding van Jezus, dat weet ik niet meer. Tussen de 13 films van Godard die ik in de kast heb staan staat deze er helaas niet bij, dus ik kan het niet nakijken. Ter verduidelijking, omdat menigeen het misschien niet snapt: de film speelt zich af in het heden, Jozef is taxi-chauffeur en Maria werkt als pompbediende. Dat Maria dezelfde Jezus in haar buik draagt die hetzij aan het kruis hetzij als icoon aan de muur hangt, is niet vreemd in Godards universum.

De film veroorzaakte ophef over de hele wereld, met grote demonstraties op verschillende plekken, en het Vaticaan deed pogingen om de film verboden te krijgen.

Hay Joosten en ik hoorden van die oproep door de deken en besloten om zelf publiciteit aangaande de aanstaande vertoning in Venlo te genereren. Het was 1985, internet bestond nog niet, laat staan facebook, dus de kans was reëel dat de oproep van de Sittardse deken aan de Venlonaren was voorbijgegaan. We schreven een ingezonden stuk naar het Dagblad voor Noord-Limburg, in onze kringen meestal het Lachblad genoemd. We riepen daarin alle katholieken op om voor de vertoning bij het OOC te demonstreren en de toegang te versperren en zo de bezoekers de mogelijkheid te ontnemen om van deze blasfemische film kennis te nemen. We ondertekenden de brief met een fantasienaam en de toevoeging Verontruste Katholiek. Vol spanning wachtten we op de avond van de vertoning af wat zou gaan gebeuren, maar geen katholiek die de moeite nam om te komen.

HOE IK PROFESSIONAL WERD

In 1991 zag het er naar uit dat 3 vrijwilligers van OOC Zienema die organisatorisch het actiefst waren zouden moeten stoppen omdat ze in de Banenpool, een nieuwe regeling voor langdurig werklozen, terechtkwamen. PR-man Jan Sprengers, organisator par excellence Piet Nillesen en ikzelf die de programmering deed en de club extern vertegenwoordigde, zoals bij het Limburgs Filmcircuit (LFC) en de Associatie voor Nederlandse Filmtheaters (ANF). Jan kwam in het onderwijs terecht en Piet werd conciërge in een buurtcentrum in Venlo Noord. Toen kwamen we op het lumineuze idee om Celluloid, een stichting ter bevordering van de filmvertoning op te richten, deze bij de RSW, die de Banenpool coördineerde, aan te melden en mij voor te dragen als werknemer. Het bedrag dat jaarlijks als inleenvergoeding betaald moest worden zou gedeeld worden door de Welzijnsstichting en het LFC. Dat leverde een curieus eerste gesprek op met de RSW (een heel aardige oudere vrouw, in haar jonge jaren waarschijnlijk hippie geweest). Want dat ik als werkzoekende ook meteen met de potentiële werkgever (inlener in hun terminologie) op de proppen kwam had men daar nog niet meegemaakt. Het lukte wonderwel. Mijn baan ging in toen ik in Slovenië was ter voorbereiding van een culturele uitwisseling. Ergens in een onderaards gewelf in Ljubljana (foto) hebben we met lokaal bier uit halveliterflessen geproost op mijn nieuwe baan: OOC Perron55-welzijnswerker Jan Moors, OOC Perron55-medewerker Marcel van Beek, organisator Math Aerts, en van KUD, de Sloveense organisatie, Monika Skaberne en Eva Röhrmann. Aldo van de Electronic Body Music-band Borghesia stond plaatjes te draaien. “Wat vind je van Slovenië?” vroeg hij mij. Ik was echter alleen nog maar ondergronds geweest en zei: “Leuk.” “Ik haat het. Slovenen willen alleen maar zoveel mogelijk op Oostenrijkers lijken. Overal geraniums.” Bedenk dat Slovenië pas 1 jaar onafhankelijk was. Maar dat terzijde.

Alles leek in kannen en kruiken: ik had een baan, het inmiddels in Filmhuis Venlo omgedoopte OOC Zienema een beroepskracht die de zaken ging coördineren. We hadden echter buiten de belastingdienst gerekend. Wij zagen Celluloid slechts als een doorgeefluik van geld, dat van de Welzijnsstichting en het LFC kwam en doorgesluisd werd naar de RSW. De belastingdienst zag er echter een uitzendbureau met 1 werknemer in en stuurde ons torenhoge aanslagen. Celluloid ging failliet. Mijn banenpoolcontract werd overgenomen door de Welzijnsstichting. Met grote tegenzin, want zij wilden helemaal geen beroepskracht voor de film, maar zij voelden zich wel verantwoordelijk voor mijn positie.

Op de foto: Marcel van Beek (rode trui), Monika Skaberne (zwart haar), Jan Moors (blauwe bloes)

OVER HITTE & DRACULA

Ik zie hem nog staan op het dak van Perron 55 met een tuinslang in zijn hand. Want gesproeid moest er worden. Niet een enkele dag maar de hele zomer stond Piet Nillesen daar het dak nat te houden. Want binnen was het niet uit te houden zo warm, die zomer van 1992. En alle zomers erna, maar na de ervaring van het eerste jaar organiseerden we ’s zomers nauwelijks nog activiteiten. Het was een plat dak van metaal met een afdekking van asfalt, wie had dat verzonnen?

Die eerste zomer hadden we een Warhol Festival ingepland. Een week lang overdag gratis op video films uit de stal van Andy Warhol als LONESOME COWBOYS, CIAO MANHATTAN, FLESH en HEAT, ’s avonds betaald op 35mm onder andere BLOOD FOR DRACULA en FLESH FOR FRANKENSTEIN. Anna Abrahams, schrijfster van het boek Warhol Films, gaf in het weekend een lezing. Carla Dienaar had werkelijk prachtige affiches gezeefdrukt, elk affiche was anders qua kleur. Affiche nummero 33/ 33 hangt nog steeds bij mij in de gang aan de muur. Dat de afbeelding kwam van een Hammer Dracula-film met Christopher Lee die het bevallige blondje Veronica Carlson in de hals bijt, ach. Bedenk dat internet nog niet bestond en het vinden van het juiste plaatje soms onmogelijk bleek. En daarom stond Piet dus op het dak, om bezoekers te lokken. Beter gezegd, om bezoekers niet weg te jagen.

Overigens hadden we niet alleen met het Filmhuis, precies onder het dak, last van de hitte, die was op veel plaatsen niet te harden. Haha, al die door en door bezwete muzikanten die uit de oefenruimtes kwamen, en dat kwam echt niet altijd door een gedreven repetitie. Het café en de keuken beneden bleven eigenlijk als enige meestal koel.

Er was meer mis met het gebouw, zoveel dat het me verbaast dat het er nu, twintig jaar later, nog staat. Ondraaglijke stank in de kantoorgangen, in de garderobe en soms in de zaal, regelrecht uit het riool, maar een oplossing is nooit gevonden: constructiefout.

Geluidoverlast. In het ontwerp dat wij als bouwcommissie hadden goedgekeurd waren de verschillende afdelingen als aparte compartimenten geconstrueerd, opdat geluid van de oefenruimtes of vanuit de concertzaal niet te horen zou zijn in de filmzaal. Maar vlak voor het bouwen was er plots veel minder geld beschikbaar en werden alle muren met elkaar verbonden. Het gevolg: er konden geen films vertoond worden tijdens andere activiteiten. En de deuren in de oefenruimtesectie moesten dicht blijven, warm of niet.

En dan nog die enorme scheur die dwars door de vloer van de zaal loopt. Dat het gebouw nog niet in twee delen is uiteengevallen mag een wonder genoemd worden.

Elke keer als wij met een klacht bij de manager aankwamen, wimpelde hij het af met de opmerking: Jullie hebben dit zelf gewild. Ik weet het niet meer precies, maar volgens mij werden we toen het bouwbudget zo goed als halveerde voor de keuze gesteld om dan maar het exploitatiebudget in de bouw te steken. Omdat we daar niet voor hadden gekozen was het onze eigen schuld. Iemand die dit leest en nog precies weet hoe dat gegaan is, nodig ik uit hier een licht op te werpen.

HARDE BILLEN

 

De Oude Luxor is met afstand de meest gehate zaal onder de bezoekers van het IFFR in de periode dat ik er kwam (1990-2012), het Rotterdams Filmfestival. Superslechte stoelen, zelfs voor degenen zonder rugproblemen die niet tot het ras van de langpootmens vallen een bezoeking. Een film comfortabel uitzitten behoort tot de onmogelijkheden. Maar er zijn slechtere zalen geweest. De Thalia op de Kruiskade had een fantastisch mooie foyer, ruim en bruin, leeg en rustig, en in de jaren dat ik nog een nieuweling was de uitvalbasis voor de Limburgse equippe. Op zoek naar een bekend iemand was het daar bijna altijd prijs. De zaal was echter vooroorlogs, nou ja, van net na de oorlog, en hoewel de foyer echt niet moderner was maar je er wel lekker kon loungen, betekende dat in de zaal een zitcomfort dat ver beneden peil bleef.

De beroerdste zaal allertijden bevond zich schuin tegenover Thalia, naast de Oude Luxor en hotel Central: Corso. Om nog enigszins de schijn op te houden waren de lichten al bij binnenkomst zo gedempt dat je nauwelijks kon zien waar je ging zitten, wat toch vrij cruciaal was omdat bij veel stoelen de zitting ontbrak. En had je dan een stoel met zitting gevonden, was de kans groot dat je zover doorzakte dat je kont bijna de vloer raakte. En de vloer raken was wel het laatste wat je wilde. Het gebeurde dan ook nog dat je tijdens de voorstelling beweging langs je enkels voelde. Toenadering van de bevallige buurvrouw, een mogelijkheid om de nacht niet alleen op de hotelkamer door te brengen? Waarschijnlijker een kolonne muizen die richting doek marcheerde. Ik zie ze nog door het gangpad richting Najwa Nimri rennen tijdens PASAJES. Ik kan me, afwijking mijnerzijds, nog van heel veel films herinneren in welke zaal ik zat. Ik moest in dit geval de titel wel opzoeken, maar ik wist nog wel welke film. “Zeer onaangename nihilistische film over een paar misdadigers. De vrouw, een psychopate, wordt verliefd op een andere vrouw, wint haar voor zich & sleurt haar mee op het pad van misdaad & geweld. De film zou het moeten hebben van de motivatie van deze vrouw, maar nichts da. Nare, zinloze film. */***** ” zo schreef ik erover in Southern Shine, de LFC-uitgave van het IFFR 1997.

Tegenwoordig is in Thalia een loungeclub gevestigd, met boven de ingang een luidspreker, waar ik eens bijna tot huilens toe bewogen ben door Ben E. Kings Stand By Me. Corso heet nu Off_Corso en er worden tijdens het IFFR danceparty’s gehouden.

Het waren trouwens niet alleen de aftandse zalen waar muizen rondrenden. Bij Perron 55 hadden we er ook last van. Ons onderkader was een verstelbare metalen balk die met een slinger naar boven en beneden kon, om ook films in academy-formaat (aspectratio 1:1.37, en 1:1.33 bij stomme films)  te kunnen vertonen. Over die balk was een zwaar velours doek gehangen en daarover zag ik eens tijdens de voorstelling, dus in beeld, een muis rennen.

En over gebrek aan zitcomfort gesproken: in onze periode als OOC Zienema in de Heutzstraat (1974-1991) gebruikten we plastic kuipstoelen, omdat de zaal de dag erna voor OOC Swing The Last Resort werd gebruikt, en de dag daarna voor het legendarische Bauplatz.

Mensen klaagden voortdurend over de harde billen als ze de zaal verlieten en dus maakte een groepje vrijwilligers, onder wie Ella (toen nog Ellie) de Bruijn en Moniek Mandemakers, tijdens de zomerpauze een zestigtal erg fijne platte kussentjes om op te zitten.

EL MARIACHI

Op de bovenste verdieping van het fantastisch mooie Groothandelsgebouw aan de Weena in Rotterdam was ooit de bioscoop Kriterion gevestigd.  Wanneer er geen film bezig was werd het doek opgehaald en keek je door gigantische ramen over Rotterdam, richting Maas. Een geweldig uitzicht. Op die plek zag ik begin 1994 de première van een film waarover al een hele tijd een buzz rondging: de film had namelijk maar $ 7000 gekost en had inmiddels in de VS al miljoenen opgeleverd.  De regisseur is inmiddels wereldberoemd en heeft al heel wat gedenkwaardige films op zijn naam staan. Ik heb het natuurlijk over Robert Rodriguez en zijn debuutfilm EL MARIACHI. Ik ging de film kijken met Jan Besselink, toenmalig directeur van Lumière, het filmtheater van Maastricht. Nadat we een poosje over de avondlijke stad gekeken hadden zakte het doek en begon de film. Ware het niet dat de operateur de projector niet aan de gang kreeg. Je kon vanuit de zaal heel duidelijk het gepruttel van de projector horen. Na een paar vergeefse pogingen van de dienstdoende operateur en de erbij gehaalde supervisor stond Jan op, zei tegen mij: “Ik weet wat er aan de hand is”, en liep naar achteren, naar de cabine. Even later ging het licht weer uit en de film startte. Voldaan kwam Jan weer naast me zitten. Vol bewondering keek ik naar hem omdat hij van verre aan het geluid kon horen wat er aan de machine gemankeerd had. Wist ik veel dat ik, atechnisch als ik was (en nog steeds ben), vanaf een jaar erna, toen we met Filmhuis Venlo overstapten op een professionele 35mm-projector, een dergelijke handeling bijna wekelijks zou uitvoeren, in mijn eigen toko.

OVER POLYESTER, ANAMORFOTEN & ONDERFRICTIES

 

Behalve als titel van de eerste mainstreamfilm van John Waters stond polyester in de cinematografie vooral voor de onbreekbare filmdrager die menig operateur angst inboezemde. De oorspronkelijke drager voor film was nitraat (celluloid), maar dit zeer brandbaar goedje werd na de oorlog verboden en vervangen door acetaat (schietkatoen). Ik heb overigens wel eens een nitraatfilm in handen gehad. De vader van een vriend had als hobby met een metaaldetector over de hei lopen en bij een van zijn speurtochten had hij een blik met 16mm-film gevonden dat een Duitse nieuwsfilm uit de nazi-tijd bleek te zijn. Hij kwam naar mij met de vraag of ik die film voor hem kon vertonen, zodat hij precies wist wat er op stond. Maar om te voorkomen dat nitraat-films nog stiekem gedraaid werden hadden ze indertijd de perforatie-afstand iets veranderd, dus dat ging niet.

Tot het einde van de jaren negentig was acetaat de standaard, en ik leerde het werk als operateur met dit materiaal. Er waren echter ook enkele films van polyester in omloop, meestal directe import uit de Verenigde Staten, waar voornamelijk polyester als drager werd gebruikt. Het voordeel van polyester was dat het vrijwel onbreekbaar was, het nadeel dat als iets fout ging eerder de projector kapot ging dan de film. Alle operateurs wisten dan ook precies welke films op polyester waren, onder andere EASY RIDER, want bij die films gold de aanbeveling tijdens de voorstelling in de cabine te blijven om als het mis ging zo snel mogelijk te kunnen reageren om de schade aan de machine zoveel mogelijk te beperken. De eerste keer dat ik met polyester geconfronteerd werd was met inderdaad EASY RIDER, de tweede keer was met DECONSTRUCTING HARRY van Woody Allen, zo rond 2000. De hele film ging prima, totdat de afloopstrook de bovenspoel verliet en enigszins scheef het bovenste sprocket inliep en behalve een aantal metalen tandjes (die in de perforatie van de film vallen en zo voor het transport zorgen) ook de ingebouwde luscorrector sloopte.

Overigens zou enkele jaren later polyester ook in Nederland de standaard worden en ik zou verder nooit meer een probleem hebben met het materiaal.

En tegenwoordig is film aan het uitsterven, is digitale projectie de standaard geworden. De hele romantiek van filmmateriaal, van het opbouwen en afbreken van die minimaal drie kilometer lange strook dia’s, van morsige operateurs die met hun te dikke buik in met olievlekken besmeurde T-shirts en standaard sjekkie aan hun lippen hun leven in duisternis leiden, het is allemaal historie. Zo ook onderstaande anekdotes, die binnenkort niemand meer begrijpt:

In het eerste jaar op de Kaldenkerkerweg (1992) hadden we nog geen anamorfotische lens, dus konden we geen cinemascope-films draaien. Een anamorfotische lens perst beelden samen en trekt ze als ‘ie een kwart slag gedraaid wordt weer uit elkaar. Dit is nodig omdat de breedte van een filmbeeld constant is: 35mm, en de verhouding tussen hoogte en breedte eveneens: 3:4. In filmtermen: de aspectratio is 1: 1.33 (na invoering van de geluidsstrook naast het beeld 1.37), oftewel de Academy-standaard. Om de concurrentie met de opkomende televisie aan te gaan verzon men in de jaren vijftig cinemascope, een beeld in brievenbusformaat, in een verhouding van 1: 2.35. Om dit binnen de gefixeerde beeldverhouding op het filmmateriaal te krijgen werden de beelden bij de opnames door middel van een anamorfoot samengeperst en bij de projectie met een voorzetlens weer uit elkaar getrokken. En zie: een beeld in de bioscoop dat, volgens regisseur Fritz Lang (METROPOLIS, M, THE WOMAN IN THE WINDOW) alleen geschikt was om begrafenisstoeten en slangen mee te filmen, maar in werkelijkheid veel beter het menselijke blikveld weergeeft dan het traditionele bijna vierkante beeld. Om het verhaal over beeldverhoudingen af te maken: omdat in het begin anamorfoten duur waren en lastig om mee te werken ging men een truc toepassen. Door namelijk de balk die de beelden van elkaar scheidde te vergroten kon men ook de beeldverhouding aanpassen, maar nu zonder de complicatie van speciale lenzen. Zo ontstond widescreen, ook wel the poor man’s scope genoemd, met een aspectratio die varieerde tussen de 1.66 en 1.85. De laatste is tegenwoordig de meest gebruikte beeldverhouding, en wordt in tv en dvd-land aangeduid als 16:9.

Terug naar het onderwerp: het Filmhuis kon geen cinemascopefilms draaien. Dus bij elke film die ik boekte vroeg ik aan de distributeur bevestiging dat het geen cinemascopefilm betrof. Ook bij STRAIGHT TO HELL van Alex Cox, met in de hoofdrollen Joe Strummer van The Clash en Courtney Love in haar pre-Kurt Cobain-jaren. Helaas, toen ik de film proefdraaide bleek hij wel degelijk cinemascope, dus werd het publiek aan de kassa hiervoor gewaarschuwd. De meesten gingen toch het avontuur aan en moesten de hele film lang naar uitgestrekte lange smalle figuren kijken.

Ik was het zat, geld of geen geld, er moest een anamorfoot komen. Duizend gulden, kom op zeg. De week erna kon ik in Kriterion in Amsterdam, waar de oude heer Berman aan projectors aan het werken was, een anamorfoot ophalen.

Een andere keer brak de as van de onderspoel van de projector. Cas Kessler, bij wie we de FP5-projector hadden gekocht, kon niet naar Venlo komen dus moest ik de dag erna met de erafgeschroefde onderarm (1meter gietijzer met tentakels waaraan in de nitraattijd de brandkast bevestigd was waarin de filmspoelen zaten, om te voorkomen dat wanneer de film in brand vloog de hele cabine zou affikken) in de trein en vervolgens de bus naar Geldrop, waar Kessler woonde.

Het meest dramatische moment was echter de vertoning van LUDWIG van Luchino Visconti op 2e kerstdag 1995. De film duurt 4 uur, maar ongeveer een half uur voor het einde begaf de projector het: de onderspoel blokkeerde. Ik kreeg het niet gerepareerd en we moesten de mensen naar huis sturen. Het was eigenlijk best wel druk en de mensen hadden inmiddels een heel lange avond geïnvesteerd in deze filmervaring, en nu moesten we hen vlak voor de ontknoping teleurstellen. Ik schaamde me dood. Samen met Ella bleef ik zoeken naar de oorzaak en we schroefden de machine bij de onderspoel uit elkaar. Het bleek dat de vilten schijf bij de onderfrictie totaal uitgedroogd was. Kesler had me aangeraden om altijd een reserve-vilt gedrenkt in cardanolie in een tinnen sigarenblikje achter de hand te hebben. Vilt vervangen en zie daar: we hadden het ding weer aan de praat. Ella rende naar buiten om te kijken of er wellicht nog iemand was, maar iedereen was al naar huis. Met zijn tweeën hebben we de film alsnog afgekeken.

GELOOF JE OGEN

 

Ergens midden jaren 90 organiseerde Filmhuis Venlo GELOOF JE OGEN, een ambitieus festival van experimentele films waarvoor we het hele gebouw gebruikten van Poppodium Perron55, waar we toen deel van uit maakten. In elke ruimte gebeurde wel wat. De veel te jong overleden Theo Lenders was een van de scouts en kwam met een selectie zeer bijzondere films, van de Filmacademie in Düsseldorf als ik me wel herinner. Een andere scout gaf me een paar films uit de undergroundscene. Terwijl ik zat te eten bekeek ik ze. De honger ging me echter over toen ik een filmpje zag waarin iemand eerst zichzelf helemaal met houtskool insmeerde, zich toen ging aftrekken om tenslotte live in beeld zichzelf de hals door te snijden. Ik word nog onpasselijk als ik eraan denk en kan de ruimte waarin het gebeurde nog helemaal uittekenen, tot en met de stenen van de open haard. Overbodig te melden dat ik deze film niet heb geselecteerd.  

(Een tijd later wist diezelfde scout een producer die met een pakket Newyorkse undergroundfilms door Europa reisde en allerlei festivals en filmtheaters aandeed, te strikken. Tenminste, dat dacht ik.  De dag voordat deze films bij ons zouden worden vertoond belde de scout me op en deelde me mede dat de producent met zijn films in het vliegtuig terug naar NY zat.)

Ik heb geen gegevens meer van GELOOF JE OGEN, maar we hebben films vertoond van onder andere Luc Sponselee en Ian Kerkhoff, en ALYSSA IN CONCERT, de enige film waarin celliste Frances Marie Uitti, die vaak twee strijkstokken tegelijk gebruikt, ooit geacteerd heeft.  Ook werd mijn eigen film Split Screen, die ik samen met een plaatselijke schone gemaakt had, vertoond. De afsluiting was een spectaculaire performance van Karel Doing, die live muziek maakte bij zijn films.

Zojuist vond ik op een oude harde schijf het programma! We vertoonden ook films van o.a. Rob Hodselmans, Frans van der Staak, Luis Buñuel, Jan Svankmajer en Johan van der Keuken.

Andere festivals die we als Filmhuis Venlo of als De Nieuwe Scene hebben georganiseerd of waaraan we hebben deelgenomen zijn onder meer: Moktabel (Marokkaanse films), Yofel en Basta en Moviezone (alle 3 voor jongeren), De Wijde Blik (ism de KRO), Bijbeljaar (ism Bisdom Roermond en de Katholieke Film Aktie), Filmspiegel (Duitse films), Made In Europe, een Dogma-Festival, eentje ism het Festival Religieuze Muziek. Het laatste festival voor mij was het Arabisch Filmfestival, december 2010, georganiseerd samen met Latifa, een erg plezierige samenwerking. Ik zie haar nog aankomen, heel chic gekleed en met in haar hand een grote zak verse munt voor de thee, die we die avond in speciaal servies aan de bezoekers gingen aanbieden.

FILM IN HET ZWEMBAD

 

De vertoning van tien korte films door de gebroeders Lumière (what’s in a name) op 28 december 1895 wordt gezien als het begin van de cinema. Daar is lang niet iedereen het mee eens en het is waarschijnlijk ook niet de eerste filmvoorstelling ooit, maar wel de eerste waarvoor betaald moest worden. En dan moet de discussie wanneer precies over film gesproken kan worden nog beslecht worden; in de cinema wordt per definitie elke definitie op gezette tijden ter discussie gesteld.

Hoe dan ook, wereldwijd werd in 1995 het 100-jarig bestaan van de film gevierd. Zo ook in Nederland, waar bijvoorbeeld het Filmmuseum uitpakte met twee jaar lang de klassiekerreeks Les Films du Paradis, 104 films in totaal met als oudste film DER BLAUE ENGEL van Josef von Sternberg (met Marlene Dietrich) uit 1930 en als meest recente VIVE L’AMOUR van Tsai Ming-liang uit 1994, met de langste en hartverscheurendste huilscène (van Yang Kuei-mei) uit de filmgeschiedenis. Elke week een ander hoogtepunt op de filmtheaterdoeken. De eerste reeks draaide alleen in de grote theaters, maar voor de tweede reeks konden ook kleinere theaters meedoen. Zo ook wij.

Maar in Venlo hadden we ook een eigen reeks activiteiten opgezet. Ik weet helemaal niet meer hoe dit tot stand is gekomen en van wie het oorspronkelijke idee afkomstig was en wie allemaal meedeed. Misschien kan iemand die er indertijd bij betrokken was hier enig licht op werpen. Volgens mij is het idee ontstaan tijdens een overleg van de culturele instellingen, waar wij, formeel een welzijnsorganisatie, niet bij betrokken werden.

Als Filmhuis Venlo en City Bioscoop kwamen we op het idee om een aantal openluchtvoorstellingen te houden op bijzondere locaties: de loswal (waar nu de Maasboulevard is), de bovenste verdieping van een parkeergarage, bij de vliegtuighangar op de Grote Heide, en in het Sportfondsenbad. De films waren respectievelijk SPEED van Jan de Bont, SWEETIE van Jane Campion, BRAIN DEAD van Peter Jackson en DROWNING BY NUMBERS van Peter Greenaway. Vanwege te weinig middelen konden de voorstellingen op de hei en in de parkeergarage niet doorgaan, Joep Caubo van de City nam de organisatie op de loswal voor zijn rekening, wij gingen aan de slag met het zwembad. Dat werd nog een missie waar veel diplomatie aan te pas kwam, omdat het zwembad op sluiten stond en men bang was dat de publiciteit rondom de filmvoorstelling tot veel rumoer zou leiden. Onder de voorwaarde dat wij op geen enkele wijze uitspraken zouden doen over de aanstaande sluiting van het zwembad kregen we groen licht. We huurden Dick Moesker van de Openluchtbioscoop in. De projector stond opgesteld naast de springplank, en het doek werd aan de andere korte kant opgespannen. Lichtmensen van Perron55 zorgden voor de sfeerverlichting, De temperatuur werd flink opgevoerd en er werd voor allerlei drijfmateriaal gezorgd. En daar dobberden zo’n 60 mensen in het water terwijl op het grote scherm de vrouwen hun mannen verdronken. Clementine Stefels maakte foto’s, waarvan er eentje uitvergroot boven de ingang van de filmzaal op de Kaldenkerkerweg gehangen heeft, totdat we daar weggingen.

De loswalvertoning was op het einde van de zomer, ik denk een half jaar na de zwembadvertoning. Wat ik me daar nog van kan herinneren is dat ik vlak ervoor door mijn rug was gegaan en nauwelijks kon staan of lopen. Ondersteund door Clementine was ik er wel, maar ik had meer aandacht voor de pijn en hoe rechtop te blijven dan voor de film of alles eromheen.

De enige keer in mijn carrière dat ik me ziek heb moeten melden (tot aan de burn out van 2011), en meteen ging onze eerste Film du Paradis voorstelling (HAMLET van Grigori Kozintsev) niet door. Niemand van de vrijwilligers kon mijn taak overnemen, de film opbouwen en de eerste voorstelling doen. Deze gebeurtenis zou later een belangrijke motivatie zijn om voet bij stuk te houden, waardoor “de grote crisis” uitbrak. Zie hiervoor het gelijknamige stuk een stukje verder op deze pagina.

DE CITY

 

Eind jaren negentig voerde ik een aantal gesprekken met wethouder cultuur Wiel Aerdts, City-exploitant Joep Caubo, Piet Nillesen van Theater De Garage en Edmond Staal van de Filmkring. Ik had vrijwilligster Frederieke Schaeffer als secondante meegenomen. Joep had ons bij elkaar geroepen om mogelijkheden te onderzoeken hoe de City-bioscoop voor Venlo behouden kon blijven. Als zelfstandig exploitant zou het hem niet lang meer lukken de bioscoop draaiende te houden. Dat zou doodzonde zijn, want opgericht in 1909, was het een van de eerste bioscopen in Nederland, de oudste nog bestaande, en sinds het allereerste begin in handen van de familie Caubo. Maar als kleine zelfstandige kon Caubo  niet opboksen tegen de Minerva-bioscopen Scala en Scène, die als onderdeel van een groot nationaal opererend concern alle blockbusters voor zijn neus wegkaapten. En er gingen al zo weinig Venlonaren naar de bioscoop, zo ongeveer het laagste percentage in Nederland. Joep had het op zich uitstekende idee om bovenstaande organisaties samen te voegen in het pand aan de Vleesstraat. Maar meer dan een idee was het niet. Met bovenstaande club hebben we toen de mogelijkheden onderzocht, maar hoe dan ook: er zou stevig verbouwd moeten gaan worden. Joep kon dat niet betalen, De Garage en het Filmhuis draaiden budgettair neutraal, en de Gemeente wilde er geen geld in steken. Einde plan. Totdat ik Joep ontmoette op een contactdag van distributeur RCV. Dat was in een school achter Cinemariënburg in Nijmegen, dus nog voor de LUX-tijd. Joep zei dat hij uitgevogeld  had hoe de plannen toch te kunnen realiseren. Er was op dat moment geen gelegenheid om hier uitgebreid over te praten, want er moesten films gekeken worden (HIDEOUS KINKY en THE CASTLE herinner ik me), en ik had verder vooral aandacht voor Yosha, die toen booker bij RCV was. Ik antwoordde Joep dat hij zijn plan op papier moest zetten, dan kon ik er goed naar kijken en hiermee naar mijn manager stappen. Dat plan kwam nooit en de City verdween in 2000 uit Venlo. Joep concentreerde zich op de Luxor in Reuver, zijn andere bioscoop. In 2009 kwam op initiatief van de directeur van De Nieuwe Scene Marcel 't Sas het plan van samenwerking weer bovendrijven en al snel zaten Marcel, Joep (die altijd al terug heeft willen keren naar Venlo) en ik weer aan tafel.  De onderhandelingen verliepen goed en we hadden bijna een overeenkomst bereikt om intensief samen te gaan werken, toen er een kink in de kabel kwam: eerst werd Marcel  eruit gewerkt door de Raad van Toezicht , daarna was het mijn beurt om het veld te ruimen. Uiteindelijk is de samenwerking er toch gekomen.

STOND DE EERSTE BIOSCOOP VAN NEDERLAND ECHT IN VENLO? NEE!

 

Hoewel ik Venlonaar ben erger ik me vaak aan de overtuiging van sommigen hier in de stad dat wat hier gebeurt zeer bijzonder is en heel erg afwijkt van wat ergens anders gebeurt. Misschien ervaren mensen in andere steden hetzelfde, dat kan goed, chauvinisme is niet iets typisch Venloos, al moet menig Venlonaar, als mijn observatie hout snijdt, vinden van wel. O, ironie. Hoe dan ook, deze sectie op mijn site gaat over film, dus laat ik me daartoe beperken.

Onlangs stuitte ik op een lokale blog, genoemd naar de bijnaam van een steegje in de binnenstad, waarin twee stukjes staan met als onderwerp “Bioscoop”. Stuk 1 begint met de zin “Venlo kreeg in 1907 als eerste stad in Nederland een bioscoop.” Stuk 2 begint met “De eerste bioscoop van Nederland stond in Venlo en was een initiatief van hotelier Jos Caubo, eigenaar van de Port van Cleve aan de Vleesstraat. Vanaf 1907 draaide hij films in de grote achterzaal van zijn chique etablissement.”

Toen ik dat las heb ik de bewuste blogger een reactie gestuurd en hem erop gewezen dat deze bewering incorrect is. Ik heb daarbij gerefereerd aan een boek van de gerenommeerde historici Karel Dibbets en Frank van der Maden, beiden gespecialiseerd in Nederlandse filmgeschiedenis: Geschiedenis van de Nederlandse Film en Bioscoop tot 1940 (gepubliceerd in 1986 bij Wereldvenster). Deze blogger heeft er niet op gereageerd en ook zijn teksten niet aangepast. Ik denk dat ik weet waarom. De inleidende regels van dit stukje heb ik niet voor niets geschreven. Op een gegeven moment, ergens eind jaren 80, werd de City, zoals Port van Cleve naderhand was gaan heten, en nog steeds geëxploiteerd door een telg van de familie Caubo, de oudste nog bestaande bioscoop van Nederland. Wellicht vond de gemiddelde Venlonaar dat een beetje moeilijk om te onthouden, of was het een beetje te lang, want al snel werd dat ‘de oudste bioscoop van Nederland’, en dan is het nog een heel klein stapje naar ‘de eerste bioscoop van Nederland’. Maar het is gewoon niet waar.

Als eerste bioscoop van Nederland staat Tivoli in Rotterdam te boek. Dat was in 1903. Er hadden al eerder filmvoorstellingen plaatsgevonden op verschillende plekken in het land (om te beginnen in Amsterdam, Kalverstraat 220, en wel op donderdag 12 maart 1896), maar dat was op locaties die oorspronkelijk niet bedoeld en ingericht waren als bioscoop.

In 1906 werden vervolgens het Bijou Biograph Theatre in Amsterdam en de Salon Cinémato-Français in Den Haag geopend, terwijl in 1908 Nöggerath Bioscope Theatre in Amsterdam, het Bioscope Theatre in Groningen, de Kinematophoon in Nijmegen, Cinema Parisien in Rotterdam en Vreeburg Bioscoop in Utrecht de deuren openden. De Kinematograph in Port van Cleve in Venlo opende, volgens de database van de in 2017 overleden Karel Dibbets, toch de autoriteit op dit gebied, zijn poorten in 1909.

Als die Venlose blogger gelijk heeft met zijn jaartal 1907, dan waren er al minstens drie bioscopen in Nederland toen er in Venlo eentje geopend werd. Heeft de Venlose blogger ongelijk, en ik ben meer dan geneigd Dibbets hierin te volgen, dan was de Kinematograph Venlo de negende bioscoop die in Nederland geopend werd. Voorwaar, geen slechte prestatie voor een slaperig provinciestadje, dus waarom die onterechte claim van eerste bioscoop van Nederland?

 

DE GROTE CRISIS

In het begin van zijn wethouderschap ergens in 2002 nodigde Jo van der Velden me uit voor een gesprek over de toekomst van het Filmhuis. Na de niet ingeloste beloftes van de vorige wethouder cultuur wilde ik goed voor de dag komen en een paar punten op tafel, en zoveel mogelijk gerealiseerd krijgen. Dat was vooral:

Het Filmhuis erkennen als cultuurinstelling en niet meer onder Welzijn laten vallen.

Serieus op zoek gaan naar de betere locatie, met of zonder Perron55.

Budget. We draaiden al ons hele bestaan budgettair neutraal en op die manier konden we ons niet ontwikkelen tot een volwaardig filmhuis.

Het omzetten van de Banenpool in een reguliere baan. Ik deed al jaren het werk van een volwaardige beroepskracht zonder dat dat een formele status had. Iedereen (baanverschaffer RSW, Welzijnstichting, Gemeente) erkende wel dat ik niet (meer) in de banenpoolregeling thuishoorde en mijn werk deed als enig andere professional, maar niemand verbond daar consequenties aan. Bovendien zou als dat niet fatsoenlijk geregeld zou worden, op het moment dat ik om welke reden dan ook (een andere baan met meer perspectief bijvoorbeeld) zou wegvallen, het Filmhuis zijn beroepskracht verliezen. De baan zou dan komen te vervallen.

Om mijn argumenten kracht bij te zetten met landelijke cijfers en onze situatie in nationaal perspectief te zetten had ik Gerard Bunnik, consulent van de Associatie van Nederlandse Filmtheaters (ANF), meegebracht. De wethouder opende het gesprek met de stelling dat er geen budget zou komen en dat de banenpool niet zou worden omgezet in een reguliere baan. Daarna konden we praten als brugman, argumenten aandragen wat we wilden, de wethouder hield voet bij stuk. Er was geen discussie mogelijk. Terneergeslagen ging ik met Gerard in café Central een kop koffie drinken, en ik hakte de knoop door. Ik zou naar mijn werk gaan en mijn ontslag indienen. En dat deed ik.

Dat zette het een en ander in beweging.

Toen ik mijn ontslag indiende bij mijn directeur Harm Waterborg vroeg hij me om in elk geval tot na de zomer aan te blijven om hem de ruimte te geven dingen te regelen, want hij realiseerde zich ook dat het wegvallen van mijn functie een aderlating zou betekenen die niet zo 1 2 3 op te lossen zou zijn. Het was april 2002.

De vrijwilligers van het Filmhuis kwamen (zonder mij) bij elkaar en besloten een actiegroep op te richten om mijn functie behouden te laten blijven. In al mijn naïviteit had ik gezegd dat ik best wel wilde aanblijven als vrijwilliger om de zaak niet in het honderd te laten lopen, maar dat werd van de hand gewezen. Het moest aan de beleidsmakers duidelijk gemaakt worden dat het Filmhuis niet kon functioneren zonder beroepskracht. De stille kracht achter de oprichting van actiegroep Het Witte Doek was Melkertbaanster bij Perron55 en Filmhuis-medewerkster en long-time rechterhand en vriendin sinds mensenheugenis Ella de Bruijn, maar vanuit de vrijwilligers werd Esther Roth het gezicht. Audio-visueel medewerker van de provincie en oprichter van het Filmhuis Hay Joosten ontpopte zich onmiddellijk als de drijvende kracht. Ook (toen nog) bibliotheekmedewerkster Tieneke Verstegen en latere politicus Alex Vervoort en leraar Chris de Haan voegden zich onder anderen bij de actiegroep.

Ze nodigden politici uit, organiseerden publieksacties, zochten de pers op. Het hoogtepunt was wel de bewuste avond dat ze alle lokale politici inclusief stadsbestuur en betrokken ambtenaren cultuur uitnodigden voor een filmvoorstelling. Iedereen was er, inclusief wethouder Jo van de Velden. Iedereen deed zijn woordje en ik mocht de film inleiden. Ik had KANDAHAR van Mohsen Makhmalbaf uitgekozen omdat deze film bij uitstek vertegenwoordigde waar wij voor stonden.

Het was hartje zomer, het was snikheet, en dat was het beste argument voor de gevraagde nieuwe lokatie. Iedereen snapte dat onder deze omstandigheden geen films vertoond konden worden.

Toen op het eind van de zomer nog geen concrete resultaten waren geboekt werd de actie Het Zwarte Doek opgezet. Voor het stadhuis werd een oude projector opgesteld, een zwart doek opgehangen en geflyerd.

De acties, de onderhandelingen en vooral het bewerken van de politiek leverde uiteindelijk het gewenste resultaat op. Mijn baan werd een reguliere baan en de zoektocht naar een betere plek werd serieus ter hand genomen.

De vraag van Harm Waterborg of ik, onder deze nieuwe omstandigheid, wilde blijven was slechts een formaliteit.

Indertijd werd wel gesuggereerd dat ik ontslag had genomen om op die manier de zaken, zoals in het begin van dit stuk beschreven, gerealiseerd te krijgen. Dat was echt niet zo. Ik was gewoon niet meer gemotiveerd om onder de gegeven omstandigheden mijn werk te doen. Het werk dat ik deed werd door iedereen gewaardeerd, ik draaide weken van 60 uur maar kreeg nauwelijks meer dan een uitkering, terwijl mijn naaste collega’s bij Perron55 voor werk met dezelfde verantwoordelijkheid een normaal inkomen genoten. Bovendien stond de continuïteit van het Filmhuis ter discussie. De ene keer dat ik ziek was (augustus 1996, zie: FILM IN HET ZWEMBAD op deze site), gingen de voorstellingen niet door. Als ik ander werk zou krijgen, zou mijn functie opgeheven worden en de filmvoorziening in Venlo in gevaar komen.

De wethouder cultuur zei bij Stadsomroep Venlo dat we pas aan het begin stonden van het gesprek toen ik de stekker eruit trok. Misschien ervoer hij het zo, hij was als inwoner van de juist gefuseerde gemeente Tegelen wellicht niet helemaal ingevoerd in het dossier, maar voor mij was er al een lange weg afgelegd. Allemaal doodlopend, inclusief deze.

De situatie werd inderdaad op scherp gezet, en iedereen was op een positieve manier bezig om een oplossing te vinden. Want ondanks wat gebeurd was bleven Jo van der Velden en ik op goede voet met elkaar, en ik waardeer hem nog steeds enorm om de constructieve rol die hij speelde. Met veel hulp van Yvonne Clevers, de nieuwe ambtenaar cultuur, die een bijzonder belangrijke rol vervulde in het geheel.

De massale ondersteuning van de vrijwilligers was een bijzondere ervaring en er voor een groot deel voor verantwoordelijk dat ik goede moed hield en geen moment twijfelde toen mijn directeur vroeg of ik mijn baan wilde aanhouden. Hoe anders zou het 10 jaar later lopen, toen een tweede crisis zich aandiende en een paar vrijwilligers op sleutelposten besloten om mij een mes in de rug te steken. Wat was er gebeurd? Voor mijn gevoel was er in de onderlinge relatie tussen mij als beroepskracht en de vrijwilligers (overigens op eentje na allemaal andere dan 10 jaar ervoor) niets veranderd. Die was, nogmaals: naar mijn gevoel, prima in orde. Wat is hun voorgeschoteld door de werkgever dat ze de beslissing namen om te gaan muiten?

Ook de ambtenaar cultuur die destijds onder het wethouderschap van Van der Velden en in de jaren erna zich altijd sterk heeft gemaakt voor het Filmhuis en aan wie we onvoorstelbaar veel te danken hadden, hield begin 2011 in een gesprek met mij en een vrijwilliger over de nieuwe bedreigingen de boot af en verwees terug naar de Raad van Toezicht. Zij wist toch ook wel dat wat de Raad van Toezicht deed juridisch niet door de beugel kon? Zij had toch moeten ingrijpen?

(Inmiddels heb ik Yvonne hierop aangesproken in een vriendschappelijk gesprek.  Zij zei dat het niet op haar pad lag hierin actie te ondernemen, maar dat het de taak was van mij, van ons, om juridische stappen te ondernemen richting de RvT. Het wrange is echter dat we dat geprobeerd hebben maar dat degenen die van ons de opdracht hadden gekregen om dit te onderzoeken juiste degenen waren die verraad zijn gaan plegen, na clandestiene ontmoetingen juist met de voorzitter van de RvT. Hierover later meer.)

DE GROTE CRISIS BEZWOREN: NIEUW PERSPECTIEF

Mijn functie was gewaarborgd, de zoektocht naar een nieuwe lokatie nam serieuze vormen aan, het Filmhuis ging van Welzijn naar Cultuur.

De overstap naar cultuur compliceerde de zaken nogal. Ik was in dienst van Wel.kom, de opvolger van de Welzijnsstichting, het Filmhuis zat in een gebouw van Wel.kom, we waren altijd onderdeel geweest van Perron55 en Perron55 bleef deel van Wel.kom. Actiegroep Het Witte Doek werd daarom omgevormd tot een stichting en die stichting zou voortaan de verdere onderhandelingen met de gemeente voeren. Wel.kom kreeg het geoormerkte cultuurgeld om het Filmhuis draaiende te houden totdat de verhuizing en volledige onafhankelijkheid een feit was.

Door de bestuursvergaderingen van het Limburgs Filmcircuit (LFC) kenden Hay Joosten en ik Zef Hendriks, voorzitter van Filmhuis Roermond, en we hadden veel vertrouwen in hem. Bovendien woonde hij in Venlo. Zef zei “ja” en we hadden een voorzitter.

Hij kreeg echter wel te maken met een beroepskracht die inmiddels het gezicht van het Filmhuis was geworden, en een quasi-bekende Venlonaar, die niet zomaar uit de picture wilde verdwijnen. Van de andere kant wilde Zef zichzelf juist wel in de picture spelen, waar ook politieke belangen zijnerzijds mee gemoeid waren, en vond hij dat ik me alleen met filminhoudelijke zaken mocht bemoeien. Dat leverde soms wel enige onderlinge wrevel op, bijvoorbeeld wanneer de pers naar mij kwam en ik hen niet doorstuurde naar Zef, maar zelf reageerde. En van de andere kant, wanneer Zef publiekelijk uitspraken deed zonder daarover met mij te kortsluiten. Ik deed hetzelfde, maar ik was immers “Mister Filmhuis”. Het had verder geen gevolgen voor de samenwerking en de voortgang, maar een opspelend ego is soms lastig.

Hay en ik hebben verschillende plekken in de stad onderzocht, zoals het Raad van Arbeidgebouw aan de Nassaustraat, de bovenste verdieping van de Bibliotheek, de aula van de Muziekschool en de kapel die verborgen ligt in de krochten van het enorme Wolters-van Wylick complex. Bij het Goltzius Museum was Zef er inmiddels bij. Dat was een serieus plan waar veel uren over vergaderd is, ook met architecten. Het plan liep uiteindelijk stuk omdat het Kunstencentrum, met wie we samen het museum zouden betrekken, het hele gebouw nodig had en gebrek aan geld uitbreiding aan de Mercatorstraatzijde onmogelijk maakte.

Op een gegeven moment ergens in 2003 was de nieuwe Maaspoort-directeur Marcel t’Sas bezig aan een intro in de Venlose culturele instellingen, en hij kwam daarbij op bezoek in Perron55. De manager had mij buiten die bijeenkomst gehouden, maar Marcel wist mij toch te vinden en zei: “We moeten snel eens praten.” Dat deden we.

Vanuit zijn ervaring in Theater De Hofnar in Valkenswaard was hij een groot voorstander van het integreren van film in een theateromgeving en in de Maaspoort lag een verdieping die nauwelijks gebruikt werd. Of wij interesse hadden? En of! En zo begonnen we aan een nieuw avontuur. Twee zalen en een barretje en zitruimte. Nadeel was dat het helemaal verstopt in de Maaspoort lag, verder weg van de ingang was niet mogelijk. Met name dat laatste was een heikel punt, want we wilden juist zichtbaar worden, na jaren verstopt te zijn geweest achter de façades van de Welzijnsstichting cq Wel.kom, en Perron55.

Marcel huurde het culturele adviesbureau TweeWeg in om een plan op te stellen. Ik kende Mau Stappers van TweeWeg nog van de jaren die hij gewerkt had achtereenvolgens bij filmtheaters Plaza Futura in Eindhoven en Cinemariënburg in Nijmegen.

Stichting Filmhuis Venlo was opgezet om de rol van Wel.kom over te nemen na onze overstap naar cultuur. Deze rol had een eindpunt en die kwam in zicht: wanneer we eenmaal onder het dak van de Maaspoort zouden zitten zou een nieuwe organisatorische constructie opgezet worden. Zef wilde geen tweede viool naast Marcel t’Sas spelen tot dat moment zou aanbreken, en hield er van de ene op de andere dag mee op. De stichting werd vroegtijdig opgeheven. Ik probeerde de bestuursleden, met name voormalig huisarts Fons Receveur, als adviesorgaan erbij betrokken houden, maar dat lukte niet. Fons was heel druk bezig met het opzetten van het Hospice.

De zaken zouden echter snel en onverwacht een totaal nieuwe wending nemen, toen een bron binnen de Minerva-bioscopen me vertelde dat zowel de Scala als de Scène op korte termijn uit de stad zouden verdwijnen. Ik lichtte Harm Waterborg in met het verzoek aan de wethouder cultuur mede te delen dat we interesse hadden in overname van de Scène bioscoop. Maar dat is weer een ander verhaal, dat ik op een aparte pagina onder de kop Opening De Nieuwe Scène uit de doeken  doe.

STANDING IN THE SHADOWS OF MOTOWN

 

Ter gelegenheid van de première van STANDING IN THE SHADOWS OF MOTOWN in 2003 had distributeur Paradiso een voorstelling op het strand van Scheveningen georganiseerd. Paradiso bestond toen uit Yosha, Carolyn en Annemiek, de een een nog grotere schat dan de ander, maar dat terzijde. Na de voorstelling van de film, letterlijk zittend in het zand (volgens mij hebben ze de kopie na die ene vertoning kunnen weggooien), was er een party in een strandtent waar de echte Funk Brothers, die dus op tientallen nee honderden Motown-platen hadden gespeeld, optraden. Links van ons ging boven de zee langzaam de zon onder, recht voor ons funkten de oudjes er op los alsof ze gisteren nog een lp van Marvin Gaye hadden ingespeeld. Ik was erheen gegaan met Marlies, onze Austausch-Engel aus Österreich, maar haar baas bij Perron had haar geen vrij willen geven voor de dag erna, dus we moesten op tijd naar het hotel. Een op loopafstand van het strand  tot vieze gribus omgebouwd herenhuis, dat trouwens qua indeling als twee druppels water leek op het huis waarin ik toen woonde. De volgende ochtend een heel vroege trein terug, en o wat waren we chagrijnig. Allebei vanwege te veel bier en te weinig slaap en geen douche (te smerig), daarbovenop zij omdat ze dat ’s morgens altijd was (behalve als ik paaseitjes of ander lekkers voor bij de koffie meebracht naar ons werk), ik omdat ik Yosha’s uitnodiging om ‘s ochtends met de Paradisomeisjes koffie te drinken had moeten afslaan. Marlies zei wel dat ik gerust kon blijven en niet met haar mee terug hoefde, maar ik had last van een oud-Hollands spreekwoord. Ik heb wel wraak genomen, want ik had de verdere dag vrij, en heb haar de hele tijd zitten vervelen zodat zij nauwelijks aan werken toekwam.

 

LOTTE IN WEIMAR? LOTTE IN VENLO!

 

“Ik loop door Pathé, waar ik eigenlijk nauwelijks kom tijdens het festival, en loop een kennis uit Venlo tegen het lijf. Kom je film kijken? vraag ik. Ja, zegt ‘ie, mijn dochter speelt de hoofdrol. Dus ik een paar dagen later deze film gaan kijken (in Lantaren 1). De Venlose actrice Lotte Verbeek speelt niet onverdienstelijk, maar in een magere film. Het gaat over een man die als gevolg van een nooit opgemerkt herseninfarct de linkerkant van zijn gezichtsveld niet ziet en daardoor ongelukken veroorzaakt. Bovendien gaat hij in alle vrouwen zijn vriendin of zijn moeder zien, in alle mannen zijn vader (of zijn baas?). De film is enorm vlak, letterlijk, door het abominabele digitale beeld, maar ook in spel en enscenering. Er zit totaal geen leven in de film en de acteurs lopen rond als poppen. Daar staat tegenover dat de eindscène, waarin de man een platgespoten meisje door middel van geur en smaak (chocola, koffie, nootmuskaat, peper) weer tot leven brengt, enorm sterk is en ontroert.” Dit stukje over de film LINKS schreef ik voor de IFFR-uitgave van het LFC Tiger in the Pocket, 2008. De film kreeg van mij een waardering van */*****.

Precies een jaar later kreeg de film eindelijk een theatrical release, bij Amstel, een kleine filmdistributeur. Omdat ik het geen goede film vond, en omdat de film alleen via een digitale netwerkserver (waar wij niet op aangesloten waren) en op Digibeta werd uitgebracht en wij alleen op 35mm en op dvd konden draaien, liet ik de film links liggen en ging opnieuw naar het Filmfestival in Rotterdam. Bij mijn terugkomst opende ik mijn mailbox en vond daarin een hele mailwisseling die een vrijwilligster was opgestart met mijn directeur, met daarin als boodschap “Deze film is door ons niet opgemerkt en moet bij ons vertoond gaan worden.” Vreemd vond ik dat ze mij niet gebeld had om te vragen hoe het zat en meteen de directeur had ingeschakeld. Die overigens de zaak afhield en zei te wachten totdat ik terug was. Ik heb deze mailwisseling niet meer, dus excuses als niet alles correct is verwoord. Ik moet hiervoor graven in mijn herinneringen. Saillant detail is dat zo ongeveer op het moment dat zij die mail schreef ik met de eigenaar van distributeur Amstel Film stond te praten.

Samen met haar en met Kees Verbeek, de vader van Lotte, zijn we toen aan de slag gegaan om LINKS alsnog in Venlo vertoond te krijgen en er een hele publiciteitscampagne omheen te bouwen. De grote moeilijkheid bleef echter het gegeven dat de film op Digibeta stond en er maar drie van die apparaten in Nederland te vinden waren. Uiteindelijk kwam het erop neer dat Jo, de operateur van DNS, de dag voor de vertoning naar Almere moest om zo’n apparaat op te halen.

De voorstelling zelf was een groot succes, zowel hoofdrolspeelster Lotte Verbeek als regisseur Froukje Tan waren er, en ik heb toen de film bezig was een heel geanimeerd gesprek met Froukje Tan gehad. Gelukkig vroeg ze mij niet wat ik van de film vond. Ik denk dat ik mijn woorden zo zou hebben proberen te kiezen dat ik zonder te hoeven liegen niet zou hoeven zeggen dat ik het geen goede film vond.

De dag na de vertoning nam de bewuste vrijwilligster ontslag. De kern was een meningsverschil tussen ons, waarbij haar standpunt was dat marketing voorafgaat aan programmeren, en ik uit volle overtuiging andersom werkte.

Een jaar later zou overigens alweer een film met Lotte Verbeek in de hoofdrol uitkomen: NOTHING PERSONAL. Dit keer wel een erg goede film. En een zeer overtuigende rol van Lotte. Ik had hierover dankzij een tip van vader Kees al in een heel vroeg stadium contact met degene die deze film namens Cinema Delicatessen zou handlen: Carolyn van Liefland, met wie ik al jaren een heel goede band had en die speciaal voor ons een extra kopie liet printen, opdat wij deze film in première konden draaien en voor een volle 6 weken erna. Aan deze film zat nog een extra Venloos tintje: hij was geproduceerd door Venlonaar Reinier Selen.

Ook nu betrok ik Kees erbij, naast enkele vrijwilligers, om er een feestelijke première van te maken. Lotte kon niet, omdat ze in Italië Le Ragazze delle Swing aan het opnemen was, maar Reinier zou er wel zijn. Om agenda-technische redenen konden we regisseur Urszula Antoniak niet strikken. Lotte was te gast op een zondagmiddag de dag na Kerstmis, zo halverwege de vertoningsperiode. Zowel de première op donderdag 10 december 2009 als de middag met Lotte op de 27e waren een gigantisch succes. De vertoningen van NOTHING PERSONAL waren sowieso enorm succesvol, met heel vaak een uitverkochte zaal. Dat verbaasde me nogal, want wij vertoonden bijna wekelijks een vergelijkbare film voor een vrijwel lege zaal. Dat deze film het bij ons nu zo goed deed kwam overigens niet alleen door de sterke Venlo-connectie, want ook in andere Nederlandse steden was de film een onverwacht succes. Maar het gaf me goede moed, want zoveel waardering bewees dat er wel degelijk een markt was voor zo’n kleine, kwetsbare film. Een heel nieuw publiek had eindelijk de weg naar ons gevonden. Ik liet dan ook niet na om bij elk compliment van een bezoek(st)er erop te wijzen dat we vaak dergelijke films draaiden. Het heeft niet mogen baten, de volgende soortgelijke film die we een paar weken later vertoonden liet weer een vrijwel lege zaal zien.

Het door Lotte gesigneerde exemplaar van het NOTHING PERSONAL-affiche hing sindsdien bij DNS aan de muur, in de gang beneden. Toen ik mijn spullen bij elkaar zocht vanwege de arbeidscontractbeëindiging hing het er niet meer. Ik vond het bij het oud papier en heb het meegenomen. Het hangt nu bij mij thuis in de gang.

 

Op de linkerfoto vlnr Lotte Verbeek, ikzelf, Reinier Seelen; op de foto helemaal rechts Kees Verbeek

LUI

 

Tijdens het laatste jaar van het Filmhuis bij Perron55 was de Duitse Luise onze EVS’er. EVS was (is?) een Europese vrijwilligerorganisatie die jongeren tussen de 18 en 25 een jaar de mogelijkheid bood om in een ander land in een sociale, maatschappelijke of culturele instelling te werken. In Venlo deden onder andere de Kinderboerderij en wij hieraan mee. Elk jaar hadden we twee gasten uit uiteenlopende landen als Oostenrijk, België, Spanje, Griekenland, Estland, noem maar op. De meesten waren meisjes en kwamen uit Duitsland. Behalve werk voor Perron had een van de twee EVS’ers die we aannamen als taak om op donderdagmiddag de films te monteren, maar meestal gingen ze ook ander vrijwilligerswerk, buiten EVS om, voor het Filmhuis doen. Ook de meesten die bij de Kinderboerderij zaten kwamen al snel als vrijwilliger bij het Filmhuis terecht.

Het verhaal wat ik nu wil vertellen is een moeilijk verhaal om op te schrijven. Ik zal het zo zorgvuldig mogelijk proberen uiteen te zetten.

Lui was iemand die alles voor je deed als je op een fatsoenlijke manier met haar omging. Ik ervoer haar als loyaal, slim, aardig, goedlachs en prima gezelschap, maar ze was ook heel direct en had een grote mond. Ze zag er vrij onopvallend uit, maar had wel een prettig gezicht om naar te kijken. We konden het al snel prima met elkaar vinden.

Meestal brachten we de middagpauze samen door en dan zaten we in het café aan de bar en dronken koffie of thee. Op een middag zaten we er weer, een Filmhuismedewerkster zat er ook bij. Lui begon over de problemen die ze had met EJH, de teamleider van Perron. Dat hij enerzijds op geen enkele manier inbreng van haar tolereerde, haar meermaals de mond snoerde en haar gebood slechts te doen wat haar opgedragen werd. Nu was dat totaal niet de manier waarop bij ons gewerkt werd, integendeel: inbreng van vrijwilligers en stagiaires was altijd gestimuleerd. Kennelijk beschouwde het team van Perron55 de EVS’ers tegenwoordig als uitvoerende slaafjes. Anderzijds maakte hij voortdurend seksuele toespelingen naar haar, wat ze als heel vervelend ervoer.

We zeiden dat ze dat niet mocht accepteren en dat ze daar onmiddellijk werk van moest maken. Bij welzijnsorganisatie Wel.kom, onze overkoepelende club, en bij de EVS-contactpersoon. Dat zei ze te gaan doen, maar ik weet niet meer of dat echt opgepikt werd. Later zal Lui in haar eindverslag het volgende over hem schrijven: “… Chef [EJH], der es mochte, mich vor aller Augen auf unterstem Niveau zu demütigen […]  obwohl er letztendlich nichts anderes als ein selbstgefälliger, arroganter, berechnender, kolerischer tyrannischer Faschist ist, vor dem selbst die anderen beiden Teammitglieder (u.a. mein Mentor) Angst haben.”

Rond die tijd gingen de deuren van De Nieuwe Scene open en vertrokken wij bij Perron55. Lui wilde graag films blijven monteren, ook al viel dat niet meer onder haar EVS-taken. Ze zou daar een vrije middag voor moeten opofferen. En ik wou graag dat ze het werk bleef doen, omdat ik elke assistentie kon gebruiken. Het was ons namelijk nog niet gelukt een operateur aan te stellen en ik maakte al meer dan een jaar weken van zestig tot tachtig uur, zonder vrije dagen. Maar Lui wilde heel graag, en dan zouden wij tussen mei (opening) en september (Lui’s vertrek uit Venlo) uit de brand zijn. Ze bood aan om ook op haar vrije maandagavond bardienst te gaan draaien. Voor haar was de sfeer op Perron55 intussen nog meer verslechterd door conflicten over vakantiedagen en geld. Het kostte haar weliswaar moeite om de donderdagmiddag vrij te krijgen maar het lukte.

Op een donderdagmiddag kwam ze overstuur bij De Nieuwe Scene binnen. Ze wilde me onder vier ogen spreken. We gingen naar de projectie-cabine en daar barstte ze los. In het bijzijn van twee andere stagiaires had EJH haar voor mij gewaarschuwd. Ik zou niet te vertrouwen zijn en proberen om haar in bed te krijgen. Maar ronduit shocking was dit: EJH beweerde dat vrijwilligsters van het Filmhuis in het verleden aangifte wegens seksuele intimidatie tegen mij hadden gedaan. Lui vroeg me of dat waar was. Nee, antwoordde ik. Ik had me nooit zo gedragen dat er aanleiding zou zijn geweest voor zoiets als een klacht, laat staan aangifte. En als dat inderdaad om welke reden dan ook wel gebeurd was zou ik er weet van hebben. Dan zou ik immers wel door mijn manager op het matje zijn geroepen of door de politie aan de tand zijn gevoeld.

Ze geloofde me, en terecht. Het bizarre was dat juist EJH de reputatie had zich voortdurend aan in elk geval EVS’ers op te dringen en seksuele avances naar hen te maken. In de eerste jaren van de EVS was hij onder deze meisjes, die elk jaar opnieuw erg close met elkaar waren en onder de hoede werden genomen door oud-EVS’ers die in Venlo waren blijven hangen, juist hierom iemand om wie gelachen werd. Ik weet dat omdat ik bevriend was met sommigen van hen en er soms bij was als er weer lacherig anekdotes over zijn niet-aflatende versierpogingen verteld werden.

Ik was enorm geschrokken van de leugens die hij over mij verteld had, alleen maar omdat zijn ego gekrenkt was: hij had haar niet in bed kunnen krijgen maar zag dat Lui en ik het wel goed met elkaar konden vinden. Later hoorde ik dat één van de stagiaires die erbij was toen hij tekeer ging over mij, dat aan haar ouders had verteld. Toevallig kenden beide ouders mij, ik had met hen, onafhankelijk van elkaar, samengewerkt in mijn tijd in de natuurvoedingswereld. Ze hadden tegen haar dochter gezegd dat ze zich totaal niet konden voorstellen dat ik zoiets zou doen, en dat ze de verhalen van EJH niet moest geloven.

Dat neemt niet weg dat EJH deze verhalen aan de bar van Perron55 aan vrijwilligers en bezoekers ging rondstrooien, en er lopen wellicht nog steeds mensen rond die dit voor waar houden. (Toen ik na aanleiding van dit stukje er met een van hen over sprak, bleek deze angst ongegrond. Niemand geloofde de verhaaltjes van EJH.)

Mijn eerste vrije dag sinds de opening van De Nieuwe Scene gebruikte ik niet om uit te rusten maar om met Lui naar Utrecht te gaan (foto), waar een andere oud-EVS’er, Marlies, op dat moment woonde, enkele jaren na haar Venlose avontuur terug in Nederland met een Erasmusbeurs. We gingen in Tivoli naar een Balkan Beats concert en dansten de hele nacht.

Na haar vertrek uit Venlo kreeg ik ansichtkaarten van Lui uit onder andere Rusland, Zuid-Afrika en San Francisco. Ze bezocht me nog een keer in Venlo en nodigde me uit om naar Berlijn te komen, maar daar heb ik nooit gehoor aan gegeven, waardoor we contact verloren, wat ik jammer vind.

HET EINDE

 

proloog op het einde

 

Op donderdag 25 november 2010 loop ik eind van de ochtend de foyer van De Nieuwe Scene binnen. Ik zie mijn collega’s aan een tafeltje zitten. Ze kijken bedrukt. Ik ga zitten en ze schuiven de lokale krant onder mijn neus. De kop leest: Directeur Maaspoort op non-actief. Voor de goede orde: Marcel 't Sas, directeur/ bestuurder van de Maaspoort, was tevens de directeur/ bestuurder van DNS, en beide vielen onder dezelfde Raad van Toezicht.

Ik weet het meteen en spreek het ook hardop uit: “Dit gaat ook ons gigantisch in de problemen brengen.”

Het zal allemaal echter nog veel erger worden dan ik op dat moment vermoeden kon.

Bij directie-secretaresse Mariëlle vroeg ik het e-mailadres en telefoonnummer van Fons Tans, de voorzitter van de RvT. Ik stuurde hem een mailtje met het verzoek om een gesprek. Tegen de avond werd ik gebeld door Leon Thomassen, hoofd financiën van de Maaspoort, en uitgenodigd voor een bijeenkomst over de ontstane situatie. Ik kon die avond niet en vroeg om een gesprek met hem en de voorzitter. Dat werd toegezegd, zowel aan de telefoon door Leon als via de mail door Tans.

Er waren voortekenen geweest, waar ik ook met Marcel over gesproken had. Verschillende keren had Tans namelijk publiekelijk uitspraken gedaan alsof hij bestuurder was en niet slechts de voorzitter van de RvT. Niet zo vreemd voor iemand die nog maar onlangs burgemeester was geweest en zich een bescheidenere rol nog eigen moest maken. Daar had Marcel hem ook op aangesproken.

Ook was me opgevallen dat sinds het aantreden van de nieuwe RvT begin van 2010 ik plots buiten allerlei bijeenkomsten werd gehouden. Zo schoof ik minimaal een keer per jaar aan bij de vergadering van de RvT om over DNS te praten, maar dat was dat jaar niet gebeurd. Op een gesprek dat de wethouder cultuur met me had afgesproken was ik opeens niet welkom. Marcel gaf me de dag ervoor te kennen dat omdat het een bestuurlijke aangelegenheid betrof ik er niet bij diende te zijn. Ik merkte aan Marcels stem dat hij slechts een boodschap doorgaf. Inderdaad vreemd, omdat ik vaak bij de gesprekken met de wethouder aanwezig was en deze uitnodiging zelfs aan mij was gericht en niet aan het bestuur of de directie of de RvT.

Al een paar weken was het me niet gelukt om Marcel te spreken te krijgen, omdat “hij ziek was”. Later begreep ik dat “sleutelfiguren binnen de organisatie” al in een eerder stadium op de hoogte gebracht waren van het conflict dat was ontstaan tussen Marcel en de RvT, maar dat verzuimd was mij in te lichten. Excuses vanwege de hectiek werden gemaakt.

Toen het door Tans toegezegde gesprek een maand later nog niet had plaatsgevonden stuurde ik hem een nieuw mailtje, met het dringende verzoek voor een gesprek op de korte termijn. Er was immers een vacuüm ontstaan, er was onrust, en ik wist van niets: kon mijn eigen medewerkers noch de vrijwilligers noch de bezoekers informeren over de ontstane situatie en wat er zou gaan gebeuren; via een medewerker van de Maaspoort kreeg ik te horen dat Leon als interim-directeur van de Maaspoort was aangesteld maar dat dat niet gold voor DNS; in de pers verschenen berichten over DNS waar ik niets van wist.

Per ommegaande kreeg ik een datum: 6 januari. Tans en Thomassen zaten tegenover mij. Allereerst verontschuldigde Tans zich voor het gebrek aan communicatie. Dat kwam door de hectiek vanwege de ontstane situatie. De boodschap was drieledig: Leon werd niet de interim-directeur; de RvT zou deze functie op zich nemen. De tweede was: eind van het jaar zou DNS ontbonden worden. Omdat de garantiesubsidie per 2012 zou wegvallen zou er een derde minder geld binnenkomen en achtte de RvT het niet verantwoord verder te gaan. Tenzij de onderhandelingen met Joep Caubo om binnen zijn nieuwe, nog te bouwen bioscoop een zaal te bemachtigen, zouden lukken.

De onderhandelingen met Caubo waren Marcel en ik al een hele tijd geleden aangegaan, eigenlijk al tijdens de onderhandelingen bij het Made In Venlo project. Hierbij zouden verschillende culturele disciplines, zoals het Kunstencentrum, Perron55, de Garage en wij, bij elkaar gebracht worden in een nieuw nog te bouwen centrum. Omdat ik wist dat Joep bezig was om in Venlo weer een bioscoop te beginnen (zie voor de voorgeschiedenis het stuk De City op deze site), benaderde ik Joep met de vraag of hij interesse had om in het Made in Venlo-project geïntegreerd te worden. Het zou hem enige financiële zekerheid geven, dus hij had wel belangstelling. Ook de deelnemers aan Made in Venlo waren enthousiast. Toen kwamen echter de gemeenteraadsverkiezingen en de VVD trok zijn steun aan het plan in, dat uit de koker kwam van de GroenLinks wethouder cultuur. Wij gingen echter verder met de onderhandelingen over verdere samenwerking en die bevonden zich in een afrondend stadium toen Marcel 't Sas weggewerkt werd. Tans zou die onderhandelingen op zich nemen. Ik zei hem dat Marcel en ik dat samen deden en bood hem mijn expertise aan, maar daar ging hij niet op in.

In dat laatste geval, dus als DNS na januari 2012 zou blijven bestaan, zou er een nieuwe RvT moeten komen; de huidige RvT wilde sowieso op termijn van DNS af.

Derde punt: als DNS geliquideerd zou worden werd ik per januari 2012 ontslagen. Als de onderhandelingen met Caubo zouden lukken, zou ik ook worden ontslagen, maar dan op het moment dat we het pand in de Nieuwstraat zouden verlaten.

begin van het einde

Ik riep meteen een medewerkersbijeenkomst bijeen, voor 10 januari. Deze was erg goed bezocht, maar dat mocht ook wel, aangezien ik duidelijk had gemaakt dat onze toekomst ervan afhing. Ik schetste de situatie en die avond stelden we met zijn allen een plan van aanpak op. Er zou een groepje gevormd worden met de volgende opdrachten: onderzoeken of wat de Raad van Toezicht met De Nieuwe Scene voorhad juridisch wel door de beugel kon. Er was immers geen directie/ bestuur meer, en onduidelijk was of de RvT de bestuursfunctie zo maar op zich kon nemen, wat men wel deed. Tweede opdracht was om voorbereidingen te treffen om het vacuüm op te vullen door een eigen bestuur op te zetten en vervolgens  onze organisatorische verbindingen met de Maaspoort en de RvT te verbreken. Ten derde dienden de beroepskrachten beschermd en uit de strijd gehouden te worden. De allereerste kern van deze groep werd gevormd door WG, AdW en RK. (Ik houd het op initialen omdat de rol van zeker de eerste twee figuren later bijzonder onfris zal blijken te zijn en het niet mijn intentie is om mensen aan de schandpaal te nagelen. Ik wil, vanuit mijn perspectief bezien, zo objectief als filosofisch gezien mogelijk is de waarheid vertellen.) Welke mensen ze erna om zich heen verzamelden weet ik niet. Op specifiek aandringen van WG (“je moet zo snel mogelijk uit de politieke arena”), maar ook vanuit de eerdere ervaring met actiegroep Het Witte Doek (zie het lemma De Grote Crisis) hield ik me verre van hun werkzaamheden. Ik wees op mogelijkheden, voorzag hen van informatie, antwoordde op hun vragen en wachtte op hun bevindingen.

Op maandag 17 januari was de jaarlijkse nieuwjaarsborrel voor alle leden van DNS, waarbij zo’n 100 mensen aanwezig waren. Zoals elk jaar hield ik een toespraak over het afgelopen jaar en over de nabije toekomst. Ik schetste hun de situatie zoals die er op dat moment voorstond. Hetzelfde verhaal schreef ik een paar dagen later in onze wekelijkse nieuwsbrief.

De volgende dag kreeg ik een reactie van Fons Tans, waarin hij mijn berichtgeving als onjuist beoordeelde en waarin hij mij dringend adviseerde verder mijn mond te houden. Mij ging toen een licht op: de man had helemaal niet in de gaten wat ik al die 20 jaar gedaan had. Later in het verweerschrift van zijn advocaat stond dat zwart op wit: behalve het programmeren van films en het inroosteren van vrijwilligers werd mij geen functie toebedeeld. De nieuwsbrief werd zelfs aangegrepen om duidelijk te maken dat ik niet capabel was om verantwoordelijke taken op me te nemen. Wat had ik dan in godsnaam al die jaren gedaan? Waarom wist Omroep Venlo me altijd te vinden als er iets was met betrekking tot de film in Venlo? Waarom werd het al vijftien jaar aan mij overgelaten om, in samenspraak met mijn manager resp. directeur, het beleid te bepalen? Wie stelde trouwens altijd de jaarverslagen op, die Tans ondertekende voordat ze naar de gemeente gingen?

Op 25 januari had ik een afspraak met Yvonne Clevers, ambtenaar cultuur bij de gemeente, die een groot aandeel had gehad in de totstandkoming van De Nieuwe Scene, en zonder wier doorzettingsvermogen en visie DNS er nooit was gekomen. Ik ging erheen met RK, vrijwilliger en deel uitmakend van de werkgroep die op de medewerkersvergadering van 10 januari opgericht was ter behoud van DNS.

Deze keer bleef ze echter afstand houden en verborg zich achter de rug van de RvT. Was dat wraak voor de keer dat ik in verband met Made In Venlo, toen ze geprobeerd had om mij los te weken van het sceptische standpunt van Marcel, achter hem bleef staan? Want Marcels scepsis had verband met de theatertak, en daarin wilde en kon ik geen standpunt innemen. Het was mijn expertise niet, dus ik volgde Marcels visie, in wie ik altijd het volste vertrouwen had gehad. Of was ze geïnstrueerd door de RvT, of eventueel door de wethouder, om zich niet met dit ‘interne’ geschil te bemoeien? Ik kan me immers niet voorstellen dat iemand die altijd zo goed geïnformeerd is niet weet dat wat de RvT met DNS deed juridisch helemaal niet rechtsgeldig was. Voorzichtig informeerde RK me na afloop of ik eventueel genoegen nam met een part-timefunctie. Ik antwoordde dat dat op dit moment niet ter zake deed. Tenslotte was de opdracht van de werkgroep onder andere de bescherming van de werknemers, aangezien de werkgever, i.e. de RvT, ons dreigde te laten vallen. Behalve ik was nog één persoon bij DNS in dienst: Jo Thuyns, de operateur. Zijn jaarcontract zou later dat jaar aflopen en daarna moest hij in vaste dienst worden genomen, of worden ontslagen. In het onderhandelingspakket met Joep Caubo zat het overnemen van Jo in vaste dienst besloten. Toen Tans de onderhandelingen overnam had hij deze eis niet meegenomen maar op mijn nadrukkelijke verzoek deed hij dat alsnog. Voor zover ik heb meegekregen is Jo inmiddels (ik schrijf dit op 090912) inderdaad bij Caubo in dienst en uitgeleend aan DNS. De derde persoon die betaald werk voor ons deed was in dienst van de Maaspoort.

Op 15 februari kwam een tweede bijeenkomst met de Raad van Toezicht. Behalve ikzelf waren Fons Tans en Paul Stelder daarbij aanwezig. Het eerdere verhaal werd bevestigd. Ik stelde dat de beslissing over mijn functie en baan overgelaten moest worden aan de nog te vormen nieuwe RvT/ directie/ bestuur, maar daar was volgens Stelder geen tijd voor. Beslissingen dienden nu genomen te worden.

muiterij

Ik had WG al eerder om een update over de stand van zaken gevraagd, maar dat werd afgehouden. Ergens in de tweede week van maart belde hij op. Of ik op woensdagavond de 16e kon. Ik antwoordde dat dat moeilijk was. De woensdag is het einde van de speelweek en op die avond moeten de films worden afgebroken en op transport gezet. Onze vaste woensdagoperateur Ynze was op vakantie en ik had zijn taken overgenomen. Dus ik was die avond de operateur en moest behalve film draaien deze ook afbreken, oftewel tot losse aktes demonteren en in de transportcontainers doen. Dat was niet erg, zei WG, we hebben maar 10 minuten nodig. Oké, zei ik. Als je om 10 over 8 komt, is de tweede film aan het lopen en heb ik tijd tot rond 9 uur, als de eerste film afloopt die daarna afgebroken moet worden. Nee, het gaat maar heel even duren.

WG kwam samen met AdW. We gingen zitten in de openbare, voor iedereen toegankelijke foyer (een besloten ruimte was er niet in DNS, behalve een onderkomen kantoortje beneden, nauwelijks geschikt om met meer dan één persoon tegelijk in aanwezig te zijn, laat staan met drie). Als ik had geweten wat zou volgen had ik wel degelijk een meer besloten plek opgezocht. Want hun boodschap was duidelijk: ze gingen de lijn van de RvT volgen en wilden niet verder met DNS als ik zou aanblijven of als ik me verder zou verzetten tegen het aanstaande ontslag. Verdere mededelingen wilden ze niet doen, behalve dat ze de term “om bedrijfs-economische redenen” noemden. Waar had ik dat eerder gehoord? O ja, uit de mond van Fons Tans. Zonder aarzeling gaf WG toe contact met Tans te hebben onderhouden. Hij kende hem uit zijn politieke tijd in Arcen en Velden en kon het altijd al prima met Tans vinden. Ze zeiden nog dat het niet persoonlijk was, maar dat ze spraken namens de vrijwilligers en dat de meesten op het moment dat ik hun beslissing niet accepteerde DNS de rug zouden toekeren. Ik probeerde nog een discussie aan te gaan, maar dat hielden ze af. Ze waren slechts gekomen om me deze mededeling te doen. Het zou immers toch slechts 10 minuten gaan duren hadden ze toch van tevoren gezegd? Op dat moment gingen de deuren van de zaal open en kwam het publiek naar buiten. Ik moest als operateur aan het werk. Ik stond op en ging de projectiecabine in, deed die verdere avond in de cabine mijn werk en liet me pas bij het afsluiten van de toko weer zien. Natuurlijk waren de twee Judassen (Brutus is correcter maar vanwege de protestant-christelijke achtergrond van een van die twee houd ik het bij Judas) al lang weg. Het onafscheidelijke duo Laurie en Suzanne was er nog. Tijdens het gesprek stonden zij achter de bar. Wat hadden ze ervan meegekregen? Waren ze op de hoogte van het gekonkel dat de laatste tijd blijkbaar achter mijn rug om had plaatsgevonden? Zij waren klaar met hun werk en gingen naar huis, terwijl Ron, een andere vrijwilliger, binnenkwam. Mijn hoofd ging als een razende te keer om de informatie te verwerken en een plek te geven. Om überhaupt te begrijpen wat nu gebeurd was. Ron en ik gingen aan een tafeltje zitten met een glas bier en een sigaret en ik begon te ratelen. Ik ratelde wel een uur aan één stuk. Niet over wat gebeurd was, nee, over concerten waar ik bij was geweest, anecdotes over concerten bij Perron55 in de tijd dat ik erbij betrokken was.

De dag erna ging ik werken, maar ik kon mij totaal niet concentreren. Ik kon niet eens denken. In de middag ging ik naar de buren, een Thaise massagesalon waar ik regelmatig kwam, om rust in mijn hoofd te krijgen. Ik kreeg een massage van Dau, maar het mocht niet baten. Er was kortsluiting geweest in mijn hoofd en de stroom ging ongericht en zonder enige controle alle kanten op. Ik maakte een lijst waarin ik zo goed en kwaad als ik kon op een rijtje zette wat er allemaal moest gebeuren. De dagelijkse en wekelijkse routine, onafgemaakte zaken als de programmering en zo meer. In eerste instantie bedoeld om mezelf enig houvast te geven, maar ik begon me te realiseren dat ik mogelijk een poos niet zou kunnen werken. De dag erna zou dat blijken een prima handvat voor Jo te kunnen zijn om niet helemaal met zijn handen in het haar te komen zitten.

Ik belde de huisarts en maakte een afspraak. De dokter constateerde een burn out en gebood me om alles wat met werk te maken had te laten vallen en alle werkgerelateerde contacten af te houden.

Ze hadden hun zin, de coup was gelukt. Dat dat ten koste ging van mij, dat het een burn out veroorzaakte, dat ik door hun toedoen werkloos zou worden, dat was, in AdW's letterlijke woorden, “zijn pakkie an” (in een mail aan de vrijwilligers dd. 18 maart 2011).

muiterij, continued

Kort tevoren was ik met oud-directeur Marcel 't Sas gaan koffie drinken. We hadden afgesproken bij koffieschenkerij Genuujerie, een door mensen met een verstandelijke beperking gerund etablissement naast het kapelletje van Genooi. Ik schetste hem de situatie zoals die zich aan het ontwikkelen was en we dachten verschillende opties door hoe verder te gaan. Een ervan, die ik opperde toen we alweer de jas aantrokken om weg te gaan, omdat ik me ervoor geneerde dat die gedachte überhaupt bij me was opgekomen, was het bijltje erbij neer te gooien en me ziek te melden. Deze mogelijkheid wezen we beiden echter af als ongewenst. Bovendien ben ik een erg slechte leugenaar, daar wordt onmiddellijk doorheen geprikt.

Maar nu was ik echt ziek. Het voornaamste symptoom was dat ik me totaal niet kon concentreren. Ik kon geen film kijken, ik kon niet lezen, ik kon geen muziek verdragen. Alleen Mozart. Gelukkig had ik 75 cd’s en lp’s van Mozart (speciaal voor jou, lezer, even nageteld), dus ik kon wel vooruit. Die laatste avond bleef maar door mijn hoofd rauzen. Pas veel later werd me duidelijk hoe ik had moeten reageren, maar door de overvaltactiek die de twee Judassen bedacht hadden en die me totaal van mijn stuk had gebracht, had ik op dat moment niet de helderheid van geest om adequaat te reageren. Die helderheid van geest kwam pas terug in de loop van de zomer, toen ik een advocaat inschakelde. Daarover dadelijk meer.

Hoe had ik moeten optreden? Ik had de twee Judassen meteen moeten ontslaan, ze waren immers gaan muiten. Ze hadden zich niet aan de opdracht gehouden die de vergadering hun gegeven had, ze hadden niet tussentijds gerapporteerd, ze hadden achter mijn rug om contact gehad met de werkgever (wat de werkgever overigens niet mag), hetgeen een behoorlijk achterbakse actie was, ze keerden zich tegen hun baas en ze stelden me middels een dreigement voor een voldongen feit.

Judas 2 had het lef om vervolgens een mail te sturen naar de vrijwilligers die deel uitmaakten van het werkgroepje, waarin hij op schaamteloos paternalistische manier uitlegde hoe ik zou gaan reageren (ja echt, en hij deed het zelfs puntsgewijs) en aan hen instructies gaf hoe erop te reageren. De Man Die Denkt Dat Hij God Is. Deze mail kreeg ik pas veel later te zien doordat die in het verweerschrift stond, waarin hij was opgenomen om aan te geven dat niet Tans maar de vrijwilligers de oorzaak waren van mijn burn out (dat ik echt ziek was werd overigens op andere plekken in het verweerschrift ontkend). Maar wacht eens even, wie had hun iets voorgespiegeld waardoor zij er voordeel in zagen een coup tegen mij te plegen? Tijdens de rechtszitting later moest Tans erkennen dat hij de gesprekken met Judas 1 niet had moeten en mogen voeren.

Later bleek dat de Judassen niet op de voltallige steun van de vrijwilligers konden rekenen, dat deze coup slechts bij het werkgroepje bekend was en dat daar ook bij verschillende leden flinke weerstand tegen dit plan bestond. Waarom deze personen niet naar mij waren toegestapt? Sommigen van hen zijn goede vriend(inn)en, met wie ik nog steeds contact heb. Naar ik begreep werd iedereen behoorlijk onder druk gezet door de twee Judassen, die coûte que coûte hun visie doordrukten.

Nadat ik de Judassen zou hebben ontslagen zou ik een algemene medewerkersvergadering bijeenroepen en aan iedereen de situatie voorleggen, terugkeren naar de oorspronkelijke opdracht, nieuwe mensen charteren en de vinger strakker aan de pols houden. Dat laatste had ik niet gedaan, omdat ik die mensen vertrouwde. Met de ex-wethouder van Arcen en Velden had ik iemand met bestuurlijke ervaring die me via de telefoon en de mail zinnige adviezen gaf, die pas achteraf gezien een gewiekst verpakt onderdeel bleken te zijn van zijn plan om mij buitenspel te zetten. Met de partner van de plaatselijke dominee werkte ik wekelijks samen en we hadden meende ik een prima verstandhouding.

Maar nu zat ik met de gebakken peren.

De eerste keer dat de werkgever contact met me opnam was twee maanden later. Een beterschapskaart? Nee, een brief van hun advocaat met daarin het voornemen om me niet in januari maar al in september te ontslaan. Of ik akkoord ging. Tijd om zelf een advocaat in te schakelen. Mijn huisarts, de bedrijfsarts en Marcel hadden me al aangeraden dat te doen, dus ik had al in de eerste dagen nadat ik ziek was geworden een advocaat gebeld. Ik wist precies wie ik wilde: Bernard Tomlow, degene die Marcel had bijgestaan in zijn conflict met dezelfde Raad van Toezicht. Marcel had immers gewonnen, was erg enthousiast over hem, Bernard kende de tegenstander en enigszins de hele constellatie. Bovendien een advocaat die landelijk bekendheid genoot. Met zijn koffer in de hand want op het punt om op vakantie te gaan had hij me te woord gestaan, me een hart onder de riem gestoken, gezegd dat ik me over zijn honorarium niet druk hoefde te maken en benadrukt niets te doen totdat de werkgever in actie kwam. Dat was nu, dus ik belde hem op.

de rechtszaak, oftewel: hoe het einde afliep

Dat was het begin van een zomer vol briefwisselingen met de advocaat van de werkgever, ellenlange telefoongesprekken met Bernard, intensief mailcontact, en enkele tripjes naar Utrecht, waar hij kantoor houdt. Die eindigde in het verzoekschrift aan de kantonrechter om het arbeidscontract te ontbinden wegens verwijtbaar handelen en wanbestuur van de werkgever.

Het verweer dat kwam was een poging tot karaktermoord. In alle eerlijkheid kan ik zeggen dat wat wij in ons verzoekschrift stelden overeenkwam met wat gebeurd was. Het was weliswaar mijn kant van het verhaal, maar alles was onderbouwd met reeds bestaand bewijsmateriaal. We pasten geen trucjes toe zoals achterhouden van onwelgevallige stukken, verdraaien van feiten, verdachtmakingen, noem maar alle tactieken op waarvan Bram Moskowicz zich zo graag bedient. De advocaat van de werkgever trachtte mij echter via allerlei nare tactieken te reduceren tot hoegenaamd helemaal niets. De werkgever had vanaf het gedoe begon totaal verkeerd ingeschat wat mijn rol was en altijd was geweest binnen het Filmhuis respectievelijk DNS en drukten die visie nu door in absurdum. Ze ontkenden dat ik ziek was en hadden nagelaten om door de bedrijfsarts een probleemanalyse te laten opstellen en toen dat na aandringen mijnerzijds alsnog gebeurd was op 27 juni (dus na ruim drie maanden in plaats van zoals gebruikelijk binnen 6 weken), negeerden ze die totaal en bleven zich baseren op 1 enkel woord uit het eerste inventariserende gesprek dat ik op 1 april met een andere bedrijfsarts had gehad: ‘kennelijk’. Maar ook uit dat eerste summiere rapport waren verder alle aanbevelingen genegeerd.

De term is al eerder ter sprake gekomen, de kern van de zaak was dat ik zou worden ontslagen om “bedrijfs-economische redenen”. Vanaf 2012 zou volgens achtereenvolgens de Rvt en de twee Judassen DNS het geld niet meer hebben om mijn loon te betalen. Maar was dat wel zo?

Omdat we wisten wat er aan zat te komen, het was tenslotte een afspraak die we in 2006 met de gemeente hadden gemaakt, hadden Marcel en ik tijdens een van onze wekelijkse gesprekken met grote halen op een kladje een begroting voor 2012 opgesteld; naar ons idee zouden we het zonder die aanvullende garantiesubsidie net redden. Marcel vroeg waar ik bij was via de telefoon aan de toen nog financiële man Leon Thomassen om een begroting voor 2012 op te stellen. Kort erna kwam Marcel op non-actief te staan en ik ging ervanuit, toen die term ineens kwam bovendrijven, dat Leon die begroting niet meer had afgemaakt. Totdat ik tijdens de voorbereiding op de rechtszaak Marcel belde en hem vroeg of hij wellicht de achterkant van de envelop nog had waarop we uit losse pols de cijfers op een rijtje hadden gezet. Hij antwoordde dat die begroting niet alleen daadwerkelijk door Leon was opgesteld, maar ook nog door de RvT besproken en, voorzien van een handtekening van Fons Tans, naar de gemeente was gestuurd. Hij had nog een kopie in zijn archief zitten, die hij me opstuurde.

Als dat dus niet de werkelijke reden was waarom de RvT van me af wilde, waarom dan wel?

Ik stel me voor dat het als volgt is gegaan: eigenlijk al bij de eerste samenstelling van de RvT die ik meemaakte was me opgevallen dat de leden erg weinig voeling hadden met hoe een culturele organisatie functioneert. Er zaten mensen in de RvT die kwamen uit het bedrijfsleven en uit het bankwezen en de hele cultuur van niet-commerciële organisaties was hun volstrekt wezensvreemd. De enige die het wel begreep was voorzitter Jos Teeuwen, maar hij was in de tussentijd wethouder geworden en vervangen door Fons Tans. Ook een andere potentiële medestander, en vaste bezoeker van DNS, die echter tijdens vergaderingen meestal te hard zijn best deed om de andere leden te bewijzen dat hij NIET tot de kliek van geitenwollensokkendragende cultuurliefhebbers behoorde, had inmiddels plaats moeten maken voor een ander. Waarom ze dan een functie hadden aangenomen als lid van de Raad van Toezicht van Theater De Maaspoort om er vervolgens als een soort bijproduct de RvT van DNS gratis bij te krijgen? Ze hadden wellicht enige affiniteit met de Maaspoort, dat was bijna een bedrijf met een product dat breed te verkopen was. Dat leverde hun enige prestige op. Of misschien alleen maar omdat het goed stond op hun c.v., wie zal het zeggen? Maar niet zozeer met een linkse hobby zoals een filmtheater dat grossierde in drama’s die zich afspeelden op de Kaukasus of in de tropische regenwouden van Afrika. Maar dat terzijde.

De RvT kwam, nogmaals: in mijn voorstelling, bijeen en besprak het gegeven dat DNS vanaf 2012 een kleine halve ton minder subsidie zou krijgen. Ze keken naar de huidige begroting en zagen daar een bedrag staan dat in 1 klap het probleem de wereld zou uithelpen: mijn loon. Ze keken naar de sluitende begroting die Leon voor 2012 had opgesteld, maar dat zou wellicht nogal wat bestuurlijke inzet vragen, en daar hadden ze helemaal geen trek in. En dan zaten ze nog met die bedrijfsleider in hun maag, ook zo’n inhoudelijk figuur als 't Sas, die ze net weggewerkt hadden. Hup, weg ermee, twee vliegen in 1 klap: zonder moeite en inspanning de begroting op orde en potentieel lastig personeel kwijt. Oké, geregeld, volgende punt.

Ik heb aan de RvT om de notulen gevraagd van de vergadering waarin de beslissing om mij te ontslaan was genomen, om werkelijk te weten wat hun motivatie was, maar die notulen heb ik nooit gekregen. Dus moet ik het doen met bovenstaande fantasie. Het zal me verbazen als die ver bezijden de waarheid is.

Uiteindelijk zou tijdens de zitting (op dinsdag 27 september 2011, dus nu ik dit schrijf precies een jaar geleden) de rechter me op alle punten gelijk geven, behalve wat betreft de ontslagvergoeding die we vroegen. De werkgever stelde dat dan DNS failliet zou gaan en beweerde stellig op onze reactie dat de gemeente zou betalen, dat de gemeente Venlo zulks nooit deed. Hoewel de rechter tegen mij zei dat hij snapte dat ik in de gegeven situatie een faillissement waarschijnlijk niet zou betreuren, ging hij daarin mee met de werkgever en bood ons de mogelijkheid om te onderhandelen. Dat deden we en we zijn op een bedrag uitgekomen dat de helft was van wat wij oorspronkelijk wilden, maar drie keer zo hoog als wat de werkgever bereid was geweest te betalen. Meteen na de rechtszaak zal DNS in een brief aan de gemeente extra geld vragen om de advocaat en mijn ontslagvergoeding te betalen. Of die gehonoreerd is weet ik niet, maar ik zie geen uitgaven hiervan op de jaarrekening 2011 van DNS, die inmiddels (200912) met enige vertraging gepubliceerd is.

Opmerkelijk was dat Bernard meteen aan het begin van de zitting aan de hand van de statuten van DNS de bevoegdheid van de RvT en dus van Tans ter discussie stelde. De rechter gaf ons gelijk: die had de RvT niet. We besloten toch met de zitting verder te gaan. Toen later de arbeidscontractbeëindigingsovereenkomst getekend diende te worden moest de RvT eerst een tekeningsbevoegd iemand benoemen omdat er niemand was die gerechtigd was om namens DNS een handtekening te zetten. Echt waar! Voor de duur van het zetten van de handtekening werd de interim-directeur van de Maaspoort Leon Thomassen hiervoor aangesteld; daarna ging de RvT weer gewoon op de oude rechtenloze voet verder met het besturen van DNS. Ze hadden inmiddels een volgende onrechtmatige stap gezet door de twee Judassen zowel in de RvT als het bestuur te laten plaatsnemen zonder over dat onderwerp de statuten aan te passen.

Bernard feliciteerde me met de woorden dat als ik Tans weer zou tegenkomen hij in diep respect voor mij zou buigen, omdat ik (wij dus) hem alle hoeken van de rechtszaal had laten zien. Mensen die als ontslag dreigt naar de rechter stappen worden in juridische kringen goudzoekers genoemd, en een rechter heeft over het algemeen weinig compassie met hen. Blijkbaar was mijn geval ook in de ogen van de rechter anders.

Ik ging naar het terras bij het station van Roermond (Bernard had alweer een andere zaak en was terug naar Utrecht), bestelde een koffie en een calvados en stuurde een sms’je naar mijn hele adresboek met de tekst: GEWONNEN!!!

epiloog

Via contacten die ik nog altijd met een aantal vrijwilligers van DNS onderhield kreeg ik te horen dat Judas I de zaak zo had weten te draaien dat het net leek alsof zij de zaak hadden gewonnen. Hoe had ik ooit een voormalig VVD-wethouder kunnen vertrouwen?

Want dat is de kater die ik aan de rechtszaak heb overgehouden. Ik vind dat Tans in veel gevallen volstrekt verkeerd gehandeld heeft en me niet voor vol heeft aangezien, en de rechter heeft mij daarin gelijk gegeven. Maar ik heb geen hekel aan de man. In het heetst van de strijd heb ik hem meermaals als het ware vervloekt, maar na de rechtszaak was dat voorbij. Ik had tenslotte genoegdoening gekregen en ik zal zonder enige rancune met hem als de gelegenheid zich voordoet een gesprek over willekeurig welk onderwerp aangaan. Maar de mensen die de smerige spelletjes gespeeld hebben en mij, om voor mij nog steeds onduidelijke redenen, mijn baan hebben ontnomen; die zijn gaan muiten en mij een mes in de rug hebben gestoken, zijn buiten schot gebleven en hebben zonder enige weerstand De Nieuwe Scene kunnen overnemen. Hoeveel zilverlingen, Judas 2? Ik moet als ik hen zie nog steeds de neiging onderdrukken om hen in het gezicht te spugen. Ik heb hen ooit omschreven als mannen van middelbare leeftijd met het empathische vermogen van een autistische amoebe. Dat vind ik nog steeds een zeer adequate kwalificering.

 

 

addendum

Vandaag, 23 mei 2017, kreeg ik een uitnodiging om op 27 mei aanwezig te zijn bij het vieren van 10 jaar De Nieuwe Scène. Ik ga nu even voorbij aan de dagtekening van 18 mei en aan het kromme Nederlands dat in de brief gebezigd wordt.

Ik schrijf dit om een correctie aan te brengen; in de aanhef van de pagina over de ontstaansgeschiedenis beweerde ik immers dat ik niet uitgenodigd was voor de feestelijkheden rondom 10 jaar De Nieuwe Scène en dat is nu dus wel gebeurd. Al eerder werd het aangekondigd. Op 15 mei schreef bestuursvoorzitter Wim Geurts op mijn facebookpagina een reactie op de stukken op deze site, waar deze persoon overigens aangeduid wordt als Judas 1. In dit stuk geeft hij, na een paar opmerkingen die ik bijna als compliment zou kunnen opvatten als ze niet zo krampachtig opgeschreven waren, een voornamelijk valse voorstelling van zaken.

Voor de goede orde: bij het schrijven (in 2012) van de stukken die handelen over de periode eind 2010 – begin 2011 heb ik wel degelijk elk papier dat op die periode betrekking heeft doorgenomen. De opmerking van mij dat ik geen notulen enz heb geraadpleegd geldt alleen voor de pagina waarop deze staat: de ontstaansgeschiedenis van De Nieuwe Scène. Dat Geurts dat ook betrekt op de periode waarin hij zo’n kwalijke rol heeft gespeeld, de stukjes hier direct boven, is ofwel gemakzucht van zijn kant of een gevolg van onzorgvuldig lezen.

Ook rept hij in zijn stuk over het toenmalige bestuur. Hij weet heel goed dat de weggebonjourde Marcel ’t Sas het enige bestuurslid was en dat dus een machtsvacuüm was ontstaan. Geurts had zich juist op de medewerkersvergadering van 10 januari 2011 aangemeld om, met anderen, te onderzoeken of we een eigen bestuur konden vormen omdat de Raad van Toezicht de bestuursfunctie naar zich toe wilde trekken hoewel deze hier statutair niet toe bevoegd was.

Ook beweert Geurts dat DNS de facto failliet was. Misschien moet hij zelf eens in zijn papieren gaan zoeken naar de begroting voor 2012 waar ik in bovenstaand stuk melding van maak. Hier was dus geen sprake van. Wij wisten dat we met minder toe moesten en hadden ons daar op ingesteld voor de komende jaren. Het is best mogelijk dat ik in die tijd om meer geld gevraagd heb, omdat ik meende dat we wat meer tijd nodig hadden om ons bestaansrecht te bewijzen en een gezonde financiële basis op te bouwen, maar ik kan me dat niet herinneren. Niettemin, het was een ambitieus project en we hadden in vier jaar veel gerealiseerd: van enkele voorstellingen per week naar enkele voorstellingen per dag; van twintig vrijwilligers naar zeventig. Het had naar mijn idee gewoon wat meer tijd nodig.

Dan schrijft Geurts een curieuze zin; hij zegt dat “men mijn egocentrische gedrag moe was en dat ik niet voor rede vatbaar was”. Ervanuit gaande dat hij met “men” de Raad van Toezicht bedoelt, en als hij het in het vervolg over “het bestuur” heeft hij telkens de Raad van Toezicht bedoelt, vraag ik me toch af waar dat vandaan komt. Ik had nog nooit enig contact gehad met deze Raad van Toezicht. Sterker, het eerste gesprek dat ik met deze Raad van Toezicht had was het gesprek waarin aangekondigd werd dat ik ontslagen zou worden. En ik weet zeker dat de vorige voorzitter Jos Teeuwen niet zo over mij dacht. Dus ofwel Geurts kletst hier maar wat ofwel de RvT heeft mij toen ze hem overhaalden tegen mij te gaan muiten aldus geframed. Geurts was zelf pas kort medewerker van DNS, dus hij kon het ook niet uit eigen ervaring weten. Sterker nog, toen hij bezig was met te onderzoeken hoe we ons konden losmaken van de RvT en een eigen bestuur konden oprichten complimenteerde hij me dat ik de stand van zaken  tijdens die vergadering van 10 januari 2011 helemaal correct weergegeven had. Dat ik door de RvT aldus geframed was om Geurts voor zich te winnen en over te halen te gaan muiten en hun agenda te gaan uitvoeren past precies binnen het verhaal zoals ik dat in 2012 reconstrueerde (zie de stukken hierboven). Want dat hij er niet bij betrokken was, zoals hij zelf beweert in zijn facebookreactie, is niet waar. Dat heeft DNS tijdens de rechtszaak zelf toegegeven.

Vervolgens schrijft Geurts dat ik een gouden handdruk kreeg, “niet betaald uit de financiën van de Nieuwe Scene! Zoals gezegd, het filmtheater was feitelijk failliet.”

Deze zin maakt duidelijk dat de advocaat van DNS tijdens de zitting de rechter heeft voorgelogen. Want die advocaat beweerde stellig dat DNS de ontslagvergoeding uit eigen budget moest betalen, omdat de gemeente had gezegd hier niet voor op te gaan draaien. Dat werd als argument gebruikt om me niet het volgens de gangbare richtlijnen gebruikelijke bedrag te hoeven geven. Ook tijdens de hierop volgende onderhandelingen bleef dat argument gebruikt worden. Er werden zelfs telefoontjes naar het thuisfront gepleegd om te checken of de uitkomst van de onderhandelingsronde haalbaar was. Dat was dus poppenkast! Alle trucs werden uit de kast gehaald om mij alsnog een oor aan te naaien.

Ten slotte komt Geurts nog met de bewering dat ik meerdere vrijwilligers heb geschoffeerd, die hierdoor niets meer van het filmtheater willen weten. Ik kan uit volle overtuiging zeggen dat ik nooit vrijwilligers geschoffeerd heb. Integendeel, mij werd in teamvergaderingen (de beroepskrachten) vaak voor de voeten geworpen dat ik te soft was tegen de vrijwilligers, hen te zeer “pamperde” (de favoriete term van de afdeling horeca). Ik kan dit dus alleen maar zien als een uiterste en laffe poging van Geurts om mij in diskrediet te brengen en zijn aan alle kanten rammelende en op punten leugenachtige betoog nog een beetje vuurkracht te geven.

Ik heb hierover nu het laatste woord wel gezegd. Ik ga weer verder met fictie schrijven.